Выбрать главу

‘We onderschatten Raistlin, zegt Dalamar,’ viel Ladonna hem in de rede. ‘Hij moet er redelijk van overtuigd zijn dat hij kans van slagen heeft, anders zou hij dit risico niet nemen. Hij is geen dwaas, Par-Salian.’

‘Hij is ervan overtuigd dat hij de magie kan verwerven. Wat dat betreft kunnen we hem niet tegenhouden. Maar aan die magie heeft hij niets zonder de priesteres. Hij heeft Crysania nodig.’ De magiër in het wit slaakte een zucht. ‘En daarom moeten we haar terugsturen in de tijd.’

‘Ik begrijp nog steeds niet…’

‘Ze moet dood, Ladonna!’ snauwde Par-Salian. ‘Moet ik het voor je uittekenen? Ze moet worden teruggestuurd naar de tijd waarin alle priesters van dit werelddeel verdwenen. Raistlin zei dat we haar wel terug moesten sturen. Dat we geen keus zouden hebben. Zoals hij zelf al zei: dit is de enige manier waarop we zijn plannen kunnen dwarsbomen. Het is zijn vurigste hoop, en tegelijk zijn grootste angst. Hij moet haar met zich meenemen naar de Poort, maar ze moet hem vrijwillig vergezellen. Daarom wil hij haar geloof aan het wankelen brengen, haar zoveel illusies ontnemen dat ze bereid zal zijn met hem samen te werken.’ Par-Salian maakte een geïrriteerd gebaar. ‘We verspillen tijd. Morgenochtend vertrekt hij. We moeten nu iets doen.’

‘Hou haar dan hier!’ zei Ladonna minachtend. ‘Dat lijkt me simpel.’

Par-Salian schudde zijn hoofd. ‘Dan zou hij haar gewoon later komen ophalen. En tegen die tijd zal hij over de magie beschikken. Over de macht om te doen wat hij wil.’

‘Dood haar dan.’

‘Dat is al geprobeerd, tevergeefs. En trouwens, zou zelfs jij, met al je vaardigheden, haar kunnen doden terwijl ze door Paladijn wordt beschermd?’

‘Misschien zal de god dan voorkomen dat ze gaat.’

‘Nee. De waarzeggerijspreuk die ik heb gebruikt kwam neutraal terug. Paladijn laat het aan ons over. Hier is Crysania slechts een kasplantje en zal ze nooit meer beter worden, want tegenwoordig is er niemand meer die de macht heeft om haar te genezen. Misschien wil Paladijn dat ze sterft op een plek en in een tijd waarin haar dood zin zal hebben, zodat ze haar levensbestemming kan vervullen.’

‘Dus stuur je haar haar dood tegemoet,’ prevelde Ladonna. Ze keek Par-Salian vol verbazing aan. ‘Je witte gewaad zal bevlekt raken met bloed, mijn oude vriend.’

Par-Salian sloeg met beide handen op tafel. Zijn gezicht was vertrokken van ellende. ‘Ik vind dit ook niet leuk, verdorie. Maar wat moet ik anders? Besef je dan niet in wat voor positie ik verkeer? Wie is er nu hoofd van de Zwarte Mantels?’

‘Ik,’ antwoordde Ladonna.

‘En wie denk je dat de leiding zal hebben wanneer hij als overwinnaar terugkeert?’

Ladonna trok een afkeurend gezicht, maar gaf geen antwoord.

‘Precies. Mijn dagen zijn geteld, Ladonna, dat weet ik. O,’ – hij maakte een gebaar – ‘mijn vermogens zijn nog groot. Misschien wel groter dan ooit. Maar elke ochtend wanneer ik wakker word, bekruipt me dezelfde angst. Zullen ze me vandaag in de steek laten? Telkens wanneer ik moeite heb me een spreuk te herinneren, lopen de rillingen me over de rug. Dan weet ik dat ik me op een dag de juiste woorden niet meer zal kunnen herinneren.’ Hij sloot zijn ogen. ‘Ik ben moe, Ladonna. Doodmoe. Ik zou niets liever willen dan in deze kamer blijven, bij dit heerlijk warme vuur, en in deze boeken de kennis vastleggen die ik door de jaren heen heb vergaard. Maar op dit moment durf ik niet af te treden, want ik weet wie dan mijn plaats zou innemen.’

De oude magiër zuchtte. ‘Ik wil mijn eigen opvolger kiezen, Ladonna,’ zei hij zachtjes. ‘Ik wil niet dat mijn positie me uit handen wordt gerukt. Voor mij staat er meer op het spel dan voor jou.’

