‘Het deed er niet toe hoe hard of hoe ver die arme beesten konden rennen, ze konden niet ontsnappen. Ze kwamen om in de aslagen. En toen hield het vulkanisme ineens op. De regen waste de gifstoffen weg en de planten keerden terug. Na een tijdje kwamen ook de dieren terug en het land raakte weer vol. Maar dat goede leven duurde niet lang. De vulkanen begonnen opnieuw te werken en er kwamen meer aslagen. Dat gebeurde steeds weer opnieuw over een periode van zo’n vijftien miljoen jaar. Het doden en de herbevolking, de fonteinen van dood en de terugkeer van het leven. Laag na laag van fossielen en as zijn hier neergelegd. De John Day-formatie is meer dan vijfhonderd meter dik en daarboven en er beneden liggen soortgelijke formaties.’
Terwijl de oude man sprak, staarde de non naar het tafelland in het oosten. Een paar reusachtige condors zweefden rond op de thermiek. Beneden hen vloog een dichte formatie van negen eivormige toestellen langzaam over een onzichtbare kloof. ‘De beddingen vol as werden afgedekt met lava. Toen, na nog een paar miljoen jaar, baanden de rivieren zich steeds lager een weg door de rots en de aslagen. Gen en ik hebben fossielen gevonden langs al die oude waterwegen, niet enkel botten en tanden, maar afdrukken van bladeren en complete bloemen. Het verslag van hele reeksen verdwenen werelden. Heel overtuigend, ’s Nachts bedreven zij en ik de liefde onder de woestijnsterren en keken naar de Melkweg in Sagittarius. We vroegen ons af hoe de hemel er had uitgezien in de ogen van al die uitgestorven dieren. En hoe lang de oudgeworden mensheid het nog kon uithouden voor het in haar eigen asbed zou worden begraven, wachtend op de paleontologen van Sagittarius om ons op te graven na nog eens dertig miljoen jaar.’
Hij gniffelde. ‘Melodrama. Dat is een van de nadelen van fossielen graven in een romantische omgeving.’ Hij at de rest van zijn brood op en dronk uit het blikje. Toen zei hij: ‘Genevieve’ en was lange tijd stil.
‘Wasje geschokt door de Interventie?’ vroeg zuster Roccaro ten slotte. ‘Sommige van de ouderen die ik heb helpen verzorgen, leken bijna teleurgesteld dat de mensheid op die manier de ecologische woestijn werd bespaard die haar toekwam.’ ‘Het was niet makkelijk voor de lui die last hadden van leedvermaak,’ gaf Majewski toe. ‘Het slag dat de mensheid beschouwde als een soort onkruid dat verwoestte wat anders een aardige planeet had kunnen zijn. Maar paleontologen hebben de neiging wat verder te kijken. Sommige soorten overleven, andere sterven uit. Maar hoe groot de ecologische schade soms ook is, de paradox die wij leven noemen, blijft de entropie bestrijden en naar volmaaktheid streven. Harde tijden lijken de evolutie op weg te helpen. De Ijstijd uit het Pleistoceen had alle plantenetende mensachtigen kunnen uitroeien. Maar in plaats daarvan heeft het woestere klimaat en de veranderingen in de vegetatie sommigen van onze voorouders aangemoedigd om vlees te gaan eten. En als je vlees eet, heb je minder tijd nodig om voedsel te verzamelen. Je kunt erbij gaan zitten en leren nadenken.’ ‘En op een keer bracht de jager-moordenaar het er het beste af?’
‘Jagen is niet gelijk aan moorden. Ik moet niets hebben van dat totaal gedegenereerde aapmensbeeld dat sommigen voor onze voorouders willen laten doorgaan. Er moet goedheid en menslievendheid in onze hominide voorouders zijn geweest, net als nu.’ ‘Maar het kwaad is werkelijk,’ zei de non. ‘Noem het egocentrisrne? kwaadaardige agressie, de eerste zonde of wat ook. Maar het is er. Het paradijs is verdwenen.’
‘Is het bijbelse Eden niet een ambivalent symbool? Het lijkt mij dat die mythe alleen maar aantoont dat zelfbewustzijn en intelligentie gevaarlijke eigenschappen zijn. En soms dodelijk. Maar kijk eens naar het alternatief voor de Boom van Kennis? Zou iemand onschuld willen voor zulk een prijs? Ik niet, Amerie. We zouden dat stukje appel niet echt terug willen geven. Zelfs onze agressieve instincten en koppige trots hebben meegeholpen om ons heersers over de Aarde te maken.’ ‘En op een dag misschien van de sterren?’ Claude toonde een kort lachje. ‘God weet dat we daar lang genoeg over gepraat hebben toen de Gi en de Poltroyanen met ons samenwerkten in allerlei reddingsoperaties. De consensus schijnt te zijn dat wij, ondanks al onze rotzooi en eigenzinnigheid toch een ongelooflijk potentieel bezitten dat de Interventie rechtvaardigde, voor we onszelf helemaal in de nesten werkten. Aan de andere kant, wanneer je kijkt naar de last die we veroorzaakt hebben in de Tachtiger Jaren met de Metapsychische Opstand, dan ga je je afvragen of we ons talent om de boel te verzieken niet gewoon van één enkele planeet naar een flink stuk kosmos hebben verschoven.’
Ze aten een paar sinaasappels en na een tijdje zei Claude: ‘Wat er ook gebeurt, ik ben blij dat ik de sprong naar de sterren heb meegemaakt en ik ben blij dat Gen en ik samen hebben mogen werken met andere denkende wezens van goede wil. Dat is nu allemaal voorbij, maar het was een prachtig avontuur.’ ‘Wat vond Genevieve van al die reizen?’ ‘Ze was meer aan de Aarde gebonden dan ik, hoewel ze van die reizen hield. Maar ze stond er ook op hier een huis aan te houden waar we opgegroeid waren. Als we kinderen hadden gekregen, had ze misschien nooit weg gewild, maar haar rode bloedcellen hadden een afwijking en de techniek om dat via de genetische code te herstellen werd pas echt ontwikkeld toen haar beste jaren om kinderen te krijgen al voorbij waren. Nog weer later, toen we rijp waren voor een verjonging, waren onze ouderinstincten al behoorlijk geatrofieerd en los daarvan, er was zoveel werk te doen. We zijn dus maar met ons tweeën gebleven, vierennegentig jaar lang Claude.’ Zuster Roccaro strekte haar hand naar hem uit. Een lichte bries bewoog haar kortgeknipte, krullende haar. ‘Merkje dat je bezig bent te genezen?’
Ik wist dat dat gebeuren zou. Nadat Gen dood zou zijn. Het was haar heengaan dat ik zo moeilijk vond. Weet je, al maanden geleden hadden we dit doorgepraat, toen ze nog in het bezit was yan al haar vermogens. Toen hebben we heel wat emoties eruit gelaten en dingen geaccepteerd en betreurd. Maar toch, toen moest ze nog gaan en ik moest toekijken en wachten hoe de mens die ik meer liefhad dan mijn eigen leven, langzaam verder en verder weggleed zonder ooit helemaal weg te zijn. Nu ze gestorven is, ben ik weer functioneel. Ik vraag me alleen af wat ik nu in hemelsnaam moet gaan doen.’
‘Ik heb diezelfde vraag moeten beantwoorden,’ zei de non uiterst zorgvuldig.
Majewski keek verbaasd en bestudeerde toen haar gezicht alsof hij het nooit eerder had gezien. ‘Amerie, meisje toch. Je hebt een leven doorgebracht met mensen verzorgen die dat nodig hadden, de stervenden en hun nabestaanden. Waarom zou jij je zulke vragen moeten stellen?’
‘Ik ben geen meisje meer, Claude. Ik ben zevenendertig jaar oud en ik heb vijftien lange jaren in dit tehuis gewerkt. Dat werk is... niet gemakkelijk geweest. Ik ben opgebrand. Ik had al besloten dat jij en Genevieve mijn laatste cliënten zouden zijn. Mijn superieuren hebben ingestemd met mijn beslissing om de Orde te verlaten.’
Buitensporig geschokt staarde de oude man haar aan. Toen ging ze verder: ‘Ik merkte dat ik geïsoleerd raakte, dat ik verteerd werd door de emoties van de mensen met wie ik werkte. En mijn geloof verschrompelde, Claude.’ Ze haalde even haast onmerkbaar haar schouders op. ‘Dat is een risico dat iedereen in het religieuze leven min of meer loopt. Een evenwichtige geleerde als jij zal daar waarschijnlijk om moeten lachen ...’ ‘Ik zou nooit om jou lachen, Amerie. En als je echt denkt dat ik zo evenwichtig ben, dan kan ik je misschien helpen.’ Ze stond op en sloeg het gruizige stof van haar broek. ‘Het is tijd om te zorgen dat we van deze berg afkomen. We hebben zeker twee uur nodig om naar de parkeerhaven terug te lopen.’ ‘En onderweg ga jij mij vertellen wat jouw probleem is en wat je plannen zijn voor de toekomst,’ hield hij aan. Annamaria Roccaro keek de zeer oude man met geamuseerde geprikkeldheid aan. ‘Doctor Majewski, je bent een gepensioneerde bottenspitter, geen spiritueel raadsman.’ ‘Toch ga je het me vertellen. En voor het geval je het niet weet, er bestaat niks stijfkoppigers in het hele universum dan een Pool die ergens zijn zinnen op heeft gezet. En ik ben een heel stuk koppiger dan de meeste Polen, want ik heb de tijd gehad om die eigenschap te vervolmaken. Afgezien daarvan,’ hij klonk ineens verlegen, ‘je zou er niet over begonnen zijn als je er niet met mij over had willen praten. Kom op dus. Laten we gaan lopen.’ Hij begon langzaam het pad af te lopen en zij volgde. Ze wandelden zeker tien minuten in zwijgzaamheid door voor ze begon te praten.