Выбрать главу

Caramons maag keerde om. Na een paar wanhopige pogingen slaagde hij erin uit het rondtollende bed te springen en zich onhandig naar de po in de hoek te haasten. Nadat hij had overgegeven, voelde hij zich iets beter. Zijn hoofd werd helder. De dwergen verdwenen, hoewel hij vermoedde dat ze verstopt onder het bed zaten te wachten tot hij weer ging liggen.

Maar dat deed hij niet; hij opende een laatje in het piepkleine nachtkastje, waar hij een kleine flacon dwergenwater bewaarde. Weg! Caramon trok een boos gezicht. O, dus Tika speelde het oude spelletje weer. Met een zelfgenoegzame grijns wankelde Caramon naar de grote kledingkist aan de andere kant van de kamer. Hij tilde de deksel op en zocht tussen de tunieken, broeken en hemden waar hij met zijn dikke lijf niet meer in paste. Daar was hij, weggestopt in een oude schoen.

Teder haalde Caramon de flacon eruit, nam een slok van de brandende alcohol, boerde en zuchtte diep. Zo, het gehamer in zijn hoofd was weg. Hij keek om zich heen. Die dwergen bleven maar onder het bed zitten als ze dat zo graag wilden. Hem kon het niet schelen.

In de aangrenzende kamer klonk het gerinkel van servies. Tika! Haastig nam Caramon nog een slok, waarna hij de flacon afsloot en terug in de schoen stopte. Heel, heel zachtjes sloot hij de deksel, waarna hij opstond, een hand door zijn klittende haar haalde en op weg ging naar de woonkamer. In het voorbijgaan ving hij een glimp van zichzelf op in de spiegel.

‘Ander hemd aantrekken,’ mompelde hij met dubbele tong.

Het kostte grote moeite, maar na enige tijd wist hij het smerige hemd dat hij droeg uit te trekken en in de hoek te smijten. Misschien moest hij zich wassen. Ach, wat. Hij was toch geen mietje? Dus hij rook een beetje, maar het was een mannelijke geur. Er waren vrouwen genoeg die het aantrekkelijk vonden, die hem aantrekkelijk vonden. Die nooit klaagden of zeurden, heel anders dan Tika. Waarom kon ze hem niet accepteren zoals hij was? Terwijl hij moeizaam een schoon hemd aantrok dat hij aan het voeteneind van het bed had gevonden, zwolg Caramon in zelfmedelijden. Niemand begreep hem... Het leven was zo zwaar... Hij had het gewoon even moeilijk... maar dat veranderde wel... Wacht maar af... Op een dag, misschien morgen...

Wankel, maar zo nonchalant als hij kon, liep Caramon door de opgeruimde, schone woonkamer naar de eettafel, waar hij zich op een stoel liet vallen. De stoel kraakte onder zijn immense gewicht. Tika draaide zich om.

Toen hij haar blik zag, slaakte hij een zucht. Ze was boos. Alweer. Hij wilde naar haar grijnzen, maar het was een ziekelijke grijns en het hielp niet. Met een boze zwiep van haar rode krullen draaide ze zich om en liep de keuken in. Caramon kromp ineen toen hij het gerammel van zware ijzeren pannen hoorde. Dat geluid bracht de dwergen met hun hamers terug. Al snel kwam Tika terug met een enorme schaal sissend spek, gebakken maïscakejes en eieren. Ze zette de schaal met zo’n harde klap voor zijn neus dat de cakejes een heel eind de lucht in vlogen.

Opnieuw kromp Caramon ineen. Even vroeg hij zich af of hij wel zou kunnen eten – gezien het geborrel en gegist in zijn maag – maar toen hielp hij zijn maag er bars aan herinneren wie er de baas was. Hij had berenhonger, kon zich niet herinneren wanneer hij voor het laatst had gegeten. Tika liet zich met een plof naast hem op een stoel vallen. Toen hij opkeek, zag hij dat haar groene ogen vuur spuwden. Haar sproetjes staken fel af tegen haar huid, een onmiskenbaar teken van woede.

‘Goed dan,’ bromde Caramon terwijl hij een hap eten in zijn mond schoof. ‘Wat heb ik nou weer gedaan?’

‘Dat weet je dus niet meer.’ Het was een vaststelling.

Haastig zocht Caramon in de mistige delen van zijn geheugen. Er kwamen wat vage herinneringen terug. Hij moest gisteravond ergens naartoe. De hele dag was hij thuisgebleven om zich voor te bereiden. Hij had het Tika beloofd... maar hij had dorst gekregen. Zijn flacon was leeg. Dus was hij even naar de Trog gegaan voor een glaasje, en dan zou hij daarna naar... ja, waar eigenlijk... waarom...

‘Ik moest iets regelen,’ zei Caramon. Hij ontweek Tika’s blik.

