Выбрать главу

Caramon trok zijn dolk los en staarde ernaar, terwijl hij zijn uiterste best deed de Barbaar vast te houden, die tegen hem aan viel. De dolk was echt!

‘Caramon...’ sputterde de man verstikt. Het bloed spoot uit zijn mond.

Het publiek brulde. Zulke goede trucage hadden ze al maanden niet meer gezien.

‘Barbaar! Ik wist het niet, dat zweer ik!’ riep Caramon, die vol ontzetting naar de dolk staarde. ‘Dat zweer ik!’

Opeens stonden Pheragas en Kiiri naast hem en hielpen ze hem de stervende Barbaar op de vloer van de arena te leggen.

‘Doen alsof het zo hoort!’ snauwde Kiiri bars.

In zijn woede gaf Caramon haar bijna een klap, maar Pheragas hield zijn arm tegen. ‘Jouw leven en dat van ons hangt ervan af,’ siste de zwarte man. ‘En dat van je kleine vriend.’

Verward staarde Caramon hen aan. Waar hadden ze het over? Wat bedoelden ze? Hij had zojuist een man gedood, een vriend. Kreunend rukte hij zich los uit Pheragas’ greep en knielde naast de Barbaar neer. In de verte hoorde hij het publiek juichen, en ergens diep van binnen besefte hij dat ze hiervan smulden. De Overwinnaar die de ‘dode’ de laatste eer bewees.

‘Vergeef me,’ zei hij tegen de Barbaar, die knikte.

‘Het ligt niet aan jou,’ fluisterde de man. ‘Geef jezelf niet de schuld...’ Zijn ogen kregen een starende blik en een belletje bloed spatte op zijn lippen uiteen.

‘We moeten hem de arena uit dragen,’ fluisterde Pheragas scherp tegen Caramon, ‘en het moet er goed uitzien. Zoals we hebben gerepeteerd. Begrepen?’

Caramon knikte, als verdoofd. Jouw leven... het leven van je kleine vriend. Ik ben een krijger. Dit is niet de eerste keer dat ik iemand heb gedood. Het is niets nieuws. Het leven van je kleine vriend. Bevelen gehoorzamen. Dat ben ik gewend. Eerst de bevelen gehoorzamen, dan denk ik er later wel over na...

Door dat in gedachten keer op keer te herhalen, slaagde Caramon erin het deel van zijn brein dat brandde van razernij en verdriet het zwijgen op te leggen. Kalm en koel hielp hij Kiiri en Pheragas het ‘levenloze’ lichaam van de Barbaar overeind te zetten, zoals ze tijdens de repetities talloze keren hadden gedaan. Hij vond zelfs de kracht om zich om te draaien naar het publiek en een buiging te maken. Met een vaardige beweging van zijn vrije arm liet Pheragas het lijken alsof ook de ‘dode’ Barbaar een buiging maakte. Het publiek vond het prachtig en juichte wild. Vervolgens sleepten de drie vrienden het lichaam van het podium, naar de donkere gangen eronder.

Daar aangekomen hielp Caramon de anderen de Barbaar op de koude stenen te leggen. Een hele tijd bleef hij staan staren naar het lichaam, zich vaag bewust van de andere gladiatoren, die op hun beurt stonden te wachten om de arena te betreden. Ze keken even naar het levenloze lichaam en versmolten vervolgens weer met de schaduwen.

Langzaam stond Caramon op. Hij draaide zich om, greep Pheragas vast en slingerde de zwarte man met alle kracht die hij in zich had tegen de muur. Hij haalde de met bloed bevlekte dolk achter zijn riem vandaan en hield hem voor Pheragas’ ogen.

‘Het was een ongeluk,’ zei Pheragas met opeengeklemde kaken.

‘Scherpe wapens!’ schreeuwde Caramon. Hij duwde Pheragas’ hoofd met kracht tegen de stenen muur. ‘Een beetje bloed! Vertel me nu in naam van de Afgrond wat er precies gaande is!’

‘Het was een ongeluk, sukkel,’ klonk een snerende stem.

Caramon draaide zich om. Voor hem stond de dwerg, als een kleine, verwrongen schaduw in de donkere, vochtige gang onder de arena.

‘En ik zal je vertellen hoe het zit met die ongelukken,’ zei Arack met zachte, boosaardige stem. Achter hem doemde de gestalte van Raag op, met een knots in zijn reusachtige hand. ‘Laat Pheragas los. Hij en Kiiri moeten terug naar de arena om het applaus in ontvangst te nemen. Jullie hebben vandaag gewonnen.’

Caramon wierp een korte blik op Pheragas en liet zijn hand zakken. De dolk gleed uit zijn verdoofde vingers op de grond en hij liet zich met zijn rug tegen de muur zakken. Kiiri keek hem zwijgend aan en legde meelevend een hand op zijn arm. Pheragas zuchtte, wierp de dwerg een venijnige blik toe en liep samen met Kiiri de gang uit. Ze ontweken het lichaam van de Barbaar, dat onaangeroerd op de stenen lag.

