‘Hoe dat zo?’ Dirk dronk zijn bier op en veegde met de rug van zijn hand zijn mond af. Servetten schenen niet op de Kavalaanse tafel thuis te horen.
‘De zwarte banshees zijn nooit de enige roofdieren op Worlorn geweest,’ zei Vikary. ‘Er zitten dodelijke bijters en sluipers uit veertien werelden in de bossen. De menselijke zijn het gevaarlijkst. Worlorn is tegenwoordig een gemakkelijke, lege wereld en zijn schaduwen en woestenijen zijn vol vreemde zaken.’
‘Je kunt het beste gewapend gaan,’ zei Janacek. ‘Of beter nog, Jaan en ik zouden met je mee kunnen gaan, met het oog op je veiligheid. ’
Maar Vikary schudde zijn hoofd. ‘Nee, Garse. Ze moeten samen gaan, en praten. Het is beter zo, begrijp je? Dat is mijn wens.’ Toen pakte hij de vuile borden en liep ermee naar de keuken. Maar bij de deur stond hij stil en keek Dirk over zijn schouder nog even aan.
En Dirk herinnerde zich Jaans woorden, buiten op het dak, enkele uren geleden. Ik besta, had Jaan gezegd. Denk daar aan.
‘Hoe lang is het geleden dat je op een luchtschuiver hebt gezeten?’ vroeg Gwen hem korte tijd later toen ze elkaar op het dak ontmoetten. Ze had een nauwsluitend kledingstuk aangetrokken van donkere kameleonstof, een soort overal met een riem die haar van top tot teen in een somber, grauwachtig rood hulde. De band die haar haren op hun plaats hield, was van dezelfde stof.
‘Niet meer sinds ik een kind was,’ antwoordde Dirk. Hij was precies zo gekleed als zij; ze had hem het pak gegeven, want ze mochten niet opvallen in de wildernis. ‘Sinds Avalon niet meer. Maar ik wil het graag proberen. Ik kon het tamelijk goed.’
‘Ga je gang dan maar,’ zei Gwen. ‘We kunnen niet erg ver weg gaan en ook niet erg snel, maar dat mag niet hinderen.’
Ze opende de bergruimte van de grijze, mantavormige luchtwagen en haalde er twee zilverkleurige pakjes en twee paar laarzen uit.
Dirk ging weer op een vleugel van de luchtwagen zitten en trok de nieuwe laarzen aan. Gwen vouwde de schuivers uit, twee kleine platforms van soepel, papierdun metaal, amper groot genoeg om op te staan. Terwijl ze ze op de grond uitspreidde, kon Dirk de lijnen van het zwaartekrachtrooster zien, ingebouwd aan de onderkant. Hij stapte op een van de schuivers, waarbij hij zijn voeten voorzichtig neerzette, en bemerkte dat de metalen zolen stevig op hun plaats klikten toen het platform hard werd. Gwen gaf hem het stuurinstrument aan en hij bevestigde het zo om zijn pols dat het uitklapte in zijn handpalm.
‘Arkin en ik gebruiken de schuivers om ons in de bossen te verplaatsen,’ legde Gwen uit terwijl ze knielde om haar eigen laarzen aan te trekken. ‘Een luchtwagen gaat natuurlijk tien keer zo vlug, maar het is niet altijd gemakkelijk om een open plek te vinden die groot genoeg is om te landen. De schuivers zijn handig voor het kleine werk zolang we maar niet te veel uitrusting meenemen of ergens te veel haast mee moeten maken. Volgens Garse zijn het speeltjes, maar...’ Ze stond op, stapte op haar eigen platform en glimlachte. ‘Klaar?’
‘Jawel,’ zei Dirk en zijn vinger raakte de zilveren siliciumchip in de palm van zijn rechterhand aan. Net iets te hard. De schuiver schoot omhoog en klapte om. Zijn voeten werden meegesleurd, terwijl de rest van hem achterbleef, zodat hij ondersteboven in de lucht kwam te hangen. Het scheelde geen haar of hij was met zijn hoofd tegen het dak geslagen. Schaterlachend steeg hij verder op, bungelend onderaan zijn platform.
Gwen kwam hem achterna, staande op haar platform; in de schemerwind steeg ze op met een bedrevenheid die een lange ervaring verried, als een djinn uit de buitenwerelden die zweefde op de restanten van een zilveren tapijt. Tegen de tijd dat ze Dirk bereikte, had hij lang genoeg gespeeld met de bediening van de lucht-schuiver om weer recht overeind te komen, maar toch zwaaide hij nog heen en weer en deed verwoede pogingen in balans te blijven. In tegenstelling tot ruimtewagens hadden luchtschuivers geen gyroscoop.
