Выбрать главу

De werkkamer was gerieflijk, of zo zag hij er tenminste uit. Grote, luxe stoelen van uitstekende kwaliteit en bekleed met de beste stoffen stonden op handgeweven tapijten die alleen de allerrijksten op Krynn zich konden veroorloven. Ze waren versierd met afbeeldingen van mythische dieren en kleurige bloemen en trokken onmiddellijk de aandacht, verleidden de toeschouwer ertoe zich urenlang in hun schoonheid te verliezen. Her en der stonden rijk bewerkte houten tafels, en zeldzame, schitterende voorwerpen – in sommige gevallen zeldzame, afschuwwekkende voorwerpen – sierden de kamer.

Maar wat het meest in het oog sprong, waren de boeken. Overal stonden diepe, houten boekenkasten met vele honderden boeken erin. Vele leken op elkaar, want ze waren gebonden in een nachtblauwe kaft met zilveren runen erop. Het was een gerieflijk vertrek, maar ondanks het vuur dat in de reusachtige, gapende muil van de open haard brandde, hing er een ijzige kilte. Kitiara was er niet zeker van, maar ze had de indruk dat die door de boeken werd veroorzaakt.

Heer Sothis stond ver van het haardvuur verscholen in de schaduw. Kitiara kon hem niet zien, maar ze was zich van zijn aanwezigheid bewust, net als Raistlin. De magiër zat tegenover zijn halfzus op een grote stoel achter een reusachtig bureau van zwart hout, zo kunstig bewerkt dat het leek of de wezens die erin waren uitgesneden Kitiara met hun houten ogen in de gaten hielden.

Ongemakkelijk heen en weer schuivend dronk ze te snel haar wijn op. Hoewel ze gewend was stevig te drinken, werd ze inmiddels een beetje licht in het hoofd, en dat vond ze een afschuwelijk gevoel. Het betekende dat ze de controle dreigde te verliezen. Boos schoof ze het glas van zich af, vastbesloten niet meer te drinken.

‘Dat plan van je is belachelijk!’ zei ze geïrriteerd tegen Raistlin. Ze voelde zich ongemakkelijk onder de blik van die goudkleurige ogen, dus stond ze op en liep door de kamer heen en weer. ‘Het is zinloos. Tijdverspilling. Met jouw hulp zouden we kunnen heersen over Ansalon, jij en ik. Sterker nog...’ Opeens keerde Kitiara zich om, met een gezicht dat straalde van gretigheid. ‘Met jouw macht zouden we over de hele wereld kunnen heersen! Daar hebben we vrouwe Crysania en die os van een broer van ons niet voor nodig…’

‘Heersen over de wereld,’ herhaalde Raistlin zachtjes, met brandende ogen. ‘Heersen over de wereld? Je begrijpt het nog steeds niet, hè, lieve zus? Laat ik het zo duidelijk verwoorden als ik maar kan.’ Ook hij stond nu op. Hij zette zijn handen op het bureau en boog als een slang naar haar toe.

‘De wereld kan me geen moer schelen,’ zei hij zachtjes. ‘Daar zou ik morgen al over kunnen heersen als ik zou willen. Maar dat wil ik niet.’

‘Dus je wilt de wereld niet,’ zei Kit schouderophalend, met een stem vol bijtend sarcasme. ‘Dan blijft er maar één ding over...’

Bijna beet Kitiara op haar tong. Verwonderd staarde ze Raistlin aan. In de schaduwen van de kamer laaiden de brandende ogen van heer Sothis feller op dan het vuur.

‘Nu begrijp je het.’ Raistlin glimlachte tevreden en ging weer zitten. ‘Nu begrijp je ook waarom de eerwaarde dochter van Paladijn zo belangrijk is. Het lot heeft haar naar me toe gebracht, zo kort voordat ik aan mijn reis wil beginnen.’

Kitiara kon hem alleen maar ontzet aanstaren. Eindelijk hervond ze haar stem. ‘Hoe... hoe weet je dat ze je zal volgen? Je hebt het haar toch zeker niet verteld?’

‘Een klein beetje maar, net genoeg om het zaadje te planten,’ zei Raistlin glimlachend, terugdenkend aan dat gesprek. Hij leunde achterover en legde zijn magere vingers tegen zijn lippen. ‘Een van mijn allerbeste optredens ooit, al zeg ik het zelf. Met tegenzin sprak ik, alsof de woorden door haar goedheid en zuiverheid over mijn lippen werden getrokken. Met bloed bevlekt kwamen ze eruit, en vanaf dat moment behoorde ze aan mij toe... verloren als gevolg van haar eigen medelijden.’ Met een schok keerde hij terug naar het heden. ‘Ze gaat mee,’ zei hij kil. Hij ging weer rechtop zitten. ‘Zij en die hansworst van een broer van me. Hij zal mij dienen, uiteraard zonder het te beseffen. Maar ach, dat geldt voor alles wat hij doet.’

