Выбрать главу

‘Mijn vriend,’ zei Waterwind zachtjes terwijl hij al wegliep, ‘ik moet nodig even naar buiten. Ik kom zo wel terug om je te helpen met...’ Hij knikte naar de snurkende Caramon.

Opgelucht ging Tanis weer zitten. De Vlakteman vertrok. Crysania ging naast Tanis aan de tafel zitten en staarde verbijsterd naar Caramon. De halfelf babbelde tegen Tika over koetjes en kalfjes, tot ze rechtop ging zitten en zelfs even kon glimlachen. Tegen de tijd dat Dezra terugkwam met hun bestelling, leek Tika zich weer een beetje op haar gemak te voelen, hoewel haar gezicht nog steeds gespannen en afgetobd stond. Crysania, zo merkte Tanis op, raakte haar wijn nauwelijks aan. Ze zat gewoon op het bankje en wierp af en toe een blik op Caramon, weer met dat donkere lijntje tussen haar wenkbrauwen. Tanis wist dat hij haar eigenlijk zou moeten uitleggen wat er gaande was, maar dan moest iemand het eerst aan hem uitleggen.

‘Wanneer is dit...’ begon hij aarzelend.

‘Begonnen?’ Tika zuchtte. ‘Ongeveer een half jaar na onze terugkeer.’ Haar blik ging naar Caramon. ‘Hij was zo gelukkig... aanvankelijk. Er was niets van het dorp over, Tanis. De winter was een verschrikking geweest voor de overlevenden. De meesten dreigden te sterven van de honger, want de draconen en de kobolden hadden alles meegenomen. Degenen wier huis was vernietigd hadden beschutting gezocht waar dat maar kon: in grotten, onder een afdakje tegen een muur. Tegen de tijd dat we terugkwamen, waren de draconen vertrokken en hadden de mensen een begin gemaakt met de wederopbouw. Ze verwelkomden Caramon als een held; de barden waren al langs geweest en hadden liederen gezongen over de overwinning op de Koningin.’

Tika’s ogen glansden, zowel van de tranen als van trots.

‘Hij was dolgelukkig, Tanis, een tijdlang. Iedereen had hem nodig. Hij werkte dag en nacht: hakte in de heuvels bomen om, vervoerde het hout naar het dorp, bouwde huizen. Hij nam zelfs de smidse over, aangezien Theros er niet meer was. Niet dat hij er erg goed in was.’ Tika glimlachte weemoedig. ‘Maar hij was gelukkig, en niemand stoorde zich eraan. Hij maakte spijkers en hoefijzers en wagenwielen. Die eerste maanden waren heerlijk, echt heerlijk. We trouwden, en Caramon leek niet meer te denken aan... aan...’

Tika slikte. Tanis gaf haar een klopje op haar hand, en nadat ze zwijgend een hapje had gegeten en een slokje had gedronken, kon ze verdergaan.

‘Maar afgelopen lente een jaar geleden werd alles anders. Er gebeurde iets met Caramon. Wat precies, dat weet ik niet. Maar het had iets te maken met...’ Ze maakte haar zin niet af, schudde haar hoofd. ‘Het dorp floreerde. Een smid die in Pax Tharkas gevangen had gezeten kwam hier wonen en nam de smidse over. O, er waren nog steeds mensen die een nieuw huis nodig hadden, maar er was geen haast meer bij. Ik nam de leiding over de herberg over.’ Tika haalde haar schouders op. ‘Kennelijk had Caramon gewoon te veel vrije tijd.’

‘Niemand had hem nog nodig,’ zei Tanis grimmig.

‘Zelfs ik niet...’ zei Tika. Ze slikte moeizaam en veegde haar ogen droog. ‘Misschien is het wel mijn schuld…’

‘Nee,’ zei Tanis, die met zijn gedachten – en herinneringen – ver weg was. ‘Het is niet jouw schuld, Tika. Ik denk dat we wel weten wiens schuld het is.’

‘Hoe dan ook...’ Tika haalde diep adem. ‘Ik deed mijn best om hem te helpen, maar ik had het hier razend druk. Ik stelde allerlei dingen voor die hij zou kunnen doen, en hij heeft het geprobeerd, echt waar. Hij hielp de plaatselijke vrederechter met het opsporen van op de vlucht geslagen draconen. Een tijdje heeft hij als lijfwacht gewerkt en zichzelf verhuurd aan mensen die naar Haven reisden. Maar niemand huurde hem ooit voor de tweede keer in.’ Ze liet haar stem dalen. ‘En op een dag, afgelopen winter, keerde het gezelschap dat hij had moeten beschermen terug, en ze sleepten hem op een slee met zich mee. Hij was ladderzat. Zij hadden hem juist beschermd. Sindsdien doet hij niets dan slapen, eten of rondhangen met ex-huurlingen in de Trog, die smerige tent aan de andere kant van het dorp.’

