Выбрать главу

‘Niemand met mijn soort verwondingen is dat ooit overkomen.’ ‘Nee,’ werd er met tegenzin toegegeven. ‘Maar er is hoop en we moeten het blijven proberen. Je hoort nog steeds bij ons, Eliza­beth. We willen dat je weer aan het werk kunt, hoe lang dat ook mag duren. Maar je moet het blijven proberen.’ Probeer de blinde vrouw maar zover te krijgen dat ze de drie volle manen van Denali kan zien. Probeer het dove meisje maar te leren van Bach te houden of de tongloze om Bellini te zingen. Waarom ook niet.

‘Je bent een goede vriend, Chun-Mei en God weet dat je heel hard met me hebt gewerkt. Maar het zou misschien gezonder zijn als ik dit verlies probeerde te aanvaarden. Denk eens aan die miljoenen doodgewone mensen die een gelukkig en vervuld leven leiden zonder wat voor psychisch vermogen dan ook. Ik moet me gewoon leren schikken in dat nieuwe perspectief.’ Vergeet de herinnering aan de engelenvleugels die de geest is kwijtgeraakt. Wees gelukkig binnen de gevangenismuren van je eigen schedel. Vergeet die onuitsprekelijke Eenheid, de synergie, het ademloos bruggen slaan van wereld naar wereld, de onbe­vreesde warmte van aanverwante zielen, de vreugde om talent­volle kindergeesten volledig bewust te maken van hun vermo­gens. Vergeet de smartelijke herinnering aan de dode Lawrence. Waarom niet?

Kwong aarzelde. ‘Waarom volg je het advies van Czarneki niet op? Een mooie, lange vakantie op een warme, liefdevolle wereld? Tuamotu. Rivièra. Tamiami. Of zelfs de Oude Aarde! Wanneer je terug bent, kunnen we beginnen met simpele afbeel­dingen.’

‘Dat zou wel eens precies goed voor me kunnen zijn, Chun-Mei.’ De therapeut ontging de lichte nadruk niet, zijn mond trok bezorgd verder samen. Maar hij zei niets, bang nog meer pijn te veroorzaken.

Elizabeth deed haar met bont afgezette mantel aan en keek door de gordijnen van het kantoor naar buiten. ‘Goeie genade, kijk eens hoe de storm is aangewakkerd! Ik zou wel gek zijn als ik de kans niet greep om aan de winter op Denali te ontkomen. Ik hoop dat mijn karretje wil starten. Het was weer eens het enige vanrnorgen dat het niet deed, het is zo ongeveer rijp voor de schroot­hoop.’

Net als de bestuurster.

De therapeut volgde Elizabeth Orme naar de deur en legde impulsief een hand op haar schouder. Hij projecteerde vrede, hoop. ‘Je mag de moed niet verliezen. Je bent het aan jezelf en onze hele gemeenschap verplicht om het te blijven proberen. Je hoort bij ons.’

Elizabeth glimlachte. Het was een rustig gezicht met slechts een paar lijntjes rondom de ooghoeken, de stigmata van grote emo­ties die hoorden bij het herstel dat haar gebroken vierenveertig jaar oude lichaam had teruggebracht naar de volmaaktheid van een jonge volwassene. Net zo makkelijk als een kreeft nieuwe poten liet groeien, zo had zij in de tank nieuwe cellen vervaar­digd om de kapotte armen, maag en ribbenkast te vervangen, de longen en het hart en de buikorganen, het versplinterde bot en het grijze materiaal van schedel en hersenen. De regeneratie was vrijwel perfect geweest, hadden de artsen haar verzekerd. Natuurlijk.

Ze drukte de hand van de therapeut zachtjes. ‘Tot ziens, Chun-Mei. Tot de volgende keer.’ Nooit, nooit meer.

Ze liep naar buiten in de sneeuw die al enkelhoog lag. De verlich­te kantoorramen van het Denali Instituut voor Metapsychologie wierpen hoekige gouden patronen op de witte sneeuw. Frank, de concierge, zwaaide haar toe terwijl hij met een schop langs de stoeprand ging. De goten zaten zeker weer eens verstopt. Dat goede oude Denali.

Ze zou niet terugkeren naar dit Instituut waar ze zoveel jaren had gewerkt, eerst als studente, later als lesgevend vérspreekster en redactrice en ten slotte als patiënte. De voortdurende pijn van die vernedering was meer dan haar gezondheid kon verdragen en Elizabeth was in haar hart een uiterst praktische vrouw. Het werd eens tijd voor iets heel anders.

Doelbewust, terwijl ze de kap van haar mantel losjes over haar hoofd sloeg, liep ze naar het wagenpark. Ze bewoog haar lippen terwijl ze bad, dat was nu haar gewoonte geworden. ‘Gezegend Diamant Masker, leid me op mijn weg naar Balling­schap.’

6

De toelating van het menselijk ras tot het Galaktisch Bestel, vooruitlopend op haar sociopolitieke volwassenheid, was riskant geweest.

Zelfs na de eerste psychische bedreiging van de veiligheid van het Bestel door mensen, die overigens met succes was verhinderd door de zeer geëerde Jack en Illusio, bleven de koppige bewijzen van de oorspronkelijke zonde der mensheid zich manifesteren. Bij mensen als Aiken Drum.

Aiken was een van die uiterst eigenaardige persoonlijkheden die gedragstherapeuten tot waanzin konden drijven. Zijn chromoso­men waren normaal. Zijn hersenen waren onbeschadigd, hij was niet ziek en bezat een hoog intelligentiequotiënt. Hij zat boven­dien volgestouwd met latente psychische vermogens die te zijner tijd wellicht operationeel konden worden gemaakt. De opvoe­ding tijdens zijn jeugd op de nieuw gestichte kolonie op Dalriada verschilde in geen enkel opzicht van de dertigduizend andere ongeborenen die waren opgekweekt uit het zorgvuldig geselec­teerde genenmateriaal van Schotse voorouders. En toch was Aiken anders dan de rest van het nest. Hij was een geboren misdadiger.

Ondanks de liefde van surrogaatouders, de toewijding van erva­ren leraren en de onvermijdelijk toegediende correctieve behan­delingen tijdens zijn stormachtige groeiperiode, klemde Aiken zich koppig vast aan zijn eenmaal gekozen pad vol schurkerijen. Hij stal. Hij loog. Hij bedroog wanneer hij er maar even de kans­toe kreeg. Hij genoot ervan regels te overtreden en voelde niets dan minachting voor zijns gelijken die zich normaal gedroegen. ‘De persoon Aiken Drum,’ zo vermeldde zijn persoonsregistra­tie, ‘legt een fundamentele disfunctie aan de dag in zijn bele­vingswereld. Zijn vermogen om de sociale en persoonlijke conse­quenties van zijn handelingen te doorzien is essentieel bescha­digd en hij is zo ego-gericht dat het schadelijk moet worden genoemd. Hij is bestand gebleken tegen alle technieken tot ver­andering.’

Maar Aiken Drum was ook charmant. En Aiken Drum had een ruw soort gevoel voor humor. Aiken Drum was bovendien, los van al zijn schurkenstreken, een geboren leider. Hij was uitge­sproken vaardig met zijn handen en vindingrijk wanneer het erom ging nieuwe manieren te bedenken om de gevestigde maat­schappelijke orde tot wanhoop te brengen. Tijdgenoten hadden daardoor de neiging hem als een enigszins duistere held te bewonderen. Zelfs de volwassenen van Dalriada, die al genoeg de handen vol hadden met de ellendige taak een hele generatie reageerbuiskinderen tot kolonisten op te voeden met wie een lege wereld moest worden bevolkt, moesten soms om zijn streken lachen.

Toen Aiken Drum twaalf was, werd het Ecologisch Korps waarbij hij was aangesloten, de opdracht gegeven om het stinkende en rottende karkas van een grote walvisachtige op te ruimen, die aangespoeld was op het strand van de op drie na grootste kolonie. De gezondste koppen onder de kinderen waren er voor om de twintig ton wegende rommel met bulldozers onder het zand te schuiven, maar Aiken overtuigde hen ervan dat er een meer opzienbarende methode moest worden gevonden. Dus bliezen ze de dode walvis op met een plastic bom van Aikens eigen vinding. Vuistgrote brokken stinkend vlees regenden neer op het hele stadje, een bezoekende delegatie van Bestelfunctionarissen inbe­grepen.

Toen Aiken Drum dertien was, werkte hij in een groepje burger­technici, die de loop van een kleine waterval moesten wijzigen die het nieuwe reservoir zou gaan vullen dat De Oude Man van de Berg was gaan heten. Laat op een nacht stal Aiken met een bende jonge volgelingen een voorraad cement en flink wat leidin­gen en ging aan het beeldhouwen op de rand van de waterval. De volgende dageraad onthulde een redelijke imitatie van een paar reusachtige mannelijke geslachtsorganen, pissend in het veertig meter lager gelegen reservoir.