Caramon staarde van de een naar de ander. ‘Dus u wist dat Raist gevaar liep toen u hem hiernaartoe haalde?’
‘Er is altijd gevaar,’ antwoordde Par-Salian. ‘De Proeve is ontworpen om degenen die een gevaar zouden kunnen betekenen voor zichzelf, de orde en de onschuldigen op de wereld ertussenuit te plukken.’ Hij wreef met zijn hand over zijn voorhoofd. ‘En vergeet niet dat de Proeve tevens is bedoeld om van te leren. We hoopten je broer mededogen bij te brengen om zijn zelfzuchtige ambitie te temperen, we hoopten hem genadigheid, medelijden bij te brengen. En wellicht in mijn gretigheid om hem dat alles te leren maakte ik een fout. Ik dacht niet aan Fistandantilus.’
‘Fistandantilus?’ vroeg Caramon verward. ‘U dacht niet aan hem? Hoe bedoelt u? Afgaand op wat u hebt gezegd, is die oude magiër dood.’
‘Dood? Nee.’ Par-Salians gezicht betrok. ‘De ontploffing die tijdens de Dwergenoorlogen duizenden levens eiste en een land verwoestte dat tot op de dag van vandaag een kale, onvruchtbare woestenij is, betekende niet de dood van Fistandantilus. Zijn magie was krachtig genoeg om zelfs de dood te overwinnen. Hij verplaatste zichzelf naar een andere dimensie, ver hiervandaan, maar niet ver genoeg. Altijd hield hij deze wereld in de gaten, wachtte hij zijn kans af, zocht hij naar een lichaam dat zijn ziel kon aanvaarden. En dat lichaam heeft hij gevonden: jouw broer.’
Gespannen zwijgend hoorde Caramon het verhaal aan. Zijn gezicht was lijkbleek. Uit zijn ooghoek zag Tas dat Boepoe voorzichtig achteruitliep. Hij greep de doodsbange greppeldwerg bij de hand en hield die stevig vast, om te voorkomen dat ze halsoverkop uit de zaal zou wegvluchten.
‘Wie weet wat voor overeenkomst die twee tijdens de Proeve hebben gesloten? Wij geen van allen, vermoed ik.’ Par-Salian glimlachte flauwtjes. ‘Eén ding weet ik wel. Raistlin deed het fantastisch, maar zijn zwakke gezondheid liet hem in de steek. Misschien zou hij de laatste proeve – het treffen met de zwarte elf – ook zonder de hulp van Fistandantilus hebben overleefd. Misschien ook niet.’
‘De hulp van Fistandantilus? Dus die heeft zijn leven gered?’
Par-Salian haalde zijn schouders op. ‘Het enige wat we weten, krijger, is dat wij je broer niet die goudgetinte huid hebben gegeven. De zwarte elf slingerde een vuurbal op hem af, en Raistlin overleefde het. Onmogelijk, natuurlijk…’
‘Niet voor Fistandantilus,’ viel de magiër in het rood hem in de rede.
‘Nee,’ zei Par-Salian bedroefd en instemmend, ‘niet voor Fistandantilus. Op dat moment vond ik het al vreemd, maar ik had geen tijd om er onderzoek naar te doen. De gebeurtenissen in de wereld naderden in hoog tempo hun climax. Je broer was zichzelf toen hij de Proeve achter de rug had. Nog breekbaarder, uiteraard, maar dat was te verwachten. En ik had gelijk.’ Snel wierp Par-Salian de rest van de kring een triomfantelijke blik toe. ‘Hij was sterk in zijn magie. Wie anders zou zonder jarenlange studie zijn wil hebben kunnen opleggen aan een drakenbol?’
‘Natuurlijk,’ zei de magiër in het rood, ‘kreeg hij hulp van iemand die wel degelijk jarenlang had gestudeerd.’
Par-Salian keek bedenkelijk, maar zei niets.
‘Eens even kijken of ik het nu goed begrijp,’ zei Caramon. Hij keek de magiër in het wit boos aan. ‘Die Fistandantilus... heeft Raistlins ziel overgenomen? Dus hij is degene die ervoor heeft gezorgd dat Raistlin voor de Zwarte Mantel koos.’
‘Je broer heeft zijn eigen keuze gemaakt,’ zei Par-Salian scherp. ‘Net als wij allemaal.’
‘Daar geloof ik niets van!’ schreeuwde Caramon. ‘Deze beslissing heeft Raistlin niet genomen. Jullie liegen, allemaal. Jullie hebben hem gemarteld, en vervolgens heeft een van jullie oude magiërs bezit genomen van wat er van zijn lichaam over was!’ Caramons woorden galmden door de zaal. Zelfs de schaduwen leken ervan op te schrikken.
Tas zag dat Par-Salian de krijger grimmig opnam, en hij kromp ineen, wachtend op de spreuk die Caramon als een kip aan het spit zou roosteren. Maar die kwam niet. Het enige geluid was Caramons raspende ademhaling.
