Выбрать главу

‘En alleen dan kunnen we hem mogelijk tegenhouden,’ zei Par-Salian zachtjes. ‘Maar waarom vrouwe Crysania? Vanwaar toch die belangstelling voor iemand die zo goed is, zo zuiver...’

‘Zo machtig,’ vulde Dalamar met een grimmig lachje aan. ‘Afgaand op wat hij heeft begrepen uit de nog bestaande boeken van Fistandantilus, heeft hij een priester nodig die met hem meegaat wanneer hij de confrontatie aangaat met de schrikwekkende Koningin. En alleen een priester van het goede heeft genoeg macht om de Koningin te weerstaan en de Donkere Deur te openen. Niet dat vrouwe Crysania de eerste keus van de sjalafi was. Hij had vage plannen om gebruik te maken van de stervende Elistan, maar daar zal ik verder niets over zeggen. Hoe dan ook kreeg hij vrouwe Crysania min of meer in de schoot geworpen, bijna letterlijk zelfs. Ze is goed, haar geloof is sterk, ze heeft macht...’

‘En ze wordt tot het kwaad aangetrokken als een vlieg door honing,’ prevelde Par-Salian. Vol medelijden keek hij naar Crysania.

Tas, die naar Caramon stond te kijken, vroeg zich af of de grote man ook maar de helft meekreeg van wat er werd gezegd. Hij had iets vaags en sufs over zich, alsof hij niet zo goed wist waar – of wie – hij was. Weifelend schudde Tas zijn hoofd. En hem willen ze terug in de tijd sturen, dacht hij.

‘Er zijn vast andere redenen waarom Raistlin wil dat deze vrouw en zijn broer met hem mee terug in de tijd gaan, daar kunt u van uitgaan,’ zei de magiër in het rood tegen Par-Salian. ‘Hij heeft zijn bedoelingen niet onthuld, geenszins. Via onze spion heeft hij ons net genoeg laten weten om ons in opperste verwarring te brengen. Ik vind dat we hem moeten dwarsbomen.’

Par-Salian gaf geen antwoord. Maar hij hief zijn hoofd om Caramon een hele poos aan te kijken, en in zijn ogen lag een droefheid die Tas in zijn hart raakte. Vervolgens schudde hij zijn hoofd en richtte hij zijn blik strak op de zoom van zijn gewaad. Boepoe jammerde, en Tas gaf haar afwezig een geruststellend klopje. Vanwaar die vreemde blik op Caramon, vroeg de kender zich bezorgd af. Ze stuurden hem toch zeker niet op een wisse dood af? Maar was dat niet precies wat ze zouden doen als ze hem terugstuurden zoals hij nu was: ziek, neerslachtig, verward? Tas verplaatste zijn gewicht van de ene voet op de andere en gaapte. Niemand besteedde ook maar enige aandacht aan hem. Al dat gepraat was maar saai. En hij had nog honger ook. Als ze Caramon terug wilden sturen in de tijd, dan mochten ze van hem best een beetje opschieten.

Opeens voelde hij dat een deel van zijn geest (het deel dat naar Par-Salian luisterde) het andere deel een por gaf. Haastig bracht Tas beide delen samen, zodat hij kon horen wat er werd gezegd.

Dalamar sprak. ‘Ze heeft de nacht doorgebracht in zijn werkkamer. Ik weet niet wat er is besproken, maar toen ze ’s ochtends vertrok, leek ze van streek en verontrust. Het laatste wat hij tegen haar zei was: “Misschien heeft Paladijn je niet gestuurd om me tegen te houden. Misschien heeft hij je gestuurd om me te helpen.”’

‘En wat antwoordde ze toen?’

‘Ze antwoordde niet,’ zei Dalamar. ‘Ze liep door de Toren en het bos terug alsof ze kon zien noch horen.’

‘Wat ik niet begrijp is waarom vrouwe Crysania hiernaartoe wilde om ons te vragen haar terug in de tijd te sturen. Ze moet toch hebben geweten dat we een dergelijk verzoek zouden afslaan,’ zei de magiër in het rood.

‘Daar kan ik antwoord op geven,’ zei Tasselhof zonder erbij na te denken.

Nu besteedde Par-Salian wel aandacht aan hem, net als alle andere magiërs in de halve cirkel. Alle hoofden draaiden in zijn richting. Tas had gepraat met geesten in het Duisterwold, hij had gesproken tijdens de Raad van de Wittesteen, maar even werd hij vervuld met ontzag door dit plechtige, zwijgende publiek. Zeker toen hij bedacht wat hij moest zeggen.

‘Ik verzoek je, Tasselhof Klisvoet,’ sprak Par-Salian beleefd, ‘vertel ons wat je weet.’ De magiër glimlachte. ‘Dan kunnen we misschien een eind maken aan deze bijeenkomst en kun je iets gaan eten.’