Kitiara legde haar hand op haar voorhoofd en voelde het bloed kloppen. Het kwam niet door de wijn, want ze was in één klap ontnuchterd. Het kwam door woede en frustratie. Hij zou me kunnen helpen, dacht ze boos. Hij is werkelijk zo machtig als wordt beweerd. Machtiger zelfs! Maar hij is krankzinnig. Hij is zijn verstand kwijt... Toen sprak er, schijnbaar uit het niets, ergens diep vanbinnen een stem.

Maar stel dat hij niet krankzinnig is? Stel dat hij dit echt wil doorzetten?

Koel en beheerst overdacht Kitiara het plan, bekeek ze het van alle kanten. Wat ze zag, vervulde haar met ontzetting. Nee. Dit kon hij niet winnen. En het ergste was nog dat hij haar waarschijnlijk met zich mee zou sleuren in zijn val.

Die gedachten schoten razendsnel door Kitiara’s hoofd, maar haar gezicht verried niets. Sterker nog, haar glimlach werd alleen maar charmanter. Die glimlach was het laatste wat veel mannen hadden gezien voor ze stierven.

Misschien dacht Raistlin daaraan terwijl hij haar ingespannen aankeek. ‘Nu kun je eindelijk weer eens winnen, zus.’

Kitiara’s overtuiging wankelde. Als hij erin slaagde, zou het fantastisch zijn! Werkelijk fantastisch! Dan was Krynn van haar.

Kit keek de magiër aan. Achtentwintig jaar geleden was hij nog een pasgeboren kindje, ziekelijk en zwak, de frêle tegenpool van zijn sterke, robuuste tweelingbroer.

‘Laat ’m doodgaan. Dat is op de lange termijn ’t beste,’ had de vroedvrouw gezegd. Kitiara was toen een tiener. Tot haar afschuw hoorde ze haar moeder huilend instemmen.

Maar Kitiara had geweigerd. Iets in haar binnenste nam de uitdaging aan. Dat kindje zou blijven leven! Daar zou zij voor zorgen, of hij het nu leuk vond of niet. ‘Mijn eerste gevecht,’ zei ze vaak trots, ‘voerde ik tegen de goden. En ik won.’

En nu... Kitiara bestudeerde hem. Ze zag de man. Ze zag, voor haar geestesoog, dat jammerende, spugende kindje. Abrupt wendde ze zich af.

‘Ik moet terug,’ zei ze terwijl ze haar handschoenen aantrok. ‘Neem je contact met me op wanneer je terugkomt?’

‘Als ik in mijn opzet slaag, hoef ik geen contact met je op te nemen,’ zei Raistlin zachtjes. ‘Dan merk je het vanzelf.’

Bijna glimlachte Kitiara spottend, maar ze hield zich in. Met een vluchtige blik op heer Sothis maakte ze zich klaar voor vertrek. ‘Vaarwel dan, broertje.’ Hoezeer ze zich ook trachtte te beheersen, ze kon niet alle woede uit haar stem weren. ‘Het spijt me dat je mijn verlangen naar de goede dingen van dit leven niet deelt. We hadden samen veel kunnen bereiken, jij en ik.’

‘Vaarwel, Kitiara,’ zei Raistlin. Met een handbeweging ontbood hij de schaduwgestalten van degenen die hem dienden, om zijn gasten uitgeleide te doen. ‘O, trouwens,’ voegde hij eraan toe toen Kit al bij de deur was, ‘ik heb mijn leven aan je te danken, lieve zus. Dat heb ik me althans laten vertellen. Ik wilde je alleen even laten weten dat de dood van heer Ariakas, die jou ongetwijfeld zou hebben vermoord, betekent dat ik niet langer bij je in het krijt sta. Mijn schuld is afgelost.’

Kitiara staarde in de goudkleurige ogen van de magiër, alert op een dreigement, een belofte... wat was het eigenlijk? Maar ze zag niets. Helemaal niets. En op dat moment sprak Raistlin een magisch woord en verdween in het niets.

De terugweg door het Shoikanbos was niet moeilijk. De wachters hadden geen belangstelling voor lieden die de Toren verlieten. Kitiara en heer Sothis liepen samen op. De doodsridder bewoog zich geruisloos door het bos en zijn voeten lieten geen afdrukken achter in de laag dode, rottende bladeren op de grond. In het Shoikanbos werd het nooit lente.

Kitiara zei niets, tot ze de laatste bomenrij achter zich hadden gelaten en op het stevige plaveisel van de stad Palanthas stonden. De zon kwam op, de nachtblauwe hemel kleurde lichtgrijs. Hier en daar ontwaakten Palanthijnen die voor hun werk vroeg uit de veren moesten. Een heel eind verderop in de straat, voorbij de verlaten gebouwen die de Toren omringden, hoorde Kitiara marcherende soldaten, de wisseling van de wacht op de muur. Ze was weer in het land der levenden.