‘Misschien niet,’ zei Ladonna, starend in de vlammen. ‘Als hij als overwinnaar terugkeert, zal er geen Conclaaf meer zijn. Dan worden we allemaal zijn dienaars.’ Ze balde haar vuist. ‘Ik ben hier nog steeds tegen gekant, Par-Salian. Het gevaar is te groot. Laat haar hier blijven, laat Raistlin van Fistandantilus leren wat hij kan. We rekenen wel met hem af wanneer hij terugkeert. Natuurlijk is hij machtig, maar het zal hem jaren kosten om alle vaardigheden onder de knie te krijgen waarover Fistandantilus beschikte ten tijde van zijn dood. Die tijd kunnen we gebruiken om onszelf tegen hem te wapenen. We kunnen...’

In de schaduw van de kamer klonk geritsel. Ladonna draaide zich geschrokken om, en haar hand vloog meteen naar een verborgen zak in haar gewaad.

‘Rustig maar, Ladonna,’ zei iemand op milde toon. ‘Je hoeft je energie niet te verspillen aan een schildspreuk. Ik ben geen wezen van Hiernaast, zoals Par-Salian al zei.’ De man stapte de lichtkring van het vuur binnen. Zijn rode gewaad glansde zachtjes.

Met een zucht ontspande Ladonna zich, maar er lag een vonk van woede in haar ogen waar een leerling het angstzweet van zou uitbreken. ‘Nee, Justarius,’ antwoordde ze koeltjes, ‘een wezen van Hiernaast ben je zeker niet. Dus je bent in staat je voor mij te verbergen? Wat ben je slim geworden, Rode Mantel.’ Ze draaide zich in haar stoel om en nam Par-Salian spottend op. ‘Je wordt inderdaad oud, mijn vriend, als je hulp nodig hebt om mij te temmen.’

‘O, maar Par-Salian is vast net zo verbaasd om mij te zien als jij, Ladonna,’ zei Justarius. Hij sloeg zijn rode gewaad strakker om zich heen en liep langzaam naar een andere stoel voor Par-Salians bureau, waar hij ging zitten. Hij hinkte wanneer hij liep, en zijn linkervoet sleepte over de grond. Raistlin was niet de enige magiër die ooit bij de Proeve gewond was geraakt.

Justarius glimlachte. ‘Hoewel de grootheid er erg bedreven in is geworden om zijn gevoelens te verbergen,’ voegde hij eraan toe.

‘Ik was me van je aanwezigheid bewust,’ zei Par-Salian zachtjes. ‘Je kent me inmiddels toch wel, mijn vriend?’

Justarius haalde zijn schouders op. ‘Dat doet er niet echt toe. Ik was gewoon benieuwd naar wat je Ladonna te vertellen had…’

‘Ik zou jou hetzelfde hebben verteld.’

‘Waarschijnlijk minder, want ik zou minder hebben tegengestribbeld dan zij. Ik ben het met je eens, al vanaf het begin. Maar dat komt omdat wij de waarheid weten, jij en ik.’

‘Hoezo, de waarheid?’ vroeg Ladonna. Haar blik ging van Justarius naar Par-Salian, en haar pupillen waren groot van woede.

‘Je zult het haar moeten laten zien,’ zei Justarius, nog steeds op diezelfde milde toon. ‘Anders zal ze niet overtuigd zijn. Bewijs haar hoe groot het gevaar is.’

‘Je hoeft me niets te laten zien!’ zei Ladonna met bevende stem. ‘Ik geloof toch niets wat jullie samen hebben bekokstoofd...’

‘Laat haar het dan zelf doen,’ stelde Justarius schouderophalend voor.

Par-Salian fronste, maar schoof vervolgens met een boos gezicht het kristallen prisma op zijn bureau naar haar toe. Hij wees. ‘De staf in de hoek is van Fistandantilus geweest, de grootste, machtigste magiër ooit. Gebruik een zienerspreuk, Ladonna. Kijk naar de staf.’

Aarzelend raakte Ladonna het prisma aan. Haar achterdochtige blik schoot heen en weer tussen Par-Salian en Justarius.

‘Toe dan,’ snauwde Par-Salian. ‘Ik heb er niet mee geknoeid.’ Zijn grijze wenkbrauwen raakten elkaar bijna. ‘Je weet dat ik tegen jou niet kan liegen, Ladonna.’

‘Wel tegen anderen,’ zei Justarius zachtjes.

Par-Salian wierp de magiër in het rood een boze blik toe, maar zei niets.

Plotseling beslist pakte Ladonna het kristal vast. Op haar vlakke hand hield ze het voor haar ogen, terwijl ze enkele scherpe, ruw klinkende woorden uitsprak. Een regenboog van licht schoot uit het prisma naar de eenvoudige houten staf die in een donker hoekje van de werkkamer tegen de muur stond. De regenboog verbreedde zich, tot hij de hele staf omvatte. Toen nam het licht blikkerend vorm aan, en er ontstond een beeld van de eigenaar van de staf.

Een hele tijd staarde Ladonna naar het beeld, waarna ze langzaam het prisma liet zakken. Zodra ze haar concentratie liet varen, verdween zowel het beeld als het regenboogkleurige licht. Haar gezicht was bleek.