Выбрать главу

Toen ging Tanis’ blik naar Crysania en besefte hij dat hij nog een probleem had. Inwendig kreunde hij. Hij kon haar niet meenemen naar Qualinost. Porthios had weinig op met menselijke priesters.

‘Luister,’ zei Tanis, die opeens een idee kreeg. ‘Na de begrafenis kom ik terug.’ Tika’s ogen lichtten op. Hij draaide zich om naar vrouwe Crysania. ‘Ik laat u hier achter, eerwaarde dochter. In dit dorp, in de herberg, bent u voorlopig veilig. Daarna kan ik u terugbrengen naar Palanthas, aangezien uw reis op een mislukking is uitgedraaid…’

‘Mijn reis is niet op een mislukking uitgedraaid,’ zei Crysania resoluut. ‘Ik ga op de ingeslagen weg verder. Ik ga naar de Toren van de Hoge Magie in Wayreth om te rade te gaan bij Par-Salian van de Witte Mantel.’

Tanis schudde zijn hoofd. ‘Ik kan u er niet naartoe brengen,’ zei hij. ‘En Caramon is er duidelijk niet toe in staat. Daarom stel ik voor…’

‘Inderdaad,’ viel Crysania hem onverstoorbaar in de rede. ‘Caramon is duidelijk nergens toe in staat. Daarom zal ik wachten tot die vriend van je, de kender, hier aankomt met de persoon die hij moest ophalen, en dan reis ik zelf verder.’

‘Absoluut niet!’ riep Tanis. Waterwind trok zijn wenkbrauwen op om hem eraan te herinneren tegen wie hij het had. Met enige moeite beheerste de halfelf zich. ‘Vrouwe, u hebt geen idee wat voor gevaren u wachten! Afgezien van die duistere wezens die ons achtervolgden – en ik denk dat we allemaal wel weten wie ze heeft gestuurd – heb ik Caramons verhalen over het Wayrethwoud gehoord. Dat is nog duisterder! We gaan terug naar Palanthas, ik vraag een paar ridders...’

Voor het eerst zag Tanis een kleurtje op Crysania’s marmeren wangen verschijnen. Nadenkend fronste ze haar donkere wenkbrauwen. Toen klaarde haar gezicht op. Glimlachend keek ze op naar Tanis.

‘Er is geen gevaar,’ zei ze. ‘Ik ben in Paladijns handen. De duistere wezens mogen dan door Raistlin zijn gestuurd, maar ze zijn niet krachtig genoeg om mij te deren. Ze hebben me slechts gesterkt in mijn vastberadenheid.’ Ze zuchtte toen ze zag dat Tanis’ gezicht nog grimmiger werd. ‘Ik beloof je één ding. Ik zal erover nadenken. Misschien heb je gelijk. Misschien is de reis te gevaarlijk...’

‘En tijdverspilling bovendien,’ mompelde Tanis, door verdriet en uitputting ertoe gedreven hardop te verwoorden wat hij vanaf het begin van het krankzinnige plan van deze vrouw had gevonden. ‘Als Par-Salian in staat was Raistlin te vernietigen, zou hij dat hebben gedaan lang voordat…’

‘Vernietigen!’ Crysania keek Tanis geschokt aan; haar grijze ogen stonden kil. ‘Ik ben niet uit op zijn vernietiging.’

Tanis staarde haar verbijsterd aan.

‘Ik ben eropuit hem terug te halen,’ ging Crysania verder. ‘Ik wil nu graag naar mijn kamer, als iemand zo vriendelijk wil zijn me te begeleiden.’

Dezra deed haastig een stap naar voren. Crysania wenste hun allemaal kalmpjes welterusten en liep achter Dezra aan de gelagkamer uit. Tanis staarde haar na, met zijn mond vol tanden. Hij hoorde Waterwind iets mompelen in het Que-shu. Toen kreunde Caramon weer. Waterwind stootte Tanis aan. Samen bogen ze zich over Caramon heen en sleurden hem – met grote moeite – overeind.

‘Bij de Afgrond, wat is hij zwaar,’ zei Tanis hijgend, wankelend onder het dode gewicht van de man en met Caramons slappe arm over zijn schouders. De rottingslucht van het dwergenwater deed hem kokhalzen.

‘Hoe kan hij dat bocht drinken?’ vroeg Tanis aan Waterwind terwijl ze de dronken man samen naar de deur sleurden, op de voet gevolgd door een bezorgde Tika.

‘Ik heb ooit een krijger ten prooi zien vallen aan die vloek,’ gromde Waterwind. ‘Hij sprong van een klif af en viel dood, achtervolgd door wezens die alleen in zijn verbeelding bestonden.’

‘Ik kan maar beter blijven...’ prevelde Tanis.

‘Je kunt de strijd van een ander niet uitvechten, mijn vriend,’ zei Waterwind op ferme toon. ‘Zeker als het een strijd betreft tussen een man en zijn eigen ziel.’

