‘D-dat weet ik niet,’ stamelde Crysania.
‘Dat kan ik je wel vertellen,’ bood Tas aan terwijl hij een stap naar voren deed. ‘O, neem me niet kwalijk, ik wilde jullie niet aan het schrikken maken. Ik ving toevallig op waar jullie het over hadden. Vrolijke midwinter, trouwens.’ Tas stak zijn hand uit, maar niemand pakte hem aan.
Zowel Raistlin als Crysania keek hem aan met een gezicht alsof er tijdens het eten opeens een spin in de soep was gevallen. Ongegeneerd stak de kender een hand in zijn zak en babbelde verder. ‘Waar hadden we het ook alweer over? O, ja, het magische instrument. Ja, nou,’ ging Tas haastig verder toen hij zag dat Raistlin dreigend zijn ogen samenkneep. ‘Wanneer je het uitvouwt, ziet het eruit als een... een scepter met aan het uiteinde een bol die flonkert van de edelstenen. Zo groot ongeveer.’ Hij hield zijn handen ongeveer een armlengte uit elkaar. ‘Maar alleen als het uitgevouwen is. Toen deed Par-Salian er iets mee, en…’
‘Hij vouwde het op,’ maakte Raistlin de zin af, ‘tot het klein genoeg was om in je zak te stoppen.’
‘Ja, inderdaad,’ zei Tas opgewonden. ‘Precies. Hoe weet je dat?’
‘Ik ben bekend met het instrument,’ antwoordde Raistlin, en opnieuw viel Tas een merkwaardige klank in zijn stem op, een zekere spanning, een trilling... van angst? Of verrukking? De kender wist het niet.
Het was Crysania ook opgevallen. ‘Wat is er?’ vroeg ze.
Raistlin gaf niet direct antwoord, en zijn gezicht was opeens een masker, ondoorgrondelijk, emotieloos, kil. ‘Dat durf ik nog niet goed te zeggen,’ antwoordde hij. ‘Hier moet ik over nadenken.’ Hij richtte zijn blik op Tas. ‘Wat wil je van me? Of stond je alleen maar aan de deur te luisteren?’
‘Natuurlijk niet!’ zei Tas beledigd. ‘Ik wilde je spreken, als jij en vrouwe Crysania uitgepraat zijn, tenminste,’ voegde hij er haastig aan toe met een vluchtige blik op Crysania.
Ze nam hem uiterst onvriendelijk op, vond hij, en wendde zich vervolgens tot Raistlin. ‘Zie ik je morgen?’ vroeg ze.
‘Dat denk ik niet,’ zei hij. ‘Ik zal uiteraard niet bij het midwinterfeest aanwezig zijn.’
‘O, maar daar wil ik ook niet naartoe,’ begon Crysania.
‘Je wordt verwacht,’ zei Raistlin bruusk. ‘En trouwens, ik heb mijn studie te lang verwaarloosd om van jouw gezelschap te genieten.’
‘Aha,’ zei Crysania. Zelf klonk ze ook weer koel en afstandelijk, maar Tasselhof kon zien dat ze gekwetst en teleurgesteld was.
‘Goedendag, heren,’ zei ze, toen na een poosje duidelijk werd dat Raistlin niet van plan was nog iets te zeggen. Met een lichte buiging draaide ze zich om en liep de donkere gang in. Het licht leek tegelijk met haar witte gewaad te verdwijnen.
‘Ik zal Caramon de groeten doen namens jou,’ riep Tas haar behulpzaam na, maar Crysania draaide zich niet om. Met een zucht wendde de kender zich tot Raistlin. ‘Ik ben bang dat Caramon geen beste indruk op haar heeft gemaakt. Maar hij was dan ook helemaal van de wereld door het dwergenwater…’
Raistlin kuchte. ‘Ben je hier gekomen om het over mijn broer te hebben?’ viel hij Tas kil in de rede. ‘Want in dat geval kun je gaan.’
‘O, nee hoor!’ zei Tas haastig. Toen keek hij grijnzend naar de magiër op. ‘Ik wil de Catastrofe tegenhouden.’
Voor het eerst in zijn leven kreeg Tas het voor elkaar om Raistlin perplex te doen staan. Lang kon hij er echter niet van genieten. Het gezicht van de magiër werd bleek en star en de spiegels van zijn ogen leken te barsten, zodat Tas naar binnen kon kijken, in de donkere, brandende diepten die de magiër verborgen hield. Handen zo sterk als de klauwen van een roofvogel klemden zich pijnlijk stevig om zijn schouders. Voor hij het wist, werd hij Raistlins kamer in geslingerd. De deur sloeg met een oorverdovende knal dicht.
‘Hoe kom je daarbij?’ vroeg Raistlin op hoge toon.
Geschrokken deinsde Tas achteruit. Steels keek hij om zich heen, want zijn kenderintuïtie vertelde hem dat hij maar beter snel een veilig heenkomen kon zoeken.
