Выбрать главу

Na een kleine, eh... discussie en na het overhandigen van enkele interessante voorwerpen die ik in mijn buidels had, mocht ik Boepoe meenemen van de Hoogbulp. Ik ging met haar naar Soelaas, maar Tanis was alweer weg, en vrouwe Crysania ook. Caramon was...’ Tas zweeg toen hij Caramon achter zich waarschuwend hoorde kuchen. ‘Caramon... voelde zich niet zo lekker, maar Tika – dat is de vrouw van Caramon en een goede vriendin van me – Tika zei dus dat we achter vrouwe Crysania aan moesten, omdat het Wayrethwoud een afschuwelijk oord was en... Niet vervelend bedoeld, hoor, maar hebben jullie er wel eens bij stilgestaan dat jullie woud echt afschuwelijk is? Ik bedoel, het is zeker niet vriendelijk’ – Tas keek de magiërs streng aan – ‘en ik snap niet dat jullie het zomaar laten rondzwerven. Dat vind ik onverantwoord.’

Par-Salians schouders trilden.

‘Nou, dat is alles wat ik weet,’ zei Tas. ‘Maar hier is Boepoe, en zij kan...’ Hij zweeg en keek om zich heen. ‘Waar is ze nou gebleven?’

‘Hier,’ antwoordde Caramon grimmig, terwijl hij de greppeldwerg, die zich rillend van doodsangst achter zijn rug had verstopt, tevoorschijn trok. Zodra ze de magiërs naar haar zag kijken, liet ze zich met een gil op de grond vallen, waar ze als een trillend bundeltje lompen bleef liggen.

‘Ik denk dat je ons haar verhaal beter zelf kunt vertellen,’ zei Par-Salian tegen Tas. ‘Als je dat kunt, tenminste.’

‘Ja,’ zei Tas, opeens getemperd. ‘Ik weet welk verhaal ik van vrouwe Crysania moest vertellen. Het gebeurde tijdens de oorlog, toen we in Xak Tsaroth waren. De enigen die iets over die stad wisten, waren de greppeldwergen. Maar de meesten wilden ons niet helpen. Toen heeft Raistlin een van hen betoverd: Boepoe. En ze was in meerdere opzichten betoverd. Ze werd smoorverliefd op hem.’ Hij zweeg even, slaakte een zucht en ging op berouwvolle toon verder. ‘Sommigen van ons vonden dat nogal grappig. Maar Raistlin niet. Hij was heel lief voor haar, en hij heeft haar zelfs een keer het leven gered, toen we door draconen werden aangevallen. Nou, toen we weggingen uit Xak Tsaroth, ging Boepoe mee. Ze weigerde van Raistlin te worden gescheiden.’

Tas’ stem werd steeds zachter. ‘Op een nacht werd ik wakker. Ik hoorde Boepoe huilen. Ik wilde naar haar toe gaan, maar ik zag dat Raistlin haar ook had gehoord. Ze had heimwee. Ze wilde terug naar haar volk, maar ze kon hem niet achterlaten. Ik weet niet wat hij zei, maar ik zag dat hij zijn hand op haar hoofd legde. En ik had de indruk dat ik helemaal om haar heen een gloed zag. Daarna stuurde hij haar naar huis. Ze moest dwars door een gebied heen waar het wemelde van de afschuwelijke monsters, maar om de een of andere reden wist ik dat haar niets zou overkomen. En dat was ook zo,’ besloot Tas ernstig.

Even bleef het stil, maar toen was het alsof alle magiërs door elkaar heen begonnen te praten. Die van de Zwarte Mantel schudden het hoofd. Dalamar glimlachte spottend.

‘De kender droomde,’ zei hij.

‘Wie gelooft er nou een kender?’ vroeg iemand.

De magiërs van de Rode en Witte Mantel keken bedachtzaam en verwonderd voor zich uit.

‘Als dit waar is,’ zei een van hem, ‘dan hebben we hem misschien verkeerd beoordeeld. Misschien moeten we deze kans, hoe klein ook, aangrijpen.’

Uiteindelijk hief Par-Salian zijn hand en werd het stil.

‘Ik moet toegeven dat ik dit moeilijk kan geloven,’ zei hij. ‘Ik wil je niet beledigen, Tasselhof Klisvoet,’ voegde hij er met een vriendelijke glimlach naar de verontwaardigde kender aan toe, ‘maar iedereen weet dat jouw ras de betreurenswaardige neiging heeft om, eh... ietwat te overdrijven. Naar mijn stellige overtuiging heeft Raistlin dit... dit wezen’ – er klonk afkeer in Par-Salians stem door – ‘gewoon betoverd om haar te kunnen gebruiken, en…’

‘Mij geen wezen!’

