Выбрать главу

Verrassend snel en behendig rukte de kok zich los, draaide de arm van de grote man op zijn rug en duwde zijn gezicht in de kom soep.

‘Je eet het gewoon op. En geniet er maar van,’ grauwde de kok nadat hij Caramons druipende gezicht bij het haar uit de kom had getrokken, ‘want iets anders krijg je de komende maand niet te eten.’

Tasselhof hield op met eten en keek verwachtingsvol op. De kender zag dat alle andere aanwezigen ook waren opgehouden met eten, ervan overtuigd dat het deze keer wel op een gevecht zou uitdraaien.

Caramons gezicht, dat drijfnat was van de soep, was lijkbleek. Er zaten rode vlekken op zijn wangen en er lag een gevaarlijke glinstering in zijn ogen.

De kok nam hem zelfgenoegzaam op, met zijn beide vuisten gebald.

Gretig wachtte Tas af tot Caramon de kok alle hoeken van de zaal zou laten zien. Caramon balde zijn grote vuisten zo stevig dat de knokkels wit werden. Hij tilde één hand op, waarop hij langzaam de soep uit zijn gezicht veegde.

Met een snuif van minachting draaide de kok zich om en slenterde weg.

Tas zuchtte. Caramon was nog lang niet de oude, zei hij bedroefd bij zichzelf, denkend aan de man die twee draconen met zijn blote handen had gedood door ze met de koppen tegen elkaar te slaan, de Caramon die ooit vijftien schurken in verschillende stadia van verwonding had achtergelaten toen ze de fout hadden begaan te proberen hem te beroven. Hij wierp Caramon vanuit zijn ooghoek een vluchtige blik toe, slikte de scherpe woorden in die op het puntje van zijn tong lagen en ging met pijn in zijn hart verder met eten.

Caramon at langzaam, lepelde de soep naar binnen en slikte hem door, zonder hem te proeven, zo leek het. Tas zag dat de vrouw en de zwarte man een blik wisselden, en even was hij bang dat ze de grote man zouden uitlachen. Kiiri wilde iets zeggen, maar toen ze in de richting van de deur keek, besloot ze abrupt haar mond te houden en verder te eten. Tas zag dat Raag weer binnenkwam, op de voet gevolgd door twee potige mannen.

Ze liepen op Caramon af en bleven vlak achter hem staan. Raag gaf de grote man een por.

Langzaam keek Caramon om. ‘Wat is er?’ vroeg hij met een doffe stem die Tas nauwelijks herkende.

‘Kom mee, nu,’ zei Raag.

‘Ik zit te eten,’ begon Caramon, maar de twee mannen grepen hem bij de armen en hesen hem van het bankje voordat hij zijn zin kon afmaken. Toen zag Tas een glimp van zijn oude vechtlust. Met een lelijke, donkerrode kleur op zijn wangen haalde Caramon onhandig naar een van de mannen uit. Maar die wist hem met een minachtende grijns gemakkelijk te ontwijken. Zijn partner gaf Caramon een felle schop in zijn buik. Met een kreun viel de krijger op handen en voeten op de grond. De twee mannen sleurden hem overeind. Met hangend hoofd liet Caramon zich afvoeren.

‘Wacht! Waar...’ Tas stond op, maar voelde dat er een sterke hand op de zijne werd gelegd.

Kiiri schudde waarschuwend haar hoofd, en Tas ging weer zitten.

‘Wat gaan ze met hem doen?’ vroeg hij.

De vrouw haalde haar schouders op. ‘Eet je bord leeg,’ zei ze streng.

Tas legde zijn vork neer. ‘Ik heb niet zoveel trek,’ mompelde hij verslagen. Hij moest denken aan de vreemde, wrede blik die de dwerg buiten de arena op Caramon had geworpen.

De zwarte man glimlachte naar de kender. ‘Kom mee,’ zei hij. Hij stond op en stak in een vriendschappelijk gebaar zijn hand uit. ‘Ik zal je je kamer laten zien. Dit krijgen we allemaal te verduren op onze eerste dag. Het komt wel goed met je vriend. Uiteindelijk.’

‘Uiteindelijk,’ snoof Kiiri. Ze schoof haar bord van zich af.

Tas lag moederziel alleen in de kamer waarvan hem was gezegd dat hij hem met Caramon moest delen. Het stelde niet veel voor. Het vertrek bevond zich onder de arena en leek nog het meest op een gevangeniscel. Maar Kiiri had hem verteld dat alle gladiatoren zo’n kamer hadden. ‘Ze zijn schoon en warm,’ zei ze. ‘Er zijn er niet veel op deze wereld die dat kunnen zeggen over de plek waar ze slapen. En trouwens, een luxeleventje is niets voor ons. Hier word je hard van.’

