Nu keek Kiiri hem wel aan, met grote ogen van ongeloof. Alle toeschouwers waren opgestaan om de minotaurus toe te juichen, die zwaaiend met zijn drietand een rondje door de arena liep.
‘Je bent gek!’ fluisterde ze zo hard als ze durfde. Ze wierp een veelzeggende blik op Raag. Zoals altijd blokkeerde de oger met zijn reusachtige gele lijfde enige uitgang.
Onverstoorbaar volgde Caramon haar blik. Hij vertrok geen spier.
‘Onze wapens zijn echt, mijn vriend,’ zei Pheragas bars. ‘Die van jou niet.’
Caramon knikte, maar gaf geen antwoord.
‘Doe het nou niet!’ Kiiri kwam iets dichterbij staan. ‘We helpen je vandaag in de arena, gewoon doen alsof. Ik... Eigenlijk hebben we de man in het zwarte gewaad geen moment geloofd. Maar je moet toegeven dat het een vreemde indruk wekte dat je ons probeerde over te halen de stad te verlaten. We dachten dat je de prijs voor jezelf wilde hebben, zoals hij beweerde. Luister, doe gewoon vrijwel meteen alsof je gewond bent. Dan word je afgevoerd. Vanavond helpen we je te ontsnappen…’
‘Er komt geen vanavond,’ antwoordde Caramon zachtjes. ‘Niet voor mij, niet voor jullie. Ik heb niet veel tijd. Ik kan het niet uitleggen. Het enige wat ik van jullie vraag, is dat jullie me niet tegenhouden.’
Pheragas wilde iets zeggen, maar de woorden stierven op zijn lippen toen de grond opnieuw beefde van een aardschok, een hevigere deze keer. Nu merkte iedereen het. De arena zwaaide op zijn palen heen en weer, de bruggen over de doodskuilen kraakten, de grond rees en daalde en de Rode Minotaurus viel bijna. Kiiri klampte zich vast aan Caramon. Pheragas zette zich schrap als een zeeman aan boord van een rollend schip. De toeschouwers werden plotseling stil toen de tribunes heen en weer wiegden. Iemand gilde toen het hout begon te kraken. Sommigen stonden op. Maar de aardschok hield even abrupt op als hij was begonnen.
Het was stil, te stil. Caramon voelde dat de haartjes in zijn nek overeind gingen staan, en zijn huid prikte. Geen vogelgezang, geen hondengeblaf. Zelfs het publiek zweeg, angstig afwachtend. Ik moet hier weg, besloot Caramon. Zijn vrienden deden er niet meer toe, niets deed er nog toe. Hij had maar één duidelijk doel voor ogen: Raistlin tegenhouden.
En hij moest nu iets doen, voordat er weer een aardschok kwam of de mensen waren bijgekomen van de vorige. Hij keek snel om zich heen en zag dat Raag naast de uitgang stond en dat zijn gele, vlekkerige gezicht vertrokken was van verwondering terwijl hij met zijn trage brein probeerde te bedenken wat er aan de hand was. Arack stond opeens naast hem en keek om zich heen, waarschijnlijk hopend dat hij niet gedwongen zou zijn de toeschouwers hun toegangsgeld terug te betalen. Het publiek werd al rustiger, hoewel menigeen nog slecht op zijn gemak om zich heen blikte.
Caramon ademde diep in, sloeg zijn armen om Kiiri heen en smeet de geschrokken vrouw met al zijn kracht tegen Pheragas aan, zodat ze allebei op de grond tuimelden.
Nog voordat ze de grond raakten, had Caramon zich al omgedraaid en stoof hij op Raag af. Met zijn volle gewicht en alle kracht die zijn maandenlange training hem had opgeleverd dreef hij zijn schouder in de buik van de oger. Het was een klap die een mens fataal zou zijn geworden, maar bij de oger werd hooguit de lucht even uit zijn longen gedreven. Caramon had nog zoveel snelheid dat ze allebei met hun rug tegen de muur klapten.
Wanhopig, terwijl Raas naar adem hapte, probeerde Caramon diens knuppel te pakken te krijgen. Op het moment dat hij hem uit Raags hand rukte, herstelde de oger zich. Brullend van woede gaf hij Caramon met beide handen zo’n harde klap tegen de onderkant van zijn kin dat hij pardoes terug de arena in vloog.
Caramon kwam met een klap neer, en even zag hij niets, behalve de hemel en de arena die om hem heen tolden. Verdwaasd door de klap liet hij zich leiden door zijn krijgerinstinct. Op het moment dat hij links van zich iets zag bewegen, rolde hij zich om, en een fractie later kwam de drietand van de minotaurus neer op de plek waar zijn zwaardarm tot voor kort had gelegen. Hij hoorde de minotaurus grauwen en grommen van beestachtige razernij.