‘Jij zei dat er geen doden zouden vallen,’ zei Caramon met een stem die werd verstikt door woede en verdriet.

De dwerg ging voor de grote man staan. ‘Het was een ongeluk,’ zei hij nogmaals. ‘Ongelukken gebeuren van tijd tot tijd. Vooral met mensen die niet voorzichtig zijn. Het kan jou ook overkomen, als je niet voorzichtig bent. Of die kleine vriend van je. En de Barbaar is onvoorzichtig geweest. Of liever, zijn meester is onvoorzichtig geweest.’

Caramon hief zijn hoofd en staarde de dwerg met grote ogen van afschuw en ontzetting aan.

‘Aha, ik zie dat je het eindelijk begrijpt,’ zei Arack knikkend.

‘Deze man is nu dood omdat zijn eigenaar iemand tegen de haren in heeft gestreken,’ zei Caramon zachtjes.

‘Ja.’ De dwerg grijnsde en trok aan zijn baard. ‘Beschaafd, hè? Heel anders dan vroeger. En niemand heeft het door. Behalve zijn meester, uiteraard. Ik zag hem daarstraks kijken. Hij wist het, zodra je de Barbaar neerstak. Het was alsof je hem met die dolk had doorboord. Hij heeft de boodschap duidelijk begrepen.’

‘Dus dit was een waarschuwing?’ vroeg Caramon met verstikte stem.

De dwerg knikte opnieuw en haalde zijn schouders op.

‘Wie? Wie was zijn eigenaar?’

Arack aarzelde even en keek Caramon schattend aan. Zijn gehavende gezicht vertrok in een meesmuilende grijns. Caramon kon zijn berekenende gedachten bijna horen: wat zou het hem opleveren als hij het zei, wat zou het hem opleveren als hij zweeg? Kennelijk sloeg de balans snel door, want hij aarzelde niet lang. Hij gebaarde dat Caramon moest bukken en fluisterde een naam in zijn oor.

Caramon keek niet-begrijpend.

‘Een hogepriester, een eerwaarde zoon van Paladijn,’ voegde de dwerg eraan toe. ‘De rechterhand van de Priesterkoning zelf. Maar hij heeft er een gevaarlijke vijand bij, een gevaarlijke vijand.’ Arack schudde zijn hoofd.

Boven hen barstte een gedempt gejuich los. De dwerg keek vluchtig op en richtte zijn blik op Caramon. ‘Je moet nog even naar boven om het applaus in ontvangst te nemen. Dat wordt van je verwacht. Je bent een van de winnaars.’

‘En hij dan?’ vroeg Caramon. Zijn blik dwaalde af naar de Barbaar. ‘Hij gaat niet mee naar boven. Zal dat geen vragen oproepen?’

‘Verrekte spier. Gebeurt zo vaak. Kan het applaus niet in ontvangst nemen,’ zei de dwerg nonchalant. ‘We zullen bekendmaken dat hij ermee ophoudt, dat hij is vrijgelaten.’

Vrijgelaten! De tranen sprongen Caramon in de ogen. Hij wendde zijn blik af, keek naar de gang. Weer werd er gejuicht. Hij moest terug naar de arena. Jouw leven. Ons leven. Het leven van je kleine vriend.

‘Dat is de reden,’ zei Caramon moeizaam. ‘Dat is de reden dat je hem door mij hebt laten doden. Want nu heb je me klem. Je weet dat ik er niets over zal zeggen…’

‘Dat wist ik toch al,’ zei Arack met een gemene grijns. ‘Laten we het erop houden dat het een extraatje was om hem door jou te laten doden. Dat vinden de klanten prettig, het toont aan dat ik betrokken ben. Zie je, jouw meester was degene die de waarschuwing wilde geven. Ik dacht dat hij het wel op prijs zou stellen als ik zijn eigen slaaf daarvoor zou gebruiken. Natuurlijk verkeer je nu wel een beetje in gevaar. De dood van de Barbaar moet worden gewroken. Maar het zal de zaken enorm goeddoen als het gerucht zich eenmaal verspreidt.’

‘Mijn meester!’ zei Caramon verschrikt. ‘Maar jij hebt me gekocht! De school…’

‘Ach, ik was alleen maar een tussenpersoon.’ De dwerg kakelde. ‘Ik dacht al dat je dat niet zou weten.’

‘Maar wie is dan mijn...’ Maar op dat moment wist Caramon het antwoord al. Hij hoorde niet eens wat de dwerg zei. Hij kon het niet horen boven het plotselinge geraas uit dat in zijn hoofd galmde. Een bloedrode golf overspoelde hem, dreigde hem te verstikken. Zijn longen schrijnden, zijn maag keerde om en zijn benen begaven het.