‘Ja, dat hebben we allemaal kunnen zien,’ snauwde Tika verbitterd. ‘Wat je aan het regelen was, waardoor je aan Tanis’ voeten bewusteloos neerviel.’

‘Tanis!’ Caramon liet zijn vork vallen. ‘Tanis... gisteravond...’ Met een mismoedige kreun liet de grote man zijn bonzende hoofd in zijn handen zakken.

‘Je hebt jezelf behoorlijk voor gek gezet,’ ging Tika met verstikte stem verder. ‘Waar het hele dorp bij was, plus de helft van de elfen op Krynn. Om over onze oude vrienden maar te zwijgen.’ Inmiddels huilde ze stilletjes. ‘Onze beste vrienden...’

Caramon kreunde opnieuw. Nu huilde ook hij. ‘Waarom? Waarom?’ snotterde hij. ‘Uitgerekend Tanis...’ De stroom van zelfverwijt werd onderbroken door geklop op de voordeur.

‘Wat nu weer?’ mompelde Tika, terwijl ze opstond en haar tranen afveegde met de mouw van haar blouse. ‘Misschien is het toch Tanis.’ Caramon tilde zijn hoofd op. ‘Doe in elk geval je best om eruit te zien als de man die je ooit was,’ zei Tika zachtjes tegen hem terwijl ze zich naar de deur haastte.

Ze deed het nachtslot eraf en maakte hem open. ‘Otik?’ vroeg ze verbijsterd. ‘Wat doe... Voor wie is dat eten?’

De gezette, oude herbergier stond voor de deur met een dampend bord eten in zijn handen. Hij tuurde langs Tika heen naar binnen.

‘Is ze hier niet?’ vroeg hij geschrokken.

‘Wie?’ antwoordde Tika verward. ‘Er is hier niemand.’

‘O, hemeltje,’ zei Otik. Zijn gezicht betrok. Afwezig nam hij een hap van het eten op het bord. ‘Dan had de staljongen toch gelijk. Ze is weg. En ik had nog wel zo’n lekker ontbijt voor haar gemaakt.’

‘Wie is er weg?’ vroeg Tika geërgerd. Ze vroeg zich af of hij het soms over Dezra had.

‘Vrouwe Crysania. Ze is niet in haar kamer. Haar spullen zijn ook weg. En de staljongen zegt dat ze vanochtend naar hem toe kwam, hem opdroeg haar paard te zadelen en is weggegaan. Ik dacht...’

‘Vrouwe Crysania!’ zei Tika verschrikt. ‘Ze is ervandoor, in haar eentje. Natuurlijk, dat is ook logisch...’

‘Hè?’ vroeg Otik, nog steeds kauwend.

Tika was bleek geworden. ‘Niks,’ zei ze. ‘Niets, Otik. Eh... Je kunt maar beter teruggaan naar de herberg. Ik... ik kom vandaag waarschijnlijk wat later.’

‘Natuurlijk, Tika,’ zei Otik, die Caramon voorovergebogen aan de eettafel had zien zitten, vriendelijk. ‘Je komt maar wanneer je zover bent.’ Toen liep hij weg, al etend. Tika deed de deur achter hem dicht.

Toen Caramon Tika zag terugkomen, wist hij dat hem een preek te wachten stond, dus stond hij onhandig op. ‘Ik voel me niet zo lekker,’ zei hij. Hij wankelde naar de slaapkamer en smeet de deur achter zich dicht. Binnen hoorde Tika hem hartverscheurend snikken.

Ze ging aan tafel zitten om na te denken. Vrouwe Crysania was vertrokken, was in haar eentje op weg naar het Wayrethwoud. Of liever, ze ging ernaar op zoek. Niemand had het ooit gevonden, volgens de legenden. Het moest jou vinden. Tika huiverde toen ze aan Caramons verhalen dacht. Het gevreesde woud stond op allerlei landkaarten, maar als je ze vergeleek, bleken ze het nooit eens te zijn over de precieze locatie. En er stond altijd een waarschuwend symbool naast. In het midden stond de Toren van de Hoge Magie van Wayreth, waar alle macht van de magiërs van Ansalon nu geconcentreerd was. Nou ja, bijna alle macht dan...

Plotseling nam Tika een besluit. Ze stond op en gooide de slaapkamerdeur open. Binnen zag ze dat Caramon plat op het bed lag, snikkend en snotterend als een klein kind. Ze wapende haar hart tegen dat meelijwekkende tafereel en liep met ferme tred naar de grote kledingkist. Toen ze de deksel opende en de kleren begon te sorteren, stuitte ze op de flacon, maar die gooide ze gewoon in de hoek van de kamer. Helemaal onderin vond ze wat ze zocht.

Caramons wapenrusting.

Ze tilde een dijstuk op bij het leren riempje, rechtte haar rug, draaide zich om en smeet het blinkende metaal naar Caramon toe. Het raakte hem op zijn schouder en viel kletterend op de grond.