Выбрать главу

Astinus opende de deur. De vredige stilte van de bibliotheek drong door tot de kamer en baadde Crysania in een verfrissende koelte. Ze voelde haar zelfbeheersing terugkeren en ontspande zich. Haar hand liet het medaillon los. Formeel en sierlijk boog ze ten afscheid voor Astinus, net als Raistlin. Toen ging de deur achter de geschiedschrijver dicht. Ze bleven samen achter.

Een hele tijd zeiden ze geen van beiden iets. Toen wendde Crysania, die de macht van Paladijn door haar lichaam voelde stromen, zich tot Raistlin. ‘Ik was vergeten dat jij en je metgezellen de heilige schijven hebben gevonden. Natuurlijk heb je ze gelezen. Ik zou ze graag nader met je bespreken, maar in de toekomst, Raistlin Majere,’ zei ze met die koele stem van haar, ‘verzoek ik je met meer respect over Elistan te spreken. Hij...’

Ze zweeg verbijsterd en keek geschrokken toe hoe het tengere lichaam van de magiër het voor haar ogen leek te begeven.

Geteisterd door een felle hoestbui, grijpend naar zijn borst, hapte Raistlin naar adem. Hij wankelde. Als hij zijn staf niet had gehad, zou hij op de grond zijn gevallen. Crysania vergat haar afkeer, haar weerzin en reageerde instinctief: ze legde haar handen op zijn schouders en prevelde een genezend gebed. Onder haar handen voelde het zwarte gewaad warm en zacht aan. Ze voelde Raistlins spieren krampachtig schokken, voelde zijn pijn en ellende. Medelijden vulde haar hart.

Raistlin rukte zich van haar los en duwde haar opzij. Langzaam trok het hoesten weg. Zodra hij weer gewoon kon ademen, nam hij haar minachtend op.

‘Verspil je gebeden niet aan mij, eerwaarde dochter,’ zei hij verbitterd. Hij haalde een zachte doek uit zijn gewaad en depte zijn lippen, en Crysania zag dat er bloedvlekken op achterbleven. ‘Er is geen geneesmiddel voor mijn aandoening. Dit is het offer, de prijs die ik betaal voor mijn magie.’

‘Ik begrijp het niet,’ prevelde ze. Haar handen bewogen krampachtig bij de levendige herinnering aan de fluweelzachte, gladde, zwarte stof, en onwillekeurig klemde ze haar handen op haar rug ineen.

‘O, nee?’ vroeg Raistlin, die met zijn vreemde, goudkleurige ogen recht in haar ziel leek te kijken. ‘Welke prijs heb jij betaald voor je kracht?’

Een vage blos, nauwelijks zichtbaar in het wegstervende licht van het vuur, kleurde Crysania’s wangen met bloed, net als de lippen van de magiër. Geschrokken van die schending van haar wezen wendde ze haar gezicht af en richtte ze haar blik op de stad aan de andere kant van het raam. De nacht was gevallen over Palanthas. De zilverkleurige maan, Solinari, was een smalle sikkel van licht aan de donkere hemel. De rode maan, haar tweelingzus, was nog niet opgekomen. De zwarte maan... Ze betrapte zichzelf erop dat ze zich afvroeg waar die was. Kon hij hem echt zien?

‘Ik moet gaan,’ zei Raistlin. De adem piepte in zijn keel. ‘Dergelijke hoestbuien verzwakken me. Ik heb rust nodig.’

‘Natuurlijk.’ Langzaam kwam Crysania weer tot rust. Zodra de randjes van haar emoties allemaal keurig waren ingestopt, draaide ze zich weer naar hem om. ‘Bedankt voor je komst...’

‘Maar we zijn nog niet klaar,’ zei Raistlin zachtjes. ‘Ik zou graag de kans krijgen om je te bewijzen dat de vrees van je god ongegrond is. Ik heb een voorstel. Kom me bezoeken in de Toren van de Hoge Magie. Daar kun je me observeren te midden van mijn boeken en mijn studie leren begrijpen. Dat zal je geruststellen. Zoals in de schijven geschreven staat: we vrezen alleen het onbekende.’ Hij deed een stap in haar richting.

Verbijsterd over zijn voorstel sperde Crysania haar ogen open. Ze wilde de afstand tussen hen vergroten, maar had zich onbedoeld klem laten zetten tegen het raam. ‘Ik kan niet... naar de Toren,’ stamelde ze, gesmoord door zijn nabijheid, die haar de adem benam. Ze wilde om hem heen lopen, maar hij verzette zijn staf een klein beetje en versperde haar de weg. Kil ging ze verder: ‘De spreuken die erop rusten houden iedereen op afstand…’

‘Met uitzondering van degenen die ik wil toelaten,’ fluisterde Raistlin. Hij vouwde het met bloed bevlekte doekje op en stopte het terug in een verborgen zak van zijn gewaad. Toen pakte hij Crysania’s hand vast.

‘Wat ben je dapper, eerwaarde dochter,’ merkte hij op. ‘Je beeft niet onder mijn boosaardige aanraking.’

‘Paladijn is met mij,’ antwoordde Crysania hooghartig.

Raistlin glimlachte, een warme glimlach, donker en heimelijk, een glimlach die alleen voor hen beiden bestemd was. Dat fascineerde Crysania. Hij trok haar naar zich toe. Vervolgens liet hij haar hand los. Hij zette de staf tegen de stoel en legde zijn slanke handen op haar hoofd, op de witte kap die ze nog steeds ophad. Nu beefde Crysania wel degelijk onder zijn aanraking, maar ze kon zich niet verroeren, ze kon geen woord uitbrengen, kon niets doen, behalve hem aanstaren met een wilde angst die ze kon onderdrukken noch begrijpen.

Met zijn handen stevig om haar hoofd boog Raistlin naar voren en streek met zijn bebloede lippen over haar voorhoofd. Daarbij prevelde hij vreemde woorden, waarop hij haar losliet.

Crysania wankelde, viel bijna. Ze voelde zich zwak en duizelig. Haar hand ging naar haar voorhoofd, naar de plek waar haar huid nog hevig en pijnlijk brandde door de aanraking van zijn lippen. ‘Wat heb je gedaan?’ riep ze verstikt. ‘Je kunt geen betovering over me uitspreken. Mijn geloof beschermt…’

‘Natuurlijk.’ Raistlin slaakte een vermoeide zucht, en er schemerde verdriet door in zijn gezicht en stem, de droefheid van iemand die immer wordt gewantrouwd, verkeerd wordt begrepen. ‘Ik heb alleen maar een beschermende spreuk over je uitgesproken, zodat je het Shoikanbos kunt betreden. Het zal niet gemakkelijk zijn,’ zei hij met hernieuwd sarcasme in zijn stem, ‘maar ongetwijfeld zal je geloof je tot steun zijn.’

De magiër trok zijn kap over zijn hoofd en maakte zwijgend een buiging voor Crysania, die hem alleen maar woordeloos kon aanstaren, waarna hij met trage, wankele tred naar de deur liep. Hij stak een skeletachtige hand uit en trok aan het schelkoord. De deur ging open, en direct kwam Bertrem binnen; Crysania wist dat hij buiten had staan wachten. Haar lippen verstrakten. Ze wierp de Estheet zo’n woedende, hooghartige blik toe dat de man zichtbaar verbleekte, al had hij geen idee wat hij had misdaan, en zijn glanzende voorhoofd met zijn mouw droog depte.

Raistlin wilde weggaan, maar Crysania hield hem tegen. ‘Ik... ik wil je mijn verontschuldigingen aanbieden omdat ik je wantrouwde, Raistlin Majere,’ zei ze zachtjes. ‘En nogmaals dank voor je komst.’

Raistlin draaide zich om. ‘En ik bied jou mijn verontschuldigingen aan voor mijn scherpe tong,’ zei hij. ‘Vaarwel, eerwaarde dochter. Als je waarlijk niet bang bent meer te weten te komen, kom dan over twee dagen ’s avonds naar de Toren, zodra Lunitari zich aan de hemel vertoont.’

‘Ik zal er zijn,’ zei Crysania vastberaden, genietend van de schok en afschuw op Bertrems gezicht. Knikkend bij wijze van afscheid liet ze haar hand lichtjes op de rugleuning van de rijk bewerkte houten stoel rusten.

De magiër verliet het vertrek, gevolgd door Bertrem, die de deur achter zich dichtdeed.

Alleen in de warme, stille kamer liet Crysania zich voor de stoel op haar knieën vallen. ‘O, dank u, Paladijn!’ verzuchtte ze. ‘Ik aanvaard de uitdaging. Ik zal u niet teleurstellen! Ik zal niet falen!’

BOEK 1

Hoofdstuk 1

Achter zich hoorde ze het geschraap van klauwen over de blaadjes in het bos. Tika verstijfde, maar probeerde te doen alsof ze het niet hoorde om het wezen dichter naar zich toe te lokken. Stevig omklemde ze haar zwaard. Haar hart bonsde. Steeds dichterbij kwamen de voetstappen, ze hoorde rauw gehijg. Een hand met lange klauwen werd op haar schouder gelegd. Tika draaide zich met een ruk om, haalde uit met haar zwaard... en sloeg met veel kabaal een dienblad vol bekers op de grond.

Dezra slaakte een schrille kreet en sprong geschrokken achteruit. Stamgasten aan de bar barstten uit in bulderend gelach. Tika wist dat haar gezicht bijna net zo rood moest zijn als haar haar. Haar hart klopte wild, haar handen beefden.