Maar al snel vrolijkte de kender weer op. Geen van beiden wisten ze dat de Catastrofe zich niet zou voltrekken. Geen wonder dat Crysania zo somber en uit haar doen was.
‘Ze zal zich waarschijnlijk een stuk beter voelen zodra ze hoort dat de wereld toch niet zal worden vernietigd,’ zei Tas bij zichzelf.
Op dat moment hoorde de kender in de verte zingende stemmen. De processie! Hij was begonnen. Bijna slaakte Tas een kreet van opwinding. Bang dat iemand hem zou horen sloeg hij snel zijn handen voor zijn mond. Toen tuurde hij nog één keer tussen de gordijnen door naar Crysania. Ze zat er verloren bij en kromp ineen bij het horen van de muziek. Die was nog zo ver weg dat het geluid werd vervormd, waardoor het gezang schril, schel en lelijk klonk. Haar gezicht was zo asgrauw dat Tas er even van schrok, maar toen zag hij dat ze haar lippen stevig op elkaar klemde en dat haar ogen donker werden. Niets ziend staarde ze naar haar gevouwen handen.
Nog even en je voelt je weer een stuk beter, zei Tas in gedachten tegen haar, waarna hij zich terugtrok achter het gordijn om het wonderbaarlijke magische instrument uit zijn buidel te halen. Met het instrument in zijn hand ging hij zitten en wachtte af.
De processie duurde een eeuwigheid; tenminste, in de beleving van de kender. Hij gaapte. Belangrijke missies waren wel erg saai, besloot hij geërgerd, en hij hoopte maar dat het achteraf zou worden gewaardeerd wat hij allemaal had moeten doorstaan. Hij wilde niets liever dan een beetje met het magische instrument spelen, maar Raistlin had heel duidelijk gezegd dat hij eraf moest blijven tot het zover was en dan de instructies minutieus moest opvolgen. Er lag zo’n dwingende blik in Raistlins ogen en zijn stem klonk zo kil dat hij zelfs tot de zorgeloze kender was doorgedrongen. Tas bleef zitten met het magische voorwerp in zijn handen en durfde zich nauwelijks te verroeren.
Hij wilde het in zijn wanhoop al bijna opgeven (temeer omdat hij zo langzamerhand geen gevoel meer had in zijn linkervoet) toen hij vlak voor de deur van het vertrek een koor van prachtige stemmen hoorde. Een fel licht scheen door de gordijnen. De kender vocht tegen zijn nieuwsgierigheid, maar kon de verleiding niet weerstaan om heel even te kijken. Hij had de Priesterkoning immers nog nooit gezien. Hij hield zichzelf voor dat hij moest kunnen zien wat er gebeurde en gluurde tussen de gordijnen door.
Het licht verblindde hem bijna.
‘Bij Reorx!’ mompelde de kender. Snel sloeg hij zijn handen voor zijn ogen. Hij moest denken aan die keer dat hij als kind naar de zon had gekeken om te kunnen zien of het inderdaad een reusachtig gouden muntstuk was, en zo ja, hoe hij hem dan uit de lucht kon plukken. Vervolgens had hij drie dagen in bed gelegen met koele, natte doeken op zijn ogen.
‘Ik vraag me af hoe hij dat doet,’ zei Tas toen hij weer tussen zijn vingers door durfde te kijken. Hij staarde naar het hart van het licht, zoals hij ook naar de zon had gestaard. En hij zag de waarheid. De zon was geen gouden muntstuk. De Priesterkoning was maar een man.
De kender ervoer niet de verschrikkelijke schok die Crysania had gevoeld toen ze door de illusie heen had gekeken en de man erachter had gezien. Misschien kwam dat doordat Tas geen beeld had van hoe de Priesterkoning eruit hoorde te zien. Kenders hebben werkelijk voor niets of niemand ontzag (hoewel Tas moest toegeven dat hij zich een beetje naar voelde in de aanwezigheid van heer Sothis, de doodsridder). Hij was daarom maar een beetje verrast te zien dat de heiligste der heiligen, de Priesterkoning, gewoon een mens was van middelbare leeftijd, kalend, met lichtblauwe ogen en de angstige blik van een hert dat verstrikt is geraakt in het kreupelhout. Tas was verbaasd, en teleurgesteld.
Al die moeite voor niks, dacht de kender geïrriteerd. Er komt helemaal geen Catastrofe. Ik geloof niet eens dat die man me zo boos zou kunnen krijgen dat ik hem een taart naar het hoofd zou smijten, laat staan een vuurberg.
Maar aangezien Tas toch niets beters te doen had (en bovendien stond te popelen om het magische instrument te gebruiken), besloot hij toch maar te blijven kijken en luisteren. Misschien gebeurde er toch nog iets. Eigenlijk wilde hij graag zien wat Crysania hiervan vond, maar de stralenkrans die de Priesterkoning omhulde was zo fel dat hij de rest van het vertrek niet kon zien.
De Priesterkoning liep naar het altaar, langzaam, terwijl hij schichtig van links naar rechts keek. Tas vroeg zich af of de Priesterkoning Crysania zou zien zitten, maar kennelijk was hij verblind door zijn eigen licht, want hij keek dwars door haar heen. Bij het altaar knielde hij niet neer om te bidden, zoals Crysania had gedaan. Tas had de indruk dat hij op het punt stond te knielen, maar toen schudde hij boos het hoofd en bleef staan.
Vanaf de plek waar hij zich bevond, achter en iets links van het altaar, kon Tas het gezicht van de man duidelijk zien. Nu omklemde hij opgewonden met beide handen het magische instrument, want de doodsbange blik in de waterige ogen had plaatsgemaakt voor een masker van arrogantie.
‘Paladijn,’ schalde de Priesterkoning, en Tas vond dat het klonk alsof hij het tegen een onderdaan had. ‘Paladijn, u ziet het kwaad dat me omringt. U bent getuige geweest van de rampen die Krynn de afgelopen dagen hebben geteisterd. U weet dat dit kwaad tegen mij persoonlijk is gericht, omdat ik de enige ben die het bestrijdt. U beseft toch zo langzamerhand wel dat die doctrine van het evenwicht niet werkt?’
De stem van de Priesterkoning verloor zijn schallende klank en werd zacht als een fluit. ‘Ik begrijp het wel, natuurlijk. In vroeger tijden, toen u nog zwak was, moest u zich wel aan die doctrine houden. Maar nu hebt u mij, uw rechterhand, uw ware vertegenwoordiger op Krynn. Met uw macht en de mijne samen kan ik het kwaad uit deze wereld verdrijven! De ogerrassen vernietigen! De eigenzinnige mensen in het gareel krijgen! Ver weg nieuwe gebieden aanwijzen voor de dwergen, de kenders en de gnomen, die u niet hebt geschapen...’
Wat een belediging, dacht Tas hevig verontwaardigd. Als hij zo doorgaat, sta ik gewoon toe dat ze een vuurberg op zijn hoofd laten vallen!
‘En ik zal glorieus heersen.’ De stem van de Priesterkoning bereikte een crescendo. ‘En een tijd scheppen waarbij zelfs de legendarische Dromentijd zal verbleken!’ De Priesterkoning spreidde zijn armen. ‘Dit en meer hebt u Huma geschonken, Paladijn, en hij was slechts een afvallige ridder van lage afkomst. Ik eis dat u ook mij de kracht schenkt om de schaduw van het kwaad te verdrijven die dit land verduistert!’
De Priesterkoning zweeg en wachtte af, met zijn armen nog altijd gespreid.
Ook Tas wachtte met ingehouden adem af, het magische instrument nog steeds stevig in zijn handen.
En toen voelde de kender het. Het antwoord. Een gevoel van ontzetting bekroop hem, een angst zoals hij nog nooit had gekend, zelfs niet in de aanwezigheid van heer Sothis of in het Shoikanbos. Bevend liet de kender zich op zijn knieën zakken en boog het hoofd, jammerend en trillend, terwijl hij een ongeziene macht smeekte om genade, om vergiffenis. Aan de andere kant van het gordijn hoorde hij nog iemand onsamenhangend mompelen, en hij wist dat Crysania daar was en dat ook zij de verschrikkelijke, brandende woede voelde die als de donder van de afgelopen dagen over hem heen rolde.
Maar de Priesterkoning zei geen woord. Hij bleef gewoon verwachtingsvol staan staren naar de hemel die hij niet kon zien door de dikke muren en hoge plafonds van zijn tempel heen, de hemel die hij niet kon zien vanwege zijn eigen licht.
Hoofdstuk 17
Nu Caramon eindelijk had besloten wat hij moest doen, viel hij uitgeput in slaap, en enkele uren lang verkeerde hij in zalige vergetelheid. Hij schrok wakker toen Raag zich over hem heen boog en zijn ketenen doormidden brak.
‘En deze dan?’ vroeg Caramon, terwijl hij zijn gebonden polsen omhooghield.
Raag schudde zijn hoofd. Hoewel Arack dacht dat zelfs Caramon niet zo dwaas zou zijn om te proberen de oger ongewapend te overmeesteren, had de dwerg de vorige avond zoveel krankzinnigheid in de ogen van de man gezien dat hij liever geen risico wilde nemen.