Nou, daar was geen ontkomen aan als je het de kender vroeg. Hij liet zijn blik gaan over de kale stenen muren, de met stro bedekte vloer, de tafel met een waterkan en een kom en de twee kleine kisten waar ze hun bezittingen in dienden te bewaren. Eén raampje in het plafond, ter hoogte van de begane grond, liet een bundel zonlicht binnen. Liggend op het harde bed keek Tas toe terwijl het zonlicht zich door de kamer verplaatste. De kender had op onderzoek uit kunnen gaan, maar hij had het gevoel dat hij er niet echt van zou kunnen genieten zolang hij niet wist wat ze met Caramon hadden gedaan.

De streep zonlicht op de grond werd steeds langer. Er ging een deur open, en Tas sprong gretig overeind, maar het was gewoon een andere slaaf, die een zak naar binnen gooide en de deur weer dichtdeed. Tas keek in de zak, en de moed zakte hem in de schoenen. Het waren de spullen van Caramon. Alles wat hij bij zich had, zelfs zijn kleren. Tas bestudeerde ze aandachtig om te zien of er bloedvlekken op zaten. Dat was niet zo. Er leek niets mee aan de hand... Hij voelde iets hards in een geheime binnenzak.

Snel haalde Tas het tevoorschijn. De adem stokte hem in de keel. Het magische instrument van Par-Salian! Hoe hadden ze dat over het hoofd kunnen zien, vroeg hij zich af, terwijl hij de prachtige hanger van edelsteen van alle kanten bewonderde. Natuurlijk, het was een magisch instrument, hielp hij zichzelf herinneren. Nu zag het eruit als een onbeduidend snuisterijtje, maar hij had zelf gezien dat het eerst een soort scepter was geweest, voordat Par-Salian er iets anders van maakte. Ongetwijfeld had het de macht om verborgen te blijven als het niet ontdekt wilde worden.

Terwijl hij eraan voelde, het vasthield en keek naar het zonlicht dat op de schitterende edelstenen speelde, slaakte hij een verlangende zucht. Dit was het mooiste, wonderlijkste, meest fantastische voorwerp dat hij in zijn leven had gezien. Hij wilde het wanhopig graag hebben. Zonder erbij na te denken stond hij op, en hij was al op weg naar zijn buidels toen hij zich bedacht.

Tasselhof Klisvoet, zei een stem die verdacht veel leek op die van Flint, dit zijn ernstige zaken waar je je mee bemoeit. Dit is de weg naar huis. Par-Salian zelf, de grote Par-Salian, heeft het tijdens een plechtige ceremonie aan Caramon overhandigd. Het behoort Caramon toe. Het is van hem, jij hebt er geen recht op.

Tas huiverde. Zulke gedachten had hij nog nooit gehad. Weifelend staarde hij naar het instrument. Misschien plantte dat ding die rare gedachten wel in zijn hoofd!

Hij besloot dat hij daar geen zin in had. Haastig liep hij met het instrument naar Caramons kist en stopte het daarin. Als extra voorzorg deed hij de kist op slot en stopte de sleutel tussen Caramons kleren. Hij voelde zich nog ellendiger toen hij terugliep naar zijn bed.

Het zonlicht was zo goed als verdwenen, en de kender werd steeds bezorgder, toen hij buiten een geluid hoorde. De deur werd ruw open geschopt.

‘Caramon!’ riep Tas vol ontzetting, terwijl hij overeind sprong.

De twee potige mannen sleepten de grote man over de drempel en slingerden hem op zijn bed. Vervolgens verlieten ze grijnzend de kamer en sloegen de deur achter zich dicht. Vanaf het bed klonk een zacht gekreun.

‘Caramon,’ fluisterde Tas. Haastig pakte hij de kan, goot wat water in de kom en liep ermee naar het bed van de grote krijger. ‘Wat hebben ze gedaan?’ vroeg hij zachtjes terwijl hij voorzichtig Caramons lippen bevochtigde.

Caramon kreunde weer en schudde zwakjes zijn hoofd. Tas wierp een snelle blik op het lichaam van de grote man. Er waren geen zichtbare verwondingen, geen bloed, geen zwellingen, geen paarse striemen of bewijzen van zweepslagen. Maar hij was gemarteld, dat was duidelijk. Hij verging van de pijn. Hij baadde in het zweet, zijn ogen waren weggerold in de kassen. Nu en dan begonnen er spieren krampachtig samen te trekken, en dan kwam er een kreun van pijn over zijn lippen.