‘Nou, Ladonna,’ zei Par-Salian na een poosje zachtjes. ‘Wat doen we?’
‘Laat me de tijdreisspreuk zien,’ zei ze op gespannen toon.
Par-Salian maakte een ongeduldig gebaar. ‘Je weet dat dat niet kan, Ladonna. Alleen de meesters van de Toren mogen die spreuk kennen…’
‘Ik heb op z’n minst het recht om de beschrijving te zien,’ antwoordde Ladonna kil. ‘Verberg de ingrediënten en de woorden voor me, als je wilt. Maar ik eis de te verwachten resultaten te bestuderen.’ Haar gezicht verhardde. ‘Vergeef me dat ik je niet meer zo blindelings vertrouw als vroeger, mijn oude vriend. Maar je gewaad lijkt al net zo grijs te worden als je haar.’
Justarius glimlachte alsof hij dat amusant vond.
Even bleef Par-Salian besluiteloos zitten.
‘Morgenochtend, mijn vriend,’ prevelde Justarius.
Boos stond Par-Salian op. Hij haalde een zilveren sleuteltje tevoorschijn dat hij onder zijn gewaad aan een zilveren ketting om zijn hals droeg, de sleutel die alleen de meester van een Toren van de Hoge Magie mag gebruiken. Ooit waren er vijf, nu waren er nog maar twee over. Toen Par-Salian de ketting afdeed en de sleutel in het gat stak van een rijk bewerkte houten kist vlak bij zijn bureau, vroegen alle drie de aanwezige magiërs zich stilzwijgend af of Raistlin soms op dat moment hetzelfde deed met de sleutel die hij in zijn bezit had, en of hij hetzelfde in zilver gebonden spreukenboek pakte. Misschien bladerde hij langzaam en eerbiedig dezelfde pagina’s door en liet hij zijn blik gaan over de spreuken die alleen de meesters van de Toren kenden.
Par-Salian sloeg het boek open, nadat hij de voorgeschreven woorden had gepreveld die alleen de meesters kenden. Als hij dat niet had gedaan, zou het boek voor zijn ogen zijn verdwenen. Zodra hij de juiste bladzijde had gevonden, pakte hij het prisma dat Ladonna had teruggezet, hield het boven de bladzijde en sprak dezelfde scherpe, ruwe woorden als Ladonna zoëven.
Het regenboogkleurige licht stroomde uit het prisma en scheen op de bladzijde. Op een bevel van Par-Salian werd de lichtstraal op een kale muur tegenover hen gericht.
‘Kijk maar,’ zei Par-Salian met een stem waar de woede nog in doorklonk. ‘Daar, op de muur. Lees de omschrijving van de spreuk.’
Ladonna en Justarius draaiden zich om naar de muur, waar ze de woorden konden lezen die door het prisma werden geprojecteerd. Ladonna noch Justarius kon lezen welke ingrediënten er nodig waren en welke woorden er dienden te worden gesproken. Die waren onleesbaar, misschien door Par-Salians toedoen, misschien vanwege de voorwaarden die aan de spreuk zelf kleefden. Maar de beschrijving van de betovering was duidelijk.
Het vermogen terug te reizen in de tijd ligt binnen de mogelijkheden van elfen, mensen en ogers, al sinds die rassen aan het begin der tijden door de goden werden geschapen en aldus door de stroming van de tijd werden meegevoerd. De spreuk kan niet worden gebruikt door dwergen, gnomen en kenders, aangezien de schepping van die rassen een ongelukje was dat niet door de goden was voorzien. (Zie de Grijze Steen van Gargath, appendix G.) Wanneer zij die behoren tot die rassen naar een vroeger tijdperk worden overgeheveld, kan dat grote gevolgen hebben voor het heden, hoewel niet bekend is welke. (In het ietwat onvaste handschrift van Par-Salian was het woord ‘dracoon’ toegevoegd aan de verboden rassen.)
Er zijn echter gevaren waarvan de gebruiker van de spreuk zich volledig bewust moet zijn voordat hij hem uitspreekt. Wanneer de gebruiker in het verleden sterft, zal dat geen invloed hebben op de toekomst, want dan zal het zijn alsof de gebruiker op deze dag in het heden is gestorven. Zijn andere dood zal geen invloed hebben op verleden, heden of toekomst, buiten de invloed die een dergelijke gebeurtenis ook in andere omstandigheden zou hebben gehad. Daarom verspillen we geen energie aan enigerlei beschermende spreuken.
De gebruiker zal niet in staat zijn te veranderen of beïnvloeden wat er in het verleden al is gebeurd. Dat is een voor de hand liggende voorzorgsmaatregel. Daarom is deze spreuk uitsluitend nuttig voor studiedoeleinden. Voor dat doel is hij ook ontworpen. (Weer een aantekening, maar deze keer in een veel ouder handschrift dan dat van Par-Salian. ‘Het is niet mogelijk de Catastrofe af te wenden. Dat hebben we tot ons grote verdriet ontdekt, en we hebben onze poging met een groot verlies moeten bekopen. Moge zijn ziel in vrede bij Paladijn rusten.’)
Justarius floot zachtjes van verbazing. ‘Dus dat is er met hem gebeurd,’ zei hij. ‘Dat geheim is goed bewaard gebleven.’
‘Het was dom van hen dat ze het zelfs maar probeerden,’ zei Par-Salian, ‘maar ze waren wanhopig.’
‘Net als wij,’ voegde Ladonna er verbitterd aan toe. ‘Nou, is dat alles?’
‘Nee, er is nog een bladzijde,’ antwoordde Par-Salian.
Wanneer de gebruiker van de spreuk niet zelf gaat, maar een ander terugstuurt (houdt u alstublieft rekening met de voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de verboden rassen op de vorige bladzijde), dan dient hij of zij de reiziger uit te rusten met een apparaat dat op elk willekeurig moment kan worden ingeschakeld en de reiziger in staat stelt terug te keren naar zijn eigen tijd. Beschrijvingen van dergelijke apparaten en hoe ze te vervaardigen volgen hieronder...
‘Enzovoorts,’ zei Par-Salian. Het regenboogkleurige licht verdween en leek te worden opgeslokt in de hand van de magiër, die zich om het kristal sloot. ‘De rest van de tekst is gewijd aan de technische details voor het vervaardigen van een dergelijk apparaat. Ik heb er een dat al heel oud is. Dat zal ik aan Caramon meegeven.’
Dat hij die naam benadrukte, gebeurde onwillekeurig, maar alle aanwezigen merkten het op. Ladonna glimlachte wrang en streek zachtjes over haar zwarte gewaad. Justarius schudde zijn hoofd. Par-Salian zelf liet zich met een gezicht waarin het verdriet geëtst leek in zijn stoel onderuitzakken toen hij besefte wat dat betekende.
‘Dus alleen Caramon zal het kunnen gebruiken,’ zei Justarius. ‘Ik begrijp waarom we Crysania naar het verleden sturen, Par-Salian. Zij moet ernaartoe, om nooit meer terug te keren. Maar Caramon?’
‘Caramon is mijn boetedoening,’ zei Par-Salian, zonder op te kijken. De oude magiër staarde naar zijn handen, die bevend op het opengeslagen spreukenboek lagen. ‘Hij gaat op reis om een ziel te redden, zoals ik hem heb verteld. Maar niet die van zijn broer.’ Par-Salian keek op. Uit zijn ogen sprak een groot verdriet. Zijn blik ging eerst naar Justarius, toen naar Ladonna. Beiden beantwoordden die blik vol begrip.
‘De waarheid zou hem mogelijk vernietigen,’ zei Justarius.
‘Als je het mij vraagt, valt er niet veel meer te vernietigen,’ merkte Ladonna koeltjes op. Ze stond op. Justarius volgde haar voorbeeld en wankelde even voordat hij met zijn kreupele been zijn evenwicht hervond. ‘Zolang je ons van die vrouw afhelpt, kan het me weinig schelen wat je met die man doet, Par-Salian. Als jij gelooft dat je zo het bloed van je gewaad kunt spoelen, moet je hem vooral helpen.’ Ze grimlachte. ‘In zekere zin vind ik het wel amusant. Misschien zijn we, nu we ouder worden, toch niet zo verschillend als je dacht, ofwel soms, lieve?’
‘De verschillen blijven, Ladonna,’ antwoordde Par-Salian met een vermoeide glimlach. ‘Alleen worden de scherpe, heldere contouren in de loop der tijd vager. Kan ik erop vertrouwen dat de Zwarte Mantels mijn beslissing zullen steunen?’
‘Het lijkt erop dat we geen keus hebben,’ zei Ladonna emotieloos. ‘Als je faalt…’
‘Dan mag je genieten van mijn ondergang,’ zei Par-Salian wrang.
‘Dat zal ik zeker doen,’ antwoordde de vrouw zachtjes, ‘al was het maar omdat dat waarschijnlijk het laatste zal zijn waar ik in mijn leven van zal kunnen genieten. Vaarwel, Par-Salian.’
‘Vaarwel, Ladonna,’ zei hij.
‘Een wijze vrouw,’ merkte Justarius op toen de deur achter haar was dichtgevallen.
‘Een waardige rivale voor jou, mijn vriend.’ Par-Salian ging weer achter zijn bureau zitten. ‘Het zal me een genoegen zijn toe te kijken terwijl jullie strijden om mijn positie.’