Выбрать главу

‘Is dat het?’ vroeg ze met een blik op Raistlin. ‘Het instrument dat Par-Salian aan Caramon heeft gegeven, waarmee we terug kunnen?’

De magiër knikte. Het gele licht van de staf werd weerkaatst door zijn ogen.

‘Lees maar,’ herhaalde hij zachtjes.

Nieuwsgierig liet Crysania haar blik over de tekst gaan. In iets meer dan een alinea werd een beschrijving gegeven van het instrument, de grote tovenaar – allang vergeten – die het had ontworpen en vervaardigd, hoe het diende te worden gebruikt. De beschrijving ging grotendeels haar pet te boven omdat er over esoterische zaken werd gesproken. Er waren slechts fragmenten die ze begreep.

... zal de persoon die reeds onder de betovering verkeert naar voren dan welnaar achteren voeren... dient op de juiste manier te worden samengesteld, de facetten dienen in de juiste volgorde te worden gedraaid... kan slechts één persoon transporteren, degene aan wie het instrument wordt overhandigd wanneer de betovering wordt uitgesproken... het instrument kan uitsluitend worden gebruikt door elfen, mensen en ogers... geen magisch woord nodig...

Crysania had het eind van de alinea bereikt en keek onzeker op naar Raistlin. Hij stond met een vreemde, verwachtingsvolle uitdrukking op zijn gezicht naar haar te kijken. Kennelijk stond er in de tekst iets wat ze had moeten ontdekken. En diep van binnen voelde ze verontrusting, angst, verdoving, alsof haar hart de tekst sneller had begrepen dan zijzelf.

‘Nog een keer,’ zei Raistlin.

Hoewel ze zich nu weer bewust was van het onweer buiten, dat in hevigheid leek toe te nemen, deed Crysania haar best zich te concentreren toen ze zich opnieuw over de tekst boog.

En daar stond het. De woorden sprongen eruit, vlogen haar naar de keel, verstikten haar.

Kan slechts één persoon transporteren...

Kan slechts één persoon transporteren!

Crysania’s benen begaven het. Gelukkig zette Raistlin net op dat moment een stoel achter haar neer, anders zou ze misschien zijn gevallen.

Een hele tijd staarde ze voor zich uit. Hoewel de kamer werd verlicht door de bliksem en het magische licht van de staf, had ze het gevoel dat het er opeens pikdonker was.

‘Weet hij het?’ vroeg ze uiteindelijk met gevoelloze lippen.

‘Caramon?’ Raistlin snoof. ‘Natuurlijk niet. Als ze het hem hadden verteld, zou hij over zijn eigen voeten zijn gestruikeld in zijn haast het ding naar je toe te brengen, je op zijn knieën hebben gesmeekt het zelf te gebruiken en hem de eer te gunnen in jouw plaats te sterven. Ik kan niet veel bedenken wat hem gelukkiger zou maken.

Nee, vrouwe Crysania, hij zou het instrument vol vertrouwen hebben gebruikt, ongetwijfeld met zowel jou als de kender naast zich. En hij zou er kapot van zijn geweest als ze hem vervolgens hadden uitgelegd waarom alleen hij was teruggekeerd. Ik vraag me af hoe Par-Salian dat zou hebben opgelost,’ voegde Raistlin er met een grimmige lach aan toe. ‘Caramon zou alleszins in staat zijn die Toren ter plekke met de grond gelijk te maken. Maar dat doet er nu niet toe.’

Hij ving haar blik, hoewel ze de zijne het liefst zou hebben ontweken. Op pure wilskracht dwong hij haar hem in de ogen te kijken. Weer zag ze zichzelf, maar deze keer zag ze er eenzaam en doodsbang uit.

‘Ze hebben je hiernaartoe gestuurd om te sterven, Crysania,’ zei Raistlin met een stem die nauwelijks meer was dan een fluistering, maar Crysania desondanks tot in de kern van haar wezen raakte en luider dan de donder nagalmde in haar hoofd. ‘Is dat het goede waar je het steeds over hebt? Ha! Ze leven in angst, net als de Priesterkoning. Ze vrezen je, zoals ze mij vrezen. Het enige pad naar het goede, Crysania, is mijn pad. Help me het kwaad te verslaan. Ik heb je nodig...’

Crysania sloot haar ogen. Levendig zag ze Par-Salians handschrift voor zich op het briefje dat ze had gevonden.... riskeert zowel je leven als je ziel... om het ene te redden, zul je het andere moeten opofferen. Er staan je vele manieren ter beschikking om het tijdperk waarin je je nu bevindt te verlaten. Eén ervan is middels Caramon. Hij had haar opzettelijk misleid! Wat voor andere manier was er dan, afgezien van Raistlins manier? Bedoelde de magiër dat? Wie kon haar antwoord geven? Was er ook maar iemand in deze sombere, verlaten wereld die ze kon vertrouwen?

