Выбрать главу

Een felle bliksemschicht verblindde haar; bij het horen van de rollende donder die er direct op volgde begroef ze haar gezicht in haar handen.

‘Dit moet ophouden, anders word ik gek,’ prevelde ze ontmoedigd, weggedoken in een hoekje.

Al twaalf dagen lang, sinds de cycloon, werd Istar geteisterd door onweer en een stortvloed van regen en hagel. Het bliksemde en donderde bijna doorlopend. De tempel schudde op zijn grondvesten, slapen was onmogelijk en het effect was geestdodend. Gespannen, verdoofd van uitputting en angst, liet Crysania zich met haar hoofd in haar handen op een stoel zakken.

Een zachte aanraking op haar arm maakte haar aan het schrikken, en ze sprong overeind. Ze zag een lange, knappe jongeman met een drijfnatte mantel om zijn schouders. Eronder waren de contouren van zijn spieren zichtbaar.

‘Neem me niet kwalijk, eerwaarde dochter, ik wilde je niet aan het schrikken maken,’ zei hij met een zware stem die haar, net als zijn gezicht, vaag bekend voorkwam.

‘Caramon!’ kreet Crysania opgelucht, en ze klampte zich vast aan zijn tastbare, stevige lijf. Weer kwam er een felle lichtflits en een donderklap. Crysania kneep haar ogen dicht en zette haar tanden op elkaar. Ze kon voelen dat zelfs Caramon verstijfde van de zenuwen. Hij hield haar vast, zodat ze niet zou vallen.

‘Ik... ik moest naar het ochtendgebed,’ zei Crysania zodra ze zich weer verstaanbaar kon maken. ‘Het moet verschrikkelijk zijn buiten. Je bent tot op de draad doorweekt.’

‘Ik probeer je al een paar dagen te spreken te krijgen…’ begon Caramon.

‘I-ik weet het,’ stamelde Crysania. ‘Het spijt me. Ik h-heb het alleen zo d-druk…’

‘Vrouwe Crysania,’ viel Caramon haar in de rede. Hij deed zijn best om zijn stem rustig te laten klinken. ‘We hebben het niet over een uitnodiging voor een midwinterfeest. Morgen houdt deze stad op te bestaan! Ik…’

‘Stil!’ beval Crysania. Nerveus blikte ze om zich heen. ‘Daar kunnen we het hier niet over hebben.’ Ze kromp ineen bij alweer een bliksemflits en een donderklap, maar ze vermande zich vrijwel meteen. ‘Kom mee.’

Caramon aarzelde even, maar liep toen fronsend achter haar aan terwijl ze hem voorging naar een van de vele donkere kamers in het binnenste van de tempel. Hier was de bliksem in elk geval niet te zien en werd het geluid van de donder gedempt. Zorgvuldig sloot Crysania de deur, waarna ze ging zitten en gebaarde dat Caramon haar voorbeeld moest volgen.

Even bleef Caramon staan, maar toen ging hij zitten, gespannen en slecht op zijn gemak, want hij werd op pijnlijke wijze herinnerd aan de laatste keer dat ze elkaar hadden gezien, toen hij zo dronken was geweest dat ze allemaal bijna waren omgekomen. Mogelijk moest Crysania daar ook aan denken. Ze nam hem op met ogen zo koud en grijs als de dageraad. Caramon werd rood.

‘Ik ben blij te zien dat je gezondheid zo is verbeterd,’ zei Crysania. Ze deed haar best om niet te streng te klinken, maar dat mislukte faliekant.

Caramon werd nog roder. Hij keek naar de grond.

‘Het spijt me,’ zei Crysania abrupt. ‘Neem het me alsjeblieft niet kwalijk. Ik heb al nachten niet geslapen door dat onweer.’ Ze legde een bevende hand op haar voorhoofd. ‘Ik kan niet helder denken,’ zei ze hees. ‘Dat onophoudelijke kabaal...’

‘Ik begrijp het,’ zei Caramon. Hij keek vluchtig naar haar op. ‘En je hebt het volste recht om me te minachten. Ik minacht mezelf ook om wie ik was. Maar dat doet er nu niet meer toe. We moeten weg, vrouwe Crysania.’

‘Ja, je hebt gelijk.’ Crysania ademde diep in. ‘We moeten maken dat we wegkomen. We hebben nog maar een paar uur de tijd om te ontsnappen. Daar ben ik me heus wel van bewust, geloof me.’ Zuchtend keek ze naar haar handen. ‘Ik heb gefaald,’ zei ze mat. ‘Tot op het laatste moment ben ik blijven hopen dat er iets zou veranderen. Maar de Priesterkoning is blind. Stekeblind.’

‘Maar dat is niet de reden dat je me al die tijd hebt ontweken, of wel soms?’ vroeg Caramon toonloos. ‘Zodat ik niet weg kon?’

Nu was Crysania degene die bloosde. Ze keek naar haar handen, die onrustig op haar schoot lagen. ‘Nee,’ zei ze zo zachtjes dat Caramon haar nauwelijks kon verstaan. ‘Nee, ik... ik wilde niet weg zonder... zonder...’

‘Raistlin,’ maakte Caramon de zin af. ‘Vrouwe Crysania, hij heeft zijn eigen magie. Daarmee is hij ook hier gekomen. Hij heeft zijn keus gemaakt. Dat besef ik nu. We moeten weg…’

‘Je broer is doodziek geweest,’ zei Crysania abrupt.

Met een ruk keek Caramon op. Zijn gezicht was vertrokken van bezorgdheid.

‘Ik probeer hem al dagen te spreken te krijgen, al sinds midwinterdag, maar hij weigert iemand binnen te laten, zelfs mij. Maar vandaag heeft hij me laten weten dat hij me wil spreken.’ Crysania’s wangen gloeiden onder de indringende blik van Caramon. ‘Ik ga met hem praten, proberen hem over te halen met ons mee te gaan. Als zijn gezondheid hem in de steek laat, heeft hij niet genoeg kracht om zijn magie te gebruiken.’

‘Nee,’ prevelde Caramon, denkend aan de inspanning die het kostte om zo’n krachtige, complexe betovering uit te voeren. Zelfs Par-Salian had er dagen voor nodig gehad, en die verkeerde in goede gezondheid. ‘Waar heeft Raist last van?’ vroeg hij opeens.

‘Van de nabijheid van de goden,’ antwoordde Crysania, ‘zoals vele anderen, hoewel die weigeren het toe te geven.’ Haar stem haperde van verdriet, maar ze klemde haar lippen stevig op elkaar en ging verder. ‘We moeten klaar zijn om snel in actie te komen, als hij met ons mee wil…’

‘En als hij dat niet wil?’ viel Caramon haar in de rede.

Crysania bloosde. ‘Ik denk... van wel,’ zei ze verward. Ze moest denken aan die keer in zijn vertrekken toen hij zo dicht bij haar was geweest, aan zijn hunkerende blik vol begeerte, vol bewondering. ‘Ik heb... veel met hem gesproken... over hoe verkeerd het pad is dat hij heeft gekozen. Ik heb hem laten zien dat het kwaad niets kan bouwen of scheppen, dat het alleen maar dingen kan vernietigen en zich uiteindelijk tegen zichzelf keert. Hij heeft toegegeven dat mijn argumenten hout snijden en heeft beloofd erover na te denken.’

‘En hij houdt van je,’ zei Caramon zachtjes.

Crysania kon de grote man niet recht aankijken. Ze kon geen antwoord geven. Haar hart klopte zo snel dat ze even niets anders hoorde dan het razen van haar eigen bloed. Ze voelde dat Caramon haar met zijn donkere ogen aankeek, terwijl de donder de tempel op zijn grondvesten deed trillen. Crysania klemde haar handen ineen om het beven tegen te gaan. Toen zag ze dat Caramon opstond.

‘Vrouwe,’ zei hij zachtjes, plechtig, ‘als je gelijk hebt, als jouw goedheid en liefde hem ertoe kunnen brengen de donkere paden te verlaten die hij bewandelt en uit eigen beweging te kiezen voor het licht, dan zou ik... dan zou ik...’ Caramons stem begaf het en hij wendde haastig zijn gezicht af.

Toen ze de liefde hoorde die in de stem van de grote man doorklonk en de tranen zag die hij trachtte te verbergen, werd Crysania overmand door verdriet en berouw. Ze begon zich af te vragen of ze hem verkeerd had beoordeeld. Ze stond op en legde zachtjes haar hand op Caramons gespierde arm. De krachtige spieren spanden zich aan terwijl Caramon zich moeizaam probeerde te beheersen.

‘Moet je echt terug? Kun je niet blijven…’

‘Nee.’ Caramon schudde zijn hoofd. ‘Ik moet Tas nog ophalen, en het instrument dat Par-Salian me heeft gegeven. Dat bewaar ik achter slot en grendel. Bovendien heb ik een paar vrienden... Ik probeer hen ervan te overtuigen dat ze de stad moeten ontvluchten. Misschien is het al te laat, maar ik moet nog één poging doen…’

‘Uiteraard,’ zei Crysania. ‘Dat begrijp ik. Kom zo snel mogelijk terug. Laten we afspreken... laten we afspreken bij Raistlins vertrekken.’

‘Ik zal er zijn, vrouwe,’ beloofde hij plechtig. ‘Maar nu moet ik gaan, voordat mijn vrienden naar de repetitie gaan.’ Hij pakte even stevig haar hand vast en haastte zich weg.

Crysania keek hem na terwijl hij de gang in liep, waar het toortslicht de sombere duisternis maar deels verdrong. Hij liep snel en zeker, en gaf geen krimp toen hij aan het eind van de gang een raam passeerde dat opeens werd verlicht door een felle bliksemschicht. Hoop was het anker van zijn door storm geteisterde ziel, dezelfde hoop die Crysania opeens in haar binnenste voelde opwellen.