Het was al na middernacht tegen de tijd dat Tanis en Waterwind Caramon eindelijk veilig thuis hadden en hem zonder plichtplegingen in zijn bed lieten vallen. Tanis was nog nooit zo moe geweest. Zijn schouders schrijnden van het dode gewicht van de krijger. Hij was uitgeput en voelde zich leeg; zijn herinneringen aan het verleden, ooit aangenaam, waren nu als oude wonden, opengereten en bloederig. En hij moest nog uren rijden voor de ochtend aanbrak.

‘Ik wou dat ik kon blijven,’ zei hij nogmaals tegen Tika toen ze samen met Waterwind bij de voordeur stonden uit te kijken over het slapende, vredige dorp Soelaas. ‘Ik voel me verantwoordelijk…’

‘Nee, Tanis,’ zei Tika zachtjes. ‘Waterwind heeft gelijk. Deze strijd kun jij niet uitvechten. Je hebt nu je eigen leven. Bovendien kun je toch niets doen. Mogelijk maak je het alleen maar erger.’

‘Misschien.’ Tanis fronste. ‘Hoe dan ook ben ik over ongeveer een week terug. Dan zal ik met Caramon praten.’

‘Dat zou fijn zijn,’ verzuchtte Tika. Na een korte stilte veranderde ze van onderwerp. ‘Wat bedoelde Crysania trouwens toen ze zei dat er een kender hiernaartoe kwam? Had ze het over Tasselhof?’

‘Ja,’ zei Tanis, krabbend aan zijn baard. ‘Het heeft iets met Raistlin te maken, al weet ik niet zo goed wat. We zijn Tas in Palanthas tegengekomen. Hij vertelde een paar van zijn verhalen. Ik heb haar nog gewaarschuwd dat hooguit de helft van wat hij zegt waar is en dat zelfs die helft vaak baarlijke nonsens is, maar waarschijnlijk heeft hij haar ervan overtuigd hem iemand te laten ophalen van wie ze denkt dat die haar kan helpen Raistlin “terug te halen”.’

‘Die vrouw mag dan een heilige priesteres van Paladijn zijn,’ zei Waterwind streng, ‘en mogen de goden me vergeven als ik kwaadspreek over een van hun uitverkorenen, maar als je het mij vraagt, is ze gek.’ Met die woorden hing hij zijn boog over zijn schouder en maakte zich klaar voor vertrek.

Tanis schudde zijn hoofd. Hij sloeg zijn arm om Tika heen en gaf haar een zoen. ‘Ik ben bang dat Waterwind gelijk heeft,’ zei hij zachtjes tegen haar. ‘Hou een oogje op vrouwe Crysania zolang ze hier is. Als we terug zijn, zal ik Elistan erop aanspreken. Ik vraag me af in hoeverre hij op de hoogte was van haar wilde plannen. O, en als Tasselhof komt opdagen, hou hem dan hier, goed? Ik wil niet dat hij in Qualinost opduikt. Ik zal zo al problemen genoeg hebben met Porthios en de andere elfen.’

‘Natuurlijk, Tanis,’ zei Tika zachtjes. Even kroop ze tegen hem aan en liet zich troosten door zijn kracht en het medeleven dat in zijn aanraking en zijn stem doorschemerde.

Tanis aarzelde, hield haar vast, wilde haar eigenlijk niet loslaten. Hij keek even naar binnen in het kleine huisje en hoorde Caramon roepen in zijn slaap.

‘Tika...’ begon hij.

Maar ze maakte zich van hem los. ‘Ga nou maar, Tanis,’ zei ze op ferme toon. ‘Je hebt nog een hele reis voor de boeg.’

‘Tika, ik wou...’ Maar hij kon niets zeggen waar ze iets aan had, en dat wisten ze allebei.

Langzaam draaide hij zich om en sjokte achter Waterwind aan.

Glimlachend keek Tika hen na.

‘Je bent erg wijs, Tanis Halfelf. Maar deze keer heb je het bij het verkeerde eind,’ zei ze bij zichzelf terwijl ze alleen op de veranda van haar huis stond. ‘Vrouwe Crysania is niet gek. Ze is verliefd.’

Hoofdstuk 4

Een leger dwergen marcheerde door de slaapkamer, en hun met staal beslagen schoenen gingen van bonk, bonk, bonk. Iedere dwerg had een hamer in zijn hand, en terwijl ze langs het bed liepen, gaven ze Caramon allemaal een tik tegen zijn hoofd. Caramon kreunde en wapperde zwakjes met zijn handen.

‘Ga weg,’ mompelde hij. ‘Ga weg!’

Maar de enige reactie van de dwergen was dat ze het bed op hun schouders tilden en snel in het rond lieten tollen, zonder ook maar één tel op te houden met marcheren over de houten vloer: bonk, bonk, bonk.