Wensend dat Laurana er was om advies te geven, opperde Tanis zachtjes: ‘Misschien een, eh.... kindje?’

‘Ik ben een keer in verwachting geweest, afgelopen zomer,’ zei Tika met doffe stem. Ze ondersteunde haar hoofd met haar hand. ‘Maar niet lang. Ik kreeg een miskraam. Caramon heeft het nooit geweten. Sindsdien...’ Ze staarde naar de houten tafel. ‘Tja, we slapen niet meer in dezelfde kamer.’

Blozend van gêne kon Tanis niets anders doen dan haar een klopje op haar hand geven en haastig van onderwerp veranderen. ‘Je zei daarnet: “Het had iets te maken met...” Waarmee dan?’

Tika huiverde en nam nog een slok wijn. ‘De eerste geruchten staken toen de kop op, Tanis,’ zei ze zachtjes, bijna fluisterend. ‘Duistere geruchten. Je kunt wel raden over wie.’

Tanis knikte.

‘Caramon heeft hem geschreven, Tanis. Ik heb de brief gelezen. Die was... hartverscheurend. Geen woord van verwijt. Alleen maar liefdevol. Hij smeekte zijn broer terug te komen en bij ons te komen wonen. Hij smeekte hem de duisternis de rug toe te keren.’

‘En wat gebeurde er toen?’ vroeg Tanis, hoewel hij al vermoedde wat het antwoord zou zijn.

‘Hij kwam terug,’ fluisterde Tika. ‘Ongeopend. Het zegel was niet eens verbroken. En op de buitenkant was geschreven: “Ik heb geen broer. Ik ken niemand die Caramon heet.” Was getekend: Raistlin.’

‘Raistlin!’ Crysania keek Tika aan alsof ze haar voor het eerst zag. Haar grijze ogen waren groot van schrik terwijl ze van de roodharige jonge vrouw naar Tanis gingen, en vervolgens naar de reusachtige krijger op de grond, die tevreden boerde in zijn dronkenmanslaap. ‘Caramon... Is dit Caramon Majere? Is dit zijn broer? De tweelingbroer over wie je me vertelde? De man die me kon begeleiden...’

‘Het spijt me, eerwaarde dochter,’ zei Tanis blozend. ‘Ik had geen idee…’

‘Maar Raistlin is zo... intelligent, zo machtig. Ik dacht dat zijn tweelingbroer net zo zou zijn. Raistlin is gevoelig en heeft zichzelf en iedereen die hem dient volkomen in de hand. Hij is een perfectionist, maar dit...’ Crysania gebaarde. ‘Deze arme stakker verdient weliswaar ons medelijden en onze gebeden, maar hij is…’

‘Die “gevoelige en intelligente perfectionist” van u heeft eraan bijgedragen dat deze man de “arme stakker” is geworden die u nu voor u ziet, eerwaarde dochter,’ zei Tanis op bijtende toon. Hij hield zijn woede zorgvuldig onder controle.

‘Misschien was het wel andersom,’ zei Crysania met een kille blik op Tanis. ‘Misschien was het gebrek aan liefde waardoor Raistlin het licht de rug toekeerde en het duistere pad koos.’

Tika keek Crysania met een merkwaardige blik in haar ogen aan. ‘Gebrek aan liefde?’ herhaalde ze zachtjes.

Caramon kreunde in zijn slaap en begon te woelen op de vloer. Tika kwam snel overeind.

‘We kunnen hem maar beter naar huis brengen.’ Ze keek op en zag Waterwinds lange gestalte in de deuropening, waarna ze zich omdraaide naar Tanis. ‘Ik zie je morgenochtend toch nog wel? Kun je niet blijven... al is het maar voor één nachtje?’

Tanis keek haar in de smekende ogen en wilde liever zijn tong afbijten dan antwoord geven. Maar het kon niet anders. ‘Het spijt me, Tika,’ zei hij met haar beide handen in de zijne. ‘Ik zou wel willen, maar ik moet gaan. Het is nog een heel eind rijden van hier naar Qualinost, en ik mag niet te laat komen. Het lot van twee koninkrijken zou wel eens kunnen afhangen van mijn aanwezigheid.’

‘Ik begrijp het,’ zei Tika zachtjes. ‘En trouwens, dit is niet eens jouw probleem. Ik red me wel.’

Tanis kon zijn baard wel uitrukken van frustratie. Hij wilde niets liever dan blijven om te helpen, vooropgesteld dat hij iets kon doen. Op z’n minst zou hij met Caramon kunnen praten, een beroep kunnen doen op het beetje gezond verstand waarover hij beschikte. Maar Porthios zou het als een persoonlijke belediging opvatten als hij niet naar de begrafenis kwam, wat niet alleen gevolgen zou hebben voor zijn persoonlijke verstandhouding met Laurana’s broer, maar ook voor de onderhandelingen over het samenwerkingsverdrag tussen Qualinesti en Solamnië.