‘Hallo,’ riep hij toen ze dichterbij kwam. Lachend haalde Gwen hem in en sloeg hem stevig op zijn rug. Meer had hij niet nodig om opnieuw een buiteling te maken, en hij begon in woeste cirkels door de hemel boven Larteyn rond te schieten.
Gwen kwam achter hem aan en schreeuwde iets. Dirk knipperde met zijn ogen en zag dat hij bijna tegen een hoge, ebbenhouten toren was opgebotst. Hij speelde met zijn schakelaar en schoot recht omhoog, nog steeds worstelend om rechtop te blijven.
Hij was hoog boven de stad en stond rechtop toen ze hem weer inhaalde. ‘Ga weg,’ waarschuwde hij met een grijns, terwijl hij zich dom, onhandig en speels voelde. ‘Als je me weer omgooit, ga ik de vliegende tank halen en dan laser ik je de lucht uit, mens!’ Hij helde weer naar een kant over, herstelde zich, maar schoot iets te ver door en zwiepte toen gillend de andere kant op.
‘Je bent dronken,’ schreeuwde Gwen hem toe door de gierende wind. ‘Te veel bier gedronken bij het ontbijt.’ Ze was nu boven hem, haar armen over elkaar gevouwen, en sloeg met spottende afkeuring zijn capriolen gade.
‘Deze dingen lijken mij veel stabieler als je ondersteboven hangt,’ zei Dirk. Hij had ten slotte een schijn van evenwicht gevonden, hoewel de manier waarop hij zijn armen uitgespreid hield duidelijk maakte dat het nog maar twijfelachtig was of hij dat kon handhaven.
Gwen liet zich tot op zijn hoogte zakken en kwam naast hem vliegen, zelfverzekerd en rustig. Haar zwarte haren wapperend als een wilde zwarte banier achter haar aan. ‘Hoe gaat het nu?’ schreeuwde ze toen ze naast elkaar vlogen.
‘Ik geloof dat ik het nu gevonden heb!’ verkondigde Dirk. Hij hield zich nog steeds in evenwicht.
‘Mooi zo. Kijk eens naar beneden!’
Hij keek naar beneden langs de beperkte veiligheid van het platform onder zijn voeten. Larteyn, met zijn donkere torens en zijn straten van dovende gloeisteen, lag niet langer onder hem. In plaats daarvan was er een eindeloze, lege schemerlucht tot aan de Meent, heel diep beneden. Daar zag hij iets van een rivier, een kronkelend lint van donker water in het flauw verlichte groen van de bossen. Toen begon hij duizelig te worden, zijn handen verkrampten en weer draaide hij ondersteboven.
Deze keer dook Gwen onder hem door. Weer kruiste ze haar armen en grijnsde naar hem. ‘Je bent echt een suffe kluns, t’Larien,’ zei ze tegen hem. ‘Waarom vlieg je niet gewoon rechtop?’
Hij mopperde wat, tenminste dat probeerde hij, want de wind sneed zijn adem af en hij kon alleen maar gezichten trekken. Toen wist hij weer overeind te komen. Zijn benen begonnen pijn te doen van al die toeren. ‘Daar!’ schreeuwde hij en keek uitdagend naar beneden om te laten zien dat de hoogte hem niet nog eens van de wijs zou brengen.
Gwen was weer naast hem. Ze bekeek hem van top tot teen en schudde haar hoofd. ‘Je maakt de kinderen van Avalon en alle luchtschuivers die er maar bestaan, te schande,’ zei ze. ‘Maar waarschijnlijk overleef je het wel. Nou. wil je de wildernis nog zien?’
‘Wijs me de weg, Jenny!’
‘Dan moet je keren. We gaan precies de verkeerde kant uit. We moeten over de bergen.’ Ze stak haar vrije hand uit en pakte de zijne en samen maakten ze een wijde spiraal omhoog en terug, richting Larteyn en de bergrug. De stad zag er op een afstand grauw en vaal uit, zijn trotse gloeisteen zwart, gedimd door de zon. De bergen waren van een onheilspellende duisternis.
Ze vlogen er samen op af en stegen steeds verder op, totdat ze zich een heel eind boven het Vuurfort bevonden, hoog genoeg om over de pieken heen te komen. Dat was maximale hoogte voor een luchtschuiver; een luchtwagen kwam daar natuurlijk ver bovenuit. Maar Dirk vond dit hoog genoeg. De overals van kameleonstof die ze droegen, waren helemaal grijs en wit geworden en hij was dankbaar voor de warmte die ze gaven. De wind was koud en de twijfelachtige dag van Worlorn niet veel warmer dan de nachten.