Ik ben geen journalist,’ zei Richter met een vaag trekje van afschuw, ‘ik ben een dichter! En ik hoop dat u mijn voorstel uiterst serieus wilt overwegen.’ Hij ritste een zijvak uit zijn kleding los en haalde daar een leren etui uit waaruit hij een smal blauw vierkant te voorschijn haalde. Dat stak hij haar toe. ‘Ziehier, madame, bewijs van mijn kredietwaardigheid.’ De blauwe kaart was afkomstig van de bank in Lyon en liet zien dat de drager over een buitensporig groot geldbedrag kon beschikken.
Madame Guderian maakte de poort open. ‘Komt u binnen, monsieur Richter. Ik hoop dat het hondje te vertrouwen is?’ Richter tilde het pakket boeken op en glimlachte dunnetjes. ‘Schatzi is beschaafder dan de meeste mensen.’ Ze gingen zitten op een stenen bank onder een van bijen gonzende boog Soleil d’Or-rozen en daar legde Richter uit waarvoor hij gekomen was. Hij had over de tijdpoort van Guderian gehoord op een cocktailparty van een uitgever in Frankfurt en diezelfde avond besloten alles te verkopen en meteen naar Lyon te gaan. ‘Het is heel eenvoudig, madame. Ik wil door die tijdpoort vervoerd worden om blijvend verder te leven in de prehistorische eenvoud van het Plioceen. Wat een vredig koninkrijk! Locus amoenus! Het Woud van Arden! Een schuilplaats voor de onschuld. Een rustplaats, vrij van menselijke tranen!’ Hij pauzeerde en tikte op de kredietkaart die ze nog steeds in haar hand had. ‘Ik ben bereid ruimschoots te betalen voor mijn overtocht.’
Een gek! Madