Выбрать главу

‘Tanis zal toch wel tegen je hebben gezegd dat ik onderweg was?’ vroeg Tas, terwijl hij het maliënhemd naar Caramon smeet. ‘Hé, dit is leuk! De voordeur zat op slot.’ Tas schonk haar een verwijtende blik. ‘Sterker nog, ik moest door een raam naar binnen, Tika,’ zei hij streng. ‘Erg ongastvrij van je. Maar goed, ik heb hier afgesproken met vrouwe Crysania, en...’

Tot Tas’ verbijstering liet Tika het borstkuras vallen, barstte in tranen uit en zeeg op de grond. De kender keek naar Caramon, die als een spook uit het graf oprees achter het hoofdeinde van het bed. Met een verloren, weemoedig gezicht keek hij naar Tika. Toen liep hij voorzichtig tussen de onderdelen van de wapenrusting door die verspreid over de grond lagen en knielde naast haar neer.

‘Tika,’ fluisterde hij zielig, terwijl hij haar op haar schouder klopte. ‘Het spijt me. Ik meende niet wat ik allemaal zei, dat weet je toch. Ik hou van je. Ik heb altijd van je gehouden. Alleen... ik weet niet wat ik moet doen.’

‘Je weet drommels goed wat je moet doen!’ schreeuwde Tika. Ze rukte zich los en sprong overeind. ‘Dat heb ik je net verteld. Vrouwe Crysania is in gevaar. Je moet naar haar toe.’

‘Wie is die vrouwe Crysania?’ schreeuwde Caramon terug. ‘En wat kan mij het schelen dat ze in gevaar is?’

‘Luister nou eens naar me, voor één keer in je leven,’ siste Tika met opeengeklemde kaken. De woede droogde haar tranen. ‘Vrouwe Crysania is een machtige priesteres van Paladijn, een van de machtigste ter wereld, op Elistan na. In een droom werd ze gewaarschuwd dat Raistlins kwaad de wereld kon vernietigen. Nu is ze op weg naar de Toren van de Hoge Magie in Wayreth om met Par-Salian te praten en…’

‘En om hulp te vragen om hem te vernietigen, zeker?’ grauwde Caramon.

‘En wat dan nog?’ snauwde Tika. ‘Verdient hij het om in leven te blijven? Hij zou jou zonder aarzeling doden!’

Caramons ogen spuwden vuur en zijn gezicht werd rood. Tas slikte moeizaam toen hij zag dat de grote man zijn vuist balde, maar Tika liep onbevreesd op hem af en bleef vlak voor hem staan. Hoewel haar kruin nauwelijks tot aan zijn kin reikte, meende Tas te zien dat de grote man ineenkromp onder haar woede. Zwakjes ontspande hij zijn vuist.

‘Maar nee, Caramon,’ zei Tika grimmig, ‘ze is niet van plan hem te vernietigen. Ze is net zo’n grote dwaas als jij. Ze houdt van je broer, mogen de goden haar bijstaan. Ze wil hem redden, hem bekeren van het kwaad.’

Caramon staarde Tika verwonderd aan. Zijn gelaatstrekken verzachtten.

‘Echt waar?’ vroeg hij.

‘Ja, Caramon,’ antwoordde Tika vermoeid. ‘Daarom was ze hier, om met jou te praten. Ze dacht dat jij haar misschien zou kunnen helpen. Maar toen ze je gisteravond zag...’

Caramon liet het hoofd hangen. Zijn ogen vulden zich met tranen. ‘Een vrouw, een vreemde, wil Raist helpen. En stelt haar leven ervoor in de waagschaal.’ Hij begon weer te snotteren.

Geërgerd staarde Tika hem aan. ‘O, bij de... Ga dan achter haar aan, Caramon!’ riep ze stampvoetend. ‘Het lukt haar in haar eentje nooit om de Toren te bereiken. Dat weet je best! Je bent zelf al eens in het Wayrethwoud geweest.’

‘Ja,’ zei Caramon snuffend, ‘samen met Raist. Ik heb hem ernaartoe gebracht, zodat hij de Proeve kon afleggen. Die afschuwelijke Proeve! Ik beschermde hem. Hij had me nodig... toen nog wel.’

‘En nu heeft Crysania je nodig,’ zei Tika grimmig. Caramon stond nog steeds besluiteloos voor zich uit te kijken, en Tas zag dat Tika’s gezicht verhardde. ‘Je hebt niet veel tijd te verliezen als je haar wilt inhalen. Weet je de weg nog?’

‘Ik wel!’ riep Tas opgewonden. ‘Dat wil zeggen, ik heb een kaart.’

Tika en Caramon draaiden zich om naar de kender en keken hem verbijsterd aan, alsof ze allebei waren vergeten dat hij er was.

‘Ik weet niet, hoor,’ zei Caramon met een duistere blik op Tas. ‘Ik ken die kaarten van jou. Een ervan bracht ons naar een zeehaven die niet eens aan zee lag.’

‘Dat was mijn schuld niet,’ riep Tas verontwaardigd uit. ‘Vraag maar aan Tanis. Mijn kaart dateerde nog van vóór de Catastrofe, en die heeft de zee verplaatst. Maar je moet me met je meenemen, Caramon! Ik had met vrouwe Crysania afgesproken. Ze heeft me op een queeste gestuurd, een echte queeste. En die heb ik voltooid. Ik heb...’ Een plotselinge beweging trok Tas’ aandacht. ‘O, daar zul je haar net hebben.’

Hij gebaarde, en Tika en Caramon draaiden zich om naar het vormeloze bundeltje kleren dat in de deuropening van hun slaapkamer stond. Alleen had het bundeltje nu opeens twee zwarte, argwanende ogen.

‘Mij honger,’ zei het bundeltje op beschuldigende toon tegen Tas. ‘Wanneer wij eten?’

‘Ik moest Boepoe gaan halen, dat was mijn queeste,’ zei Tasselhof Klisvoet trots.

‘Maar wat moet vrouwe Crysania in de naam van de Afgrond met een greppeldwerg?’ vroeg Tika volkomen verbijsterd. Ze was met Boepoe naar de keuken gelopen, had haar wat oud brood en een half kaasje gegeven en haar weer naar buiten gestuurd, omdat de stank van de greppeldwerg het comfort binnenshuis niet bepaald ten goede kwam. Boepoe was dolgelukkig teruggelopen naar de goot, waar ze haar maaltijd completeerde met een paar slokken water uit een plas regenwater op straat.

‘O, maar ik heb beloofd daar niets over te zeggen,’ zei Tas gewichtig. De kender hielp Caramon met het aantrekken van zijn wapenrusting – geen eenvoudige opgave, aangezien de grote man aanzienlijk dikker was dan de laatste keer dat hij die had gedragen. Tika en Tas werkten zich allebei in het zweet; ze trokken aan riemen en duwden en porden de vetrollen weg onder het metaal.

Caramon kreunde en steunde en klonk nog het meest als een man die op de pijnbank wordt gebonden. Hij likte zijn lippen, en meer dan eens ging zijn verlangende blik naar de slaapkamer en de flacon die Tika zo achteloos in de hoek had gesmeten.

‘O, kom op nou, Tas,’ fleemde Tika, wetend dat Tas nog geen geheim kon bewaren als zijn leven ervan afhing. ‘Vrouwe Crysania zou het vast niet erg vinden...’

Tas’ gezicht vertrok van besluiteloosheid. ‘Ik... ik moest het beloven, ik moest het bij Paladijn zweren, Tika!’ De kender trok een ernstig gezicht. ‘En je weet dat Fizban... ik bedoel, Paladijn en ik goede vrienden zijn.’ De kender zweeg even. ‘Hou je buik eens in, Caramon,’ beval hij geërgerd. ‘Hoe heb je het trouwens ooit zover kunnen laten komen?’

Tas zette zijn voet tegen het bovenbeen van de forse man en gaf een ruk. Caramon slaakte een kreet van pijn.

‘Ik verkeer in uitstekende conditie,’ mompelde hij boos. ‘Het ligt aan de wapenrusting. Die zal wel zijn gekrompen of zo.’

‘Ik wist niet dat dit soort metaal kon krimpen,’ zei Tas vol belangstelling. ‘Ik wed dat je het dan eerst moet verhitten. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen? Of wordt het hier gewoon zo heet in de zomer?’

‘Ach, hou toch je kop,’ grauwde Caramon.

‘Ik wilde alleen maar helpen,’ zei Tas gekwetst. ‘Maar goed, terug naar vrouwe Crysania.’ Hij trok een hooghartig gezicht. ‘Ik heb het met de hand op het hart beloofd. Het enige wat ik erover kan zeggen, is dat ze me vroeg haar alles over Raistlin te vertellen wat ik me kon herinneren. En dat heb ik gedaan. En daar heeft dit mee te maken. Vrouwe Crysania is echt een geweldig iemand, Tika,’ ging Tas ernstig verder. ‘Het zal je misschien niet zijn opgevallen, maar ik ben niet erg gelovig. Dat zijn kenders over het algemeen niet. Maar je hoeft niet gelovig te zijn om te weten dat er iets oprecht goeds schuilt in vrouwe Crysania. En ze is nog slim ook. Misschien nog wel slimmer dan Tanis.’

Tas’ ogen schitterden van geheimzinnigheid en gewichtigheid. ‘Maar dit kan ik je denk ik wel vertellen,’ zei hij op fluistertoon. ‘Ze heeft een plan! Een plan om Raistlin te redden. Boepoe maakt deel uit van dat plan. Ze wil haar meenemen naar Par-Salian.’

Zelfs Caramon keek ongelovig toen hij dat hoorde, en Tika begon stiekem te denken dat Waterwind en Tanis misschien toch gelijk hadden. Misschien was vrouwe Crysania toch gek. Maar toch, als het Caramon kon helpen, hem enige hoop kon bieden...