‘Ik ga hem terughalen,’ zei Caramon uiteindelijk met ogen die blonken van de tranen. ‘Als hij terug kan gaan in de tijd om die oude magiër op te zoeken, dan kan ik het ook. Jullie kunnen me achter hem aan sturen. En als ik die Fistandantilus dan heb gevonden, vermoord ik hem. Dat zal Raist...’ Hij onderdrukte een snik en wist zich met moeite te beheersen. ‘Dan is hij weer de oude Raist. En dan is hij al die onzin zo vergeten over het uitdagen van d-de Koningin van de Duisternis om zelf een god te worden.’
Er barstte chaos los in de halve kring. Harde stemmen praatten boos door elkaar. ‘Onmogelijk! Straks verandert hij de hele geschiedenis! Nu ben je te ver gegaan, Par-Salian...’
De magiër in het witte gewaad stond op, draaide zich om en keek iedere magiër in de kring afzonderlijk aan. Tas kon voelen dat er zwijgend werd gecommuniceerd, snel en scherp als de bliksem.
Caramon veegde zijn ogen droog en keek de magiërs opstandig aan. Langzaam lieten ze zich allemaal weer op hun stoel zakken. Maar Tas zag gebalde vuisten, weifelende gezichten, boze gezichten. De magiër in het rood keek Par-Salian met een opgetrokken wenkbrauw schattend aan. Par-Salian keek nog één keer snel van de ene kant van het Conclaaf naar de andere, waarna hij zich weer naar Caramon omdraaide.
‘We zullen over je aanbod nadenken,’ zei hij. ‘Misschien werkt het. Het zal in elk geval iets zijn waar hij niet op rekent...’
Dalamar begon te lachen.
Hoofdstuk 13
‘Iets waar hij niet op rekent?’ Dalamar moest zo hard lachen dat hij nauwelijks adem kon krijgen. ‘Hij heeft dit allemaal gepland! Dacht u nou echt dat die achterlijke reus’ – hij gebaarde naar Caramon – ‘zelf de weg hiernaartoe had kunnen vinden? Tanis Halfelf en vrouwe Crysania werden door duistere wezens achtervolgd. Wie heeft die gestuurd, denkt u? Zelfs het treffen met de doodsridder, een list van zijn zus, een list die zijn plannen had kunnen doorkruisen, wist mijn sjalafi in zijn voordeel om te buigen. Want ongetwijfeld zullen jullie, dwazen, vrouwe Crysania terugsturen in de tijd naar de enigen die haar kunnen helpen: de Priesterkoning en zijn volgelingen. Jullie zullen haar terugsturen in de tijd, waar ze Raistlin zal tegenkomen. Dat niet alleen, jullie zullen er zelfs voor zorgen dat ze deze man, zijn broer, als lijfwacht heeft. Precies zoals de sjalafi wil.’
Tas zag dat Par-Salian zijn klauwachtige vingers om de koude, stenen armleuningen van zijn stoel klemde en dat er een gevaarlijke gloed in zijn blauwe ogen verscheen.
‘We zijn genoeg door jou beledigd, Dalamar,’ zei Par-Salian. ‘Ik begin te geloven dat je trouw aan je sjalafi te groot is. In dat geval ben je voor dit Conclaaf niet langer nuttig.’
Dalamar negeerde het dreigement en glimlachte verbitterd. ‘Mijn sjalafi,’ herhaalde hij zachtjes. Hij slaakte een zucht. Een hevige rilling trok door zijn slanke lichaam. Hij omklemde zijn gescheurde gewaad en boog het hoofd. ‘Ik zit klem, zoals zijn bedoeling was. Ik weet niet meer wie ik dien, en of ik eigenlijk nog wel iemand dien.’ Hij sloeg zijn donkere ogen op, en de gekwelde blik erin sneed Tas dwars door de ziel. ‘Maar één ding weet ik weclass="underline" als een van jullie tijdens zijn afwezigheid zou proberen de Toren binnen te dringen, zou ik diegene doden. Zoveel loyaliteit ben ik hem wel verschuldigd. Maar tegelijkertijd ben ik net zo bang voor hem als jullie. Als ik kan, zal ik jullie helpen.’
Par-Salians handen ontspanden, maar de blik die hij op Dalamar gericht hield was nog altijd streng. ‘Ik begrijp nog steeds niet waarom Raistlin je over zijn plannen heeft verteld. Hij weet toch wel dat we alles in het werk zullen stellen om te voorkomen dat hij zijn angstaanjagende ambities waarmaakt?’
‘Omdat hij niet alleen mij, maar ook jullie precies heeft waar hij jullie hebben wil,’ antwoordde Dalamar. Opeens wankelde hij, bleek van de pijn en uitputting. Par-Salian maakte een gebaar, en uit de schaduwen verscheen een stoel. De zwarte elf liet zich erop zakken. ‘Jullie moeten het spel meespelen. Jullie moeten deze man terug in de tijd sturen’ – hij gebaarde naar Caramon – ‘samen met de vrouw. Alleen dan heeft hij kans van slagen...’