‘Eerwaarde zoon.’ Crysania maakte een eerbiedige buiging toen Quarath op hen afkwam. Daardoor miste ze zijn vluchtige, vragende blik op Elsa en haar korte knikje.
Quarath nam Crysania’s hand in de zijne en zei: ‘Ik ben dolblij te zien dat je weer op de been bent.’ Het klonk zo gemeend dat de jonge vrouw bloosde van genoegen. ‘De Priesterkoning heeft de hele nacht gebeden voor je genezing. Dit bewijs van zijn geloof en macht zal hem goeddoen. Vanavond zullen we je formeel aan hem presenteren. Maar,’ zei hij snel toen hij merkte dat Crysania iets wilde zeggen, ‘ik houd jullie maar aan de praat terwijl jullie naar het ochtendgebed willen. Laat je niet langer door mij ophouden.’
Quarath maakte voor hen allebei een prachtige, sierlijke buiging en liep verder de gang in.
‘Gaat hij niet naar de dienst?’ vroeg Crysania terwijl ze de priester nakeek.
‘Nee, lief kind,’ zei Elsa, glimlachend om zoveel naïviteit. ‘Elke ochtend vroeg staat hij de Priesterkoning bij tijdens diens persoonlijke ceremonie. Quarath is immers de rechterhand van de Priesterkoning en heeft elke dag vele belangrijke kwesties die zijn aandacht vragen. Je zou kunnen zeggen dat de Priesterkoning het hart en de ziel is van de kerk, en Quarath het brein.’
‘Hemel, wat merkwaardig,’ prevelde Crysania, die aan Elistan moest denken.
‘Merkwaardig, lief kind?’ vroeg Elsa met een ietwat afkeurende blik. ‘De gedachten van de Priesterkoning zijn bij de goden. Je kunt toch niet van hem verwachten dat hij zich bezighoudt met de alledaagse routine van de kerk?’
‘O, nee, natuurlijk niet.’ Crysania bloosde beschaamd.
Wat moest ze provinciaals lijken in de ogen van deze mensen, eenvoudig en onontwikkeld. Terwijl ze achter Elsa aan door de lichte, ruime gangen liep, vulden de schitterende muziek van de klokken en het glorieuze gezang van een kinderkoor haar ziel met extase. Crysania moest denken aan de simpele dienst die Elistan elke ochtend verzorgde. En daarnaast deed hij het grootste deel van het werk met betrekking tot de kerk nog altijd zelf.
Opeens vond ze die eenvoudige dienst maar sjofel en het werk dat Elistan deed beneden zijn waardigheid. Bovendien had het een hoge tol geëist van zijn gezondheid. Misschien, dacht ze met een steek van spijt, zou hij zijn leven niet zo hebben bekort als hij omringd was geweest door mensen als deze, die hem konden helpen.
Nou, dat zou veranderen, besloot Crysania opeens, beseffend dat dit nog een reden moest zijn waarom ze was teruggestuurd in de tijd: zij was uitverkoren om de glorie van de kerk te herstellen. Bevend van opwinding, in gedachten al druk bezig met plannen om alles te veranderen, vroeg Crysania aan Elsa of ze wilde uitleggen hoe de kerkhiërarchie werkte. Daar wilde Elsa maar al te graag over uitweiden terwijl ze samen door de gangen liepen.
Crysania ging zo op in het gesprek en hing zo volledig aan Elsa’s lippen, dat ze geen moment meer dacht aan Quarath, die op datzelfde moment zachtjes de deur van haar slaapkamer opende en naar binnen glipte.
Hoofdstuk 5
Binnen een paar tellen had Quarath het briefje van Par-Salian gevonden. Bij binnenkomst was hem vrijwel meteen opgevallen dat het gouden kistje op de kaptafel er niet meer stond. Snel doorzocht hij de lades, waar hij het aantrof, en aangezien hij lopers had van elk kistje, elke lade en elke deur in de tempel, had hij het zo open.
Het duurde echter even voor de priester iets begreep van de brief die erin zat. De inhoud had hij zich binnen een paar tellen ingeprent. Hij zou er niets van vergeten; Quaraths fenomenale vermogen om alles wat hij zag precies te onthouden was een van zijn grootste gaven. Het kostte hem dan ook niet veel moeite om de inhoud van de brief in zijn geheugen te griffen. Maar hij besefte al snel dat er uren van overpeinzing voor nodig zouden zijn om hem te begrijpen.
Afwezig vouwde Quarath het velletje rijstpapier op en stopte het terug in het kistje, waarna hij het op precies dezelfde plek in de la terugzette. Hij sloot het af met zijn sleutel, keek zonder veel belangstelling nog even in de overige lades, vond daar niets en verliet diep in gedachten verzonken de kamer van de jonge vrouw.