‘Eh... jij h-hebt me op h-het idee gebracht,’ stamelde Tas. ‘Nou ja, d-dat is niet helemaal w-waar, maar jij zei iets over dat ik d-de koers van de tijd zou kunnen veranderen. En ik dacht dat het b-best wel goed zou zijn als ik de C-Catastrofe tegenhield...’
‘Hoe wilde je dat aanpakken?’ vroeg Raistlin. In zijn ogen brandde zo’n fel vuur dat Tas het zweet uitbrak als hij er alleen maar naar keek.
‘Nou, ik wilde het eerst met jou bespreken, natuurlijk,’ zei de kender in de hoop dat Raistlin nog steeds gevoelig zou blijken voor vleierij, ‘en als jij dan zou zeggen dat het goed was, wilde ik met de Priesterkoning gaan praten en hem vertellen dat hij een heel grote fout maakt. Een van de grootste fouten aller tijden, als je begrijpt wat ik bedoel. En ik weet zeker dat hij wel zou luisteren als ik het zou uitleggen...’
‘Vast,’ zei Raistlin, en zijn stem klonk koel en beheerst. Maar vreemd genoeg meende Tas een ondertoon van grote opluchting te bespeuren. ‘Dus’ – de magiër wendde zich af – ‘je wilt met de Priesterkoning gaan praten. En als hij weigert te luisteren? Wat dan?’
Met open mond deed Tas er het zwijgen toe. ‘Daar heb ik niet bij stilgestaan,’ zei de kender na een poosje. Hij zuchtte en haalde zijn schouders op. ‘Dan gaan we naar huis.’
‘Er is een andere manier,’ zei Raistlin zachtjes. Hij ging op zijn stoel zitten en keek de kender met zijn ogen als spiegels aan. ‘Een zekere manier. Een manier om de Catastrofe onherroepelijk af te wenden.’
‘O, ja?’ vroeg Tas gretig. ‘Wat dan?’
‘Het magische instrument,’ antwoordde Raistlin. Hij spreidde zijn slanke handen. ‘Het herbergt enorme krachten, veel groter dan Par-Salian tegen die idioot van een broer van me heeft gezegd. Als je het op de dag van de Catastrofe activeert, zal de magie de vuurberg hoog boven de grond vernietigen, zodat er niemand gewond raakt.’
‘Echt waar?’ vroeg Tas verbijsterd. ‘Dat is fantastisch.’ Hij keek bedenkelijk. ‘Maar hoe weet ik zeker dat het werkt? Als het mislukt...’
‘Wat heb je te verliezen?’ vroeg Raistlin. ‘Als het om de een of andere reden zou mislukken, en dat betwijfel ik ten zeerste...’ De magiër glimlachte om de naïviteit van de kender. ‘Het is immers vervaardigd door magiegebruikers van het hoogste niveau…’
‘Net als de drakenbollen?’ viel Tas hem in de rede.
‘Net als de drakenbollen, ja,’ snauwde Raistlin, geïrriteerd over de onderbreking. ‘Maar stel dat het mislukt, dan kun je het instrument altijd nog gebruiken om op het laatste moment te ontsnappen.’
‘Samen met Caramon en Crysania,’ voegde Tas eraan toe.
Raistlin gaf geen antwoord, maar dat merkte de kender in zijn opwinding niet. Toen bedacht hij iets.
‘Maar stel dat Caramon al eerder weg wil?’ vroeg hij angstig.
‘Dat wil hij niet,’ antwoordde Raistlin zachtjes. ‘Geloof me nou maar,’ voegde hij eraan toe toen hij zag dat Tas wilde tegenstribbelen.
De kender dacht er nog even diep over na en slaakte een zucht. ‘Ik bedenk opeens iets. Ik denk niet dat Caramon me het instrument zal willen geven. Par-Salian heeft gezegd dat hij het met zijn leven moet beschermen. Hij houdt het ding altijd in het zicht en legt het achter slot en grendel in een kist als hij weg moet. En ik weet zeker dat hij me niet zou geloven als ik hem probeerde uit te leggen waar ik het voor nodig heb.’
‘Dan vertel je het hem niet,’ zei Raistlin schouderophalend. ‘De dag van de Catastrofe is ook de dag van de Laatste Ronde. Als het dan heel even weg is, merkt hij het toch niet.’
‘Maar dat is diefstal!’ zei Tas ontzet.
Raistlins lippen trilden. ‘Welnee, je leent het alleen,’ verbeterde hij de kender sussend. ‘En met een heel nobel doel bovendien. Daar kan Caramon niet boos om worden. Ik ken mijn broer. Bedenk eens hoe trots hij op je zal zijn.’
‘Je hebt gelijk,’ zei Tas met glanzende ogen. ‘Dan zou ik een echte held zijn, groter nog dan Kronin Distelknoop zelf! Hoe kom ik erachter hoe ik het ding in werking moet stellen?’