Met krampachtig trekkende spieren duwde Crysania zichzelf uit de stoel omhoog. Ze keek niet naar Raistlin, ze staarde voor zich uit in het niets. ‘Ik moet gaan...’ mompelde ze verslagen. ‘Ik moet nadenken...’

Raistlin probeerde haar niet tegen te houden. Hij ging niet eens staan. Hij zei helemaal niets, tot ze bij de deur was.

‘Morgen,’ fluisterde hij. ‘Morgen...’

Hoofdstuk 15

Caramon had al zijn kracht en de hulp van twee wachters nodig om tegen de stormachtige wind in de grote deuren van de tempel open te duwen. Toen de grote man naar buiten stapte, sloeg de wind met volle kracht tegen hem aan en duwde hem tegen de stenen muur alsof hij niet groter was dan Tas. Moeizaam vocht Caramon ertegen, en uiteindelijk won hij het en kon hij de trap af lopen.

Tussen de hoge gebouwen van de stad was de storm iets minder woest, maar lopen was nog steeds niet gemakkelijk. Op sommige plaatsen stond het water tot vlak onder zijn knieën, en het stroomde zo hard dat hij een paar keer bijna onderuit werd gesleurd. De bliksem verblindde hem en de donder was oorverdovend.

Het sprak vanzelf dat hij weinig mensen tegenkwam. De inwoners van Istar hielden zich binnen schuil en vervloekten de goden, of riepen hen juist aan. De paar lieden die hij tegenkwam, omdat ze zich om de een of andere wanhopige reden in de storm moesten wagen, klampten zich vast aan gevels of stonden ineengedoken in portieken.

Maar Caramon ploeterde verder, want hij moest terug naar de arena. Zijn hart was vol hoop en vertrouwen, ondanks de storm. Of misschien juist door de storm. Nu zouden Kiiri en Pheragas toch zeker wel naar hem luisteren in plaats van hem vreemde, kille blikken toe te werpen wanneer hij hen probeerde over te halen Istar te ontvluchten.

‘Ik kan jullie niet vertellen hoe ik het weet, maar ik weet het zeker,’ zei hij smekend. ‘Er staat een ramp te gebeuren, ik kan het gewoon ruiken.’

‘En het laatste toernooi mislopen?’ vroeg Kiiri koeltjes.

‘Dat gaat met dit weer toch niet door!’ Caramon zwaaide wild met zijn armen.

‘Zo’n felle storm kan nooit lang aanhouden,’ zei Pheragas. ‘Hij drijft vanzelf over en dan wordt het schitterend weer. Trouwens’ – hij kneep zijn ogen samen – ‘hoe denk jij je in de arena te redden zonder ons?’

‘Als het moet, vecht ik in m’n eentje,’ zei Caramon, een beetje van de wijs gebracht. Tegen die tijd zou hij allang weg zijn als het aan hem lag, samen met Tas en Crysania en misschien... misschien...

‘Als het moet,’ herhaalde Kiiri op vreemde, barse toon, terwijl ze een blik wisselde met Pheragas. ‘Fijn dat je aan ons denkt, vriend,’ zei ze met een vernietigende blik op de ijzeren halsband die Caramon droeg, net zo een als ze zelf had, ‘maar nee. Ons leven zou niets meer waard zijn. Weggelopen slaven! Hoe lang denk je dat we het zouden volhouden?’

‘Dat doet er toch niet meer toe na... na...’ Caramon zuchtte en schudde verslagen zijn hoofd. Wat kon hij zeggen? Hoe kon hij het hun duidelijk maken? Maar ze hadden hem niet eens de kans gegeven. Zonder een woord te zeggen waren ze opgestaan en hadden ze hem alleen in de eetzaal achtergelaten.

Maar nu zouden ze toch zeker wel luisteren. Inmiddels beseften ze vast wel dat dit geen gewone storm was. Zouden ze nog genoeg tijd hebben om zich veilig uit de voeten te maken? Caramon keek peinzend voor zich uit, en voor het eerst van zijn leven wenste hij dat hij eens wat vaker een boek had ingekeken. Hij had geen flauw idee hoe groot het gebied was dat door de val van de vuurberg zou worden verwoest. Hij schudde zijn hoofd. Misschien was het al te laat.

Nou ja, hij had zijn best gedaan, zei hij tegen zichzelf terwijl hij door het water ploeterde. Hij dwong zichzelf aan iets prettigers te denken dan aan het lot dat zijn vrienden wachtte. Nog even en hij was weg uit deze vreselijke stad. Nog even en dan zou dit alles alleen nog maar een nare droom lijken.