De inhoud van de brief was zo verwarrend en verontrustend dat hij al zijn afspraken van die ochtend afzegde of afschoof op zijn ondergeschikten. Vervolgens ging hij naar zijn werkkamer. Daar dacht hij na over elk woord, elke zin.
Uiteindelijk wist hij de brief te doorgronden, misschien niet naar zijn volle tevredenheid, maar voldoende om te besluiten wat hij moest doen. Drie dingen waren duidelijk. Ten eerste, de jonge vrouw mocht dan priesteres zijn, ze had omgang met magiegebruikers en was daarom verdacht. Ten tweede, de Priesterkoning verkeerde in gevaar. Dat was geen verrassing, want de magiegebruikers hadden goede reden om de man te haten en te vrezen. Ten derde, de jongeman die bij Crysania was aangetroffen, was ongetwijfeld een huurmoordenaar. Mogelijk was Crysania zijn handlanger.
Quarath grimlachte en feliciteerde zichzelf omdat hij al de juiste maatregelen had genomen om de dreiging af te wenden. Hij had ervoor gezorgd dat de jongeman – Caramon heette hij kennelijk – zijn tijd uitzat in een oord waar zich van tijd tot tijd ongelukjes voordeden.
Wat Crysania betrof: die bevond zich veilig binnen de muren van de tempel, waar ze in de gaten kon worden gehouden en subtiel kon worden ondervraagd.
Met een zucht van opluchting en een verlicht gemoed ontbood de priester zijn bediende en vroeg hem het middagmaal te komen brengen. Het deed hem deugd te weten dat de Priesterkoning in elk geval voorlopig veilig was.
In veel opzichten was Quarath een opmerkelijke man, niet in de laatste plaats omdat hij weliswaar ambitieus was, maar wist waar de grenzen van zijn mogelijkheden lagen. Hij had de Priesterkoning nodig en had daarom geen enkele behoefte om zijn plaats in te nemen. Quarath was er tevreden mee zich te koesteren in het licht van zijn meester, terwijl hij tegelijkertijd zijn eigen invloed, macht en autoriteit liet gelden in de wereld om hem heen, allemaal in naam van de kerk.
En door zijn eigen autoriteit uit te oefenen, vergrootte hij de macht van zijn ras. Doordrongen van de overtuiging dat zij superieur waren aan alle andere wezens en bovendien van nature goed waren, vormden de elfen de drijvende kracht achter de kerk.
Het was eigenlijk jammer, vond Quarath, dat de goden het nodig hadden gevonden om andere, zwakkere rassen te creëren. Rassen zoals de mens, die zo’n kort, hectisch leven leidden dat ze extra gevoelig waren voor de verlokkingen van het kwaad. Maar langzamerhand leerden de elfen daarmee om te gaan. Als ze het kwaad in de wereld niet volledig konden uitroeien (en daar waren ze druk mee bezig), dan konden ze het in elk geval beheersbaar maken. Vrijheid leidde tot het kwaad, en met name keuzevrijheid. Zeker bij mensen, die doorlopend misbruik maakten van dat geschenk. Je moest ze strenge regels geven waar ze zich aan moesten houden, in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk maken wat goed en slecht was en die wilde vrijheid inperken die ze op grote schaal misbruikten. Quarath geloofde heilig dat de mensen zich dan zouden gedragen. Dat ze dan tevreden zouden zijn.
Wat de andere rassen op Krynn betrof, gnomen, dwergen en (zucht) kenders, die werden door Quarath (en de kerk) in hoog tempo teruggedrongen in kleine, geïsoleerde gebieden waar ze weinig problemen konden veroorzaken en na verloop van tijd waarschijnlijk zouden uitsterven. (Dat plan werkte uitstekend in het geval van de gnomen en de dwergen, die toch niet veel belangstelling hadden voor de rest van Krynn. Helaas had het weinig effect op de kenders, die nog steeds vrolijk over de wereld rondzwierven, allerlei ellende veroorzaakten en zich kostelijk amuseerden.)
Dat alles speelde Quarath door het hoofd terwijl hij zijn middagmaal verorberde en plannen smeedde. Wat vrouwe Crysania betrof zou hij geen overhaaste maatregelen nemen. Dat was niet zijn stijl, en bovendien paste dat niet bij de elfen in het algemeen. Geduld hebben, dat was het beste. Toekijken. Afwachten. Het enige wat hij nu nodig had, was meer informatie. Daarom luidde hij een klein gouden belletje. De jonge acoliet die Denubis naar de Priesterkoning had gebracht, verscheen zo snel en stilletjes dat het leek of hij onder de deur door was geglipt in plaats van hem gewoon te openen.