Boepoe hief haar groezelige, betraande gezichtje op van de vloer. Haar haar stond overeind als dat van een kwade kat. Met een boze blik op Par-Salian krabbelde ze overeind, wilde naar voren lopen, struikelde over de tas die ze met zich meesleepte en viel languit op de grond. Onverstoorbaar stond de greppeldwerg weer op en wendde zich tot Par-Salian.

‘Mij niks weten over grote, machtige tovenaars.’ Boepoe gebaarde met haar vieze handje. ‘Mij niks weten over betoveringen. Mij weten: hier zit tover in.’ Ze rommelde wat in haar tas, haalde er de dode rat uit en hield die voor Par-Salian omhoog. ‘En mij weten dat man waar jullie over praten lieve man is. Hem lief voor mij.’ Ze drukte de dode rat tegen haar borst en keek Par-Salian met tranen in haar ogen aan. ‘De anderen – de grote man, de kender – lachen om Boepoe. Zij mij aankijken alsof ik worm ben.’

Boepoe wreef in haar ogen. Tas had een brok in zijn keel, en even voelde hij zichzelf niet beter dan een worm.

Zachtjes praatte Boepoe verder. ‘Mij weten hoe mij uitzien.’ Vruchteloos probeerde ze haar jurk glad te strijken, maar ze liet er alleen maar vuile vegen op achter. ‘Mij weten mij niet mooi zijn, zoals mooie dame daar.’ De greppeldwerg snufte, maar toen veegde ze haar neus af, hief haar hoofd en keek Par-Salian uitdagend aan. ‘Maar hem mij nooit “wezen” noemen. Hem mij “kleintje” noemen. Kleintje,’ herhaalde ze.

Even zweeg ze, overspoeld door herinneringen. Toen slaakte ze een diepe zucht. ‘Mij... mij bij hem willen blijven. Maar hem zeggen: “Nee.” Hem zeggen hij moet wegen nemen die donker zijn. Hem zeggen hij willen dat mij veilig zijn. Hem leggen zijn hand op mijn hoofd’ – Boepoe boog het hoofd terwijl ze eraan terugdacht – ‘en mij voelen warm vanbinnen. Dan hem zeggen: “Vaarwel, Boepoe.” Hem mij “kleintje” noemen.’ Boepoe keek om en liet haar blik over de halve cirkel gaan. ‘Hem nooit om mij lachen,’ zei ze verstikt. ‘Nooit.’ Ze begon te huilen.

Even was het snikken van de greppeldwerg het enige geluid dat er in de zaal te horen was. Hevig geëmotioneerd sloeg Caramon zijn handen voor zijn gezicht. Tas haalde diep en beverig adem en viste naar een zakdoek. Na een poosje stond Par-Salian op van zijn stoel en liep op de greppeldwerg af, die hem al hikkend wantrouwig aankeek.

De grote magiër stak zijn hand uit. ‘Vergeef me, Boepoe,’ zei hij ernstig, ‘als ik je heb beledigd. Ik moet bekennen dat ik die wrede woorden opzettelijk heb gebruikt, in de hoop je zo boos te maken dat je ons je verhaal zou vertellen. Want alleen dan zouden we zeker zijn van de waarheid.’ Par-Salian legde zijn hand op Boepoes hoofd. Zijn gezicht was bleek en vermoeid, maar toch leek hij opgetogen. ‘Misschien hebben we niet gefaald, misschien hebben we hem toch enig mededogen bijgebracht,’ prevelde hij. Teder streek hij over het ruwe haar van de greppeldwerg. ‘Nee, Raistlin zou je nooit uitlachen, kleintje. Hij wist hoe het was, hij herinnerde het zich nog levendig. Zelf was hij te vaak uitgelachen.’

Tas kon niets zien door de tranen in zijn ogen, en hij hoorde Caramon naast zich zachtjes huilen. De kender snoot zijn neus in zijn zakdoek en ging toen Boepoe halen, die in de zoom van Par-Salians gewaad stond te snotteren.

‘Dus dat is de reden dat vrouwe Crysania deze reis heeft ondernomen?’ vroeg Par-Salian aan de kender toen die vlakbij was. De magiër wierp een blik op het roerloze, in wit gehulde, koude lichaam onder de linnen doek, op de starende ogen die niets ziend op de schaduwrijke duisternis waren gericht. ‘Omdat ze gelooft dat ze de vonk van goedheid kan aanwakkeren die wij niet konden doen oplaaien?’

‘Ja,’ antwoordde Tas, die zich opeens erg ongemakkelijk voelde onder de doordringende blik van de magiër.

‘En waarom wil ze dat proberen?’ drong Par-Salian aan.

Tas trok Boepoe overeind en gaf haar zijn zakdoek. Hij deed zijn best geen acht te slaan op het feit dat ze er verwonderd naar stond te kijken en duidelijk geen flauw idee had wat ze ermee aan moest. Ze snoot naar neus in de zoom van haar jurk.

‘Nou ja, Tika zei...’ Tas werd rood.