Caramon werd opgeslokt door de duisternis. Crysania tilde met één hand de rokken van haar witte gewaad op, draaide zich om en liep de trap op naar het deel van de tempel waar de magiër met de zwarte mantel verbleef.
Haar hoop en vertrouwen zakten een beetje weg toen ze die gang betrad. Hier leek het brute onweer vrij spel te hebben. Zelfs de dikste gordijnen konden het verblindende licht niet tegenhouden, zelfs de dikste muren konden de donderklappen niet dempen. Misschien was er ergens een raam dat niet helemaal dicht kon, want zelfs de wind leek door de muren van de tempel heen te zijn gedrongen. Toortsen wilden hier niet branden. Niet dat dat nodig was, want het bliksemde aan één stuk door.
Crysania’s haar waaide in haar ogen, haar gewaad wapperde om haar heen. Toen ze de kamer van de magiër aan het eind van de gang naderde, hoorde ze de regen tegen het raam kletteren. Het was koud en vochtig. Rillend versnelde ze haar pas, en ze had haar hand al geheven om aan te kloppen, toen er opeens een blauwwitte bliksemflits door de gang knetterde. De gelijktijdige donderklap wierp Crysania tegen de deur. Die vloog open, en ze kwam in Raistlins armen terecht.
Het was net als in haar droom. Bijna snikkend van doodsangst nestelde ze zich in de fluwelen zachtheid van het zwarte gewaad en warmde ze zichzelf aan zijn verhitte lichaam. Aanvankelijk was dat lichaam gespannen, maar na een tijdje voelde ze dat het ontspande. Abrupt sloeg hij zijn armen om haar heen en hief zijn hand om haar sussend, troostend over haar hoofd te strelen.
‘Rustig maar, rustig maar,’ fluisterde hij alsof hij het tegen een bang kind had. ‘Wees niet bang voor het onweer, eerwaarde dochter. Wees er blij om! Proef de macht van de goden, Crysania. Dit doen ze om de dwazen bang te maken. Ons kunnen ze niets doen, als je daar tenminste voor kiest.’
Langzaam maar zeker werd Crysania’s gesnik minder hevig. Wat Raistlin zei was niet bepaald het tedere geprevel van een moeder. De betekenis ervan drong in één klap tot haar door. Ze keek naar hem op.
‘Hoe bedoel je?’ stamelde ze, opeens banger dan ooit. Er leek een barst te zijn ontstaan in de spiegels van zijn ogen, waardoor ze een glimp kon opvangen van de brandende ziel erachter.
Onwillekeurig probeerde ze zich los te rukken, maar hij streek met bevende handen de slordige, zwarte lokken uit haar gezicht en fluisterde: ‘Ga met me mee, Crysania. Ga mee naar een tijd waarin je de enige priesteres in de hele wereld zult zijn, naar de tijd waarin we wellicht door de poort kunnen om de goden uit te dagen. Stel je eens voor hoe het zou zijn om te regeren, om de wereld een dergelijke macht te tonen!’
Raistlin liet haar los. Hij hief zijn handen, en het zwarte gewaad leek om hem heen te dansen toen het opnieuw bliksemde en donderde. Hij lachte. Pas toen zag Crysania de koortsachtige glans in zijn ogen en de felrode vlekken op zijn doodsbleke wangen. Hij was mager, veel magerder dan de laatste keer dat ze hem had gezien.
‘Je bent ziek,’ zei ze. Ze liep achteruit naar de deur, stak haar hand al uit naar de klink. ‘Ik ga hulp halen...’
‘Nee!’ Raistlins schreeuw was luider dan de donder. Zijn ogen werden weer als spiegels, zijn gezicht was koel en beheerst. Hij greep haar pijnlijk stevig bij haar pols en trok haar terug de kamer in. De deur sloeg met een klap achter haar dicht. ‘Ik ben inderdaad ziek,’ zei hij zachtjes, ‘maar er is niets tegen te doen. Er is geen geneesmiddel tegen mijn kwaal, behalve ontsnappen aan al deze krankzinnigheid. Mijn voorbereidingen zijn bijna afgerond. Morgen, op de dag van de Catastrofe, zal de aandacht van de goden gericht zijn op de harde les die ze deze arme drommels moeten leren. Dan zal de Duistere Koningin me niet kunnen tegenhouden terwijl ik mijn magie gebruik om naar het enige moment in de toekomst te reizen waarop ze kwetsbaar is voor de macht van een ware priesteres!’