Tas bloosde en vroeg zich af of Par-Salian soms zijn gedachten kon lezen alsof het geschreven woorden op een stuk perkament waren.

‘O! Ja, iets te eten zou erg fijn zijn. Maar nu eerst, eh... vrouwe Crysania.’ Tas zweeg even om zijn gedachten op een rijtje te zetten en stak toen van wal. ‘Nou, ik weet dit allemaal niet zeker, dat moet ik er wel bij zeggen. Ik heb alleen hier en daar wat opgepikt. Om aan het begin te beginnen, ik ontmoette vrouwe Crysania toen ik in Palanthas op bezoek was bij mijn vriend Tanis Halfelf. Kent u hem? En Laurana, de Gouden Generaal? Ik heb samen met hen gestreden in de oorlog van de Lans. Ik heb geholpen Laurana te redden van de Duistere Koningin,’ zei de kender trots. ‘Hebt u dat verhaal wel eens gehoord? Ik was in de tempel van Neraka...’

Par-Salians wenkbrauwen gingen bijna onmerkbaar omhoog, en Tas begon te stamelen.

‘Eh, nou ja, dat vertel ik een andere keer wel. Maar goed, ik ontmoette vrouwe Crysania bij Tanis thuis en hoorde dat ze van plan waren naar Soelaas te reizen en Caramon op te zoeken. Toevallig, eh, v-vond ik, zeg maar, een brief die vrouwe Crysania aan Elistan had geschreven. Die zal wel uit haar zak zijn gevallen.’

De kender moest even op adem komen. Par-Salians lippen trilden, maar hij wist een glimlach te onderdrukken.

‘Ik heb hem gelezen,’ ging Tas verder. Inmiddels genoot hij van de aandacht van zijn publiek. ‘Gewoon, om te zien of hij belangrijk was. Misschien had ze hem immers wel weggegooid. In de brief schreef ze... tja, hoe verwoordde ze het ook alweer. “Na mijn gesprek met Tanis ben ik er meer dan ooit van overtuigd dat er iets goeds in Raistlin schuilt en dat hij van het kwade pad kan worden afgebracht. Daar moet ik de magiërs van overtuigen...” Hoe dan ook, ik begreep dat de brief belangrijk was, dus gaf ik hem aan haar terug. Ze was echt dolblij,’ zei Tas ernstig. ‘Ze had niet in de gaten dat ze hem was kwijtgeraakt.’

Par-Salian drukte zijn vingers tegen zijn lippen om die stil te houden.

‘Ik zei dat ik haar veel verhalen over Raistlin kon vertellen, als ze ze wilde horen. Ze zei dat ze dat erg prettig zou vinden, dus vertelde ik haar alle verhalen die ik kon bedenken. Ze was met name geïnteresseerd in alles wat ik haar kon vertellen over Boepoe. “Kon ik die greppeldwerg maar vinden,” zei ze op een avond tegen me. “Ik ben ervan overtuigd dat ik Par-Salian er dan van zou kunnen overtuigen dat er nog hoop is, dat hij kan worden bekeerd.”’

Op dat moment snoof een van de Zwarte Mantels luidruchtig. Par-Salian wierp hem een scherpe blik toe, en de magiër hield zich verder stil. Maar Tas zag dat velen – met name de Zwarte Mantels – boos hun armen over elkaar sloegen. Hij kon de glinstering van hun ogen zien, ondanks de schaduw van hun kappen.

‘Eh, het w-was vast niet beledigend bedoeld,’ stamelde Tas. ‘Persoonlijk heb ik altijd gevonden dat zwart Raistlin veel beter stond met die goudkleurige huid van hem en zo. Zelf vind ik natuurlijk helemaal niet dat iedereen maar goed moet zijn. Fizban – eigenlijk is dat Paladijn, en we zijn dikke vrienden, Paladijn en ik – maar goed, Fizban zei dus dat de wereld in evenwicht moest zijn en dat we daarvoor vochten, om dat evenwicht te herstellen. Dus dat houdt in dat er zowel Zwarte Mantels als Witte Mantels moeten zijn, nietwaar?’

‘We weten wat je bedoelt, kleine kender,’ zei Par-Salian vriendelijk. ‘Mijn broeders en zusters nemen geen aanstoot aan je woorden. Hun woede is op iets anders gericht. Niet iedereen op de wereld is zo wijs als Fizban de Fantastische.’

Tas zuchtte. ‘Soms mis ik hem. Maar waar was ik gebleven? O, ja, Boepoe. Toen ging me een licht op. Als Boepoe haar verhaal vertelde, zouden de magiërs haar misschien geloven, zei ik tegen vrouwe Crysania. Ze was het met me eens en ik bood aan Boepoe te gaan zoeken. Ik was al niet meer in Xak Tsaroth geweest sinds Goudmaan de zwarte draak had gedood, en het was maar een klein eindje verderop en Tanis zei dat hij het prima vond. Sterker nog, hij leek best blij dat ik weer wegging.