Moeizaam krabbelde Caramon overeind, schuddend met zijn hoofd om de mist te verjagen, maar hij wist dat hij een tweede aanval van de minotaurus met geen mogelijkheid zou kunnen pareren. Toen schoof er ineens een zwart lichaam tussen hem en de Rode Minotaurus in. Staal blikkerde toen Pheragas met zijn zwaard de drietand afweerde die Caramons dood zou hebben betekend. Wankelend deinsde Caramon achteruit om even op adem te komen, en hij voelde dat Kiiri hem met haar koele handen ondersteunde.
‘Gaat het wel?’ mompelde ze.
‘Wapen,’ wist Caramon uit te brengen. Zijn hoofd tolde nog door de klap van de oger.
‘Hier, neem het mijne,’ zei Kiiri. Ze duwde hem haar eigen zwaard in handen. ‘Kom maar even rustig bij. Ik reken wel af met Raag.’
De oger, wild van woede en de opwinding van het gevecht, stoof met wijd open, kwijlende muil op hen af.
‘Nee! Dat heb je zelf...’ wierp Caramon tegen, maar Kiiri grijnsde naar hem.
‘Let op,’ zei ze luchtig, waarna ze enkele woorden sprak in een vreemde taal die Caramon deed denken aan de taal van de magie. Kiiri had echter een licht, bijna elfs accent.
Opeens was ze verdwenen. In haar plaats verscheen een reusachtige berin. Caramon slaakte een kreet, even niet in staat te bevatten wat er was gebeurd. Toen herinnerde hij zich dat Kiiri een sirene was en het vermogen had van gedaante te veranderen.
Staand op haar achterpoten torende de berin hoog boven de enorme oger uit. Met grote ogen van schrik bleef Raag staan. Kiiri brulde woest naar hem, en haar scherpe tanden blikkerden. Haar klauwen blonken in het zonlicht toen ze met haar reusachtige voorpoot uithaalde naar Raags vlekkerige gezicht.
De oger brulde het uit van de pijn. Geel bloed gutste uit de diepe wonden en één oog was veranderd in een geleiachtige massa. De beer sprong boven op de oger. Caramon keek vol ontzag toe, maar het enige wat hij zag was gele huid, bloed en bruine vacht.
Aanvankelijk schreeuwden de toeschouwers het uit van pret, maar toen drong het opeens tot hen door dat dit geen nepgevecht was. Het was maar al te echt. Er zouden doden vallen. Even heerste er een geschrokken stilte, maar toen werd er hier en daar gejuicht. Algauw waren het applaus en het wilde geschreeuw oorverdovend.
Caramon was de mensen op de tribunes echter snel vergeten. Hij zag zijn kans. Alleen de dwerg blokkeerde nu de uitgang nog, en hoewel Aracks gezicht vertrokken was van woede, was er ook angst op af te lezen. Het zou voor Caramon een makkie zijn om hem te passeren...
Op dat moment hoorde hij de minotaurus brommen van blijdschap. Hij draaide zich om en zag dat Pheragas hijgend van pijn voorover klapte na een stoot met de voet van de drietand tegen zijn middenrif. De minotaurus draaide zijn wapen om en hief het hoog in de lucht voor de doodssteek, maar Caramon schreeuwde zo hard als hij kon. De minotaurus was afgeleid.
Met een grijns op zijn met rood bont bedekte gelaat draaide de Rode Minotaurus zich om naar deze nieuwe uitdaging. Toen hij zag dat Caramon alleen een zwaard had, werd die grijns nog breder. De minotaurus dook op de grote krijger af, met de bedoeling er snel een eind aan te maken. Maar Caramon stapte behendig uit de weg, hief zijn voet en schopte de knieschijf van de minotaurus aan diggelen. Het was een pijnlijke, zware verwonding, en de minotaurus viel struikelend op de grond.
In de wetenschap dat zijn tegenstander in elk geval een poosje was uitgeschakeld, rende Caramon op Pheragas af. De zwarte man bleef ineengedoken staan, met zijn handen tegen zijn buik gedrukt.
‘Kom op,’ bromde Caramon, terwijl hij zijn arm om zijn vriend heen sloeg. ‘Je hebt wel vaker zo’n klap gekregen, en dan stond je op en werkte je even later een vijfgangen diner weg. Wat is er nou?’
Maar er kwam geen antwoord. Caramon voelde dat de man hevig rilde en zag dat zijn glanzende zwarte huid nat was van het zweet. Toen pas zag hij de drie bloedende wonden die de drietand in Pheragas’ arm had achtergelaten.