‘Laat me los!’ riep Crysania, wier pijn en verontwaardiging sterker waren dan haar angst. Boos rukte ze zich los. Maar ze herinnerde zich nog levendig zijn omhelzing, de aanraking van zijn handen... Gekwetst en beschaamd wendde Crysania zich af. ‘Je zult je kwaad zonder mij moeten verrichten,’ zei ze met een door tranen verstikte stem. ‘Ik ga niet met je mee.’
‘Dan zul je sterven,’ zei Raistlin grimmig.
Met een ruk draaide Crysania zich naar hem om. De schrik en de woede hadden haar tranen in één klap gedroogd. ‘Hoe waag je het mij te bedreigen!’ riep ze.
‘O, ik zal je niet zelf doden,’ zei Raistlin met een vreemde glimlach. ‘Dat zullen degenen doen die je hiernaartoe hebben gestuurd.’
Verbijsterd knipperde Crysania met haar ogen, maar ze herstelde zich snel. ‘Alweer een list?’ vroeg ze kil. Achteruit liep ze bij hem weg, maar de pijn in haar hart om zijn bedrog was bijna ondraaglijk. Ze wilde alleen nog maar weg, voordat hij zou zien hoezeer hij haar had gekwetst.
‘Het is geen list, eerwaarde dochter,’ zei Raistlin slechts. Hij gebaarde naar een boek met een rode kaft dat opengeslagen op zijn bureau lag. ‘Kijk zelf maar. Ik heb er lang op gestudeerd...’ Hij gebaarde naar de vele rijen rode boeken die de muur bedekten.
Crysania slaakte een kreetje van verwondering. De laatste keer dat ze hier was, waren die er nog niet.
Raistlin keek haar aan en knikte. ‘Ja, ik heb ze van heinde en verre gehaald. Voor vele ervan heb ik grote afstanden moeten afleggen. Dit heb ik uiteindelijk gevonden in de Toren van de Hoge Magie in Wayreth, zoals ik al die tijd al vermoedde. Kom er maar eens naar kijken.’
‘Wat is het?’ Crysania staarde naar het boek alsof het een gifslang was die elk moment kon toeslaan.
‘Een boek, meer niet.’ Raistlin glimlachte vermoeid. ‘Ik kan je verzekeren dat het niet in een draak zal veranderen die je op mijn bevel zal ontvoeren. Nogmaals: het is een boek, een encyclopedie, zou je kunnen zeggen. Een heel oude, geschreven in de Dromentijd.’
‘Waarom wil je het me laten zien? Wat heeft het met mij te maken?’ vroeg Crysania achterdochtig. Maar ze schoof niet meer in de richting van de deur. Raistlins kalmte stelde haar gerust. Even sloeg ze zelfs geen acht op het gedonder en gebliksem buiten.
‘Het is een encyclopedie van magische voorwerpen die tijdens de Dromentijd zijn vervaardigd,’ ging Raistlin onverstoorbaar verder, staand naast zijn bureau. Hij liet Crysania’s blik geen moment los en leek haar zelfs naar zich toe te trekken. ‘Lees maar...’
‘Ik kan de taal van de magie niet lezen,’ zei Crysania met een frons, die echter al snel verdween. ‘Of ga je het soms voor me “vertalen”?’ vroeg ze hooghartig.
Woede laaide op in Raistlins ogen, maar die maakte vrijwel meteen plaats voor een blik van droefheid en uitputting die dwars door Crysania’s ziel sneed.
‘Het is niet geschreven in de taal van de magie,’ zei hij zachtjes. ‘Anders zou ik je niet hebben gevraagd te komen.’ Hij wierp een blik op het zwarte gewaad dat hij droeg en vertrok zijn lippen in een bittere glimlach. ‘Lang geleden heb ik bereidwillig de vereiste prijs betaald. Ik weet ook niet waarom ik hoopte dat je me zou vertrouwen.’
Diep beschaamd, al begreep ze niet waarom, beet Crysania op haar lip en liep om het bureau heen. Aarzelend bleef ze staan. Raistlin ging zitten en wenkte haar, en ze deed nog een stap naar voren, zodat ze naast het opengeslagen boek stond. De magiër sprak een machtswoord, en de staf die vlak naast Crysania tegen de muur stond straalde een fel, geel licht uit waar ze bijna net zo van schrok als van de bliksem.
‘Lees maar,’ zei Raistlin, wijzend op de bladzijde.
Nog steeds een beetje geschrokken liet Crysania haar blik over de bladzijde gaan, hoewel ze geen idee had waar ze naar zocht. Toen werd haar aandacht ergens door getrokken. Tijdreisinstrument luidde een van de lemma’s, en ernaast stond een afbeelding van een voorwerp dat leek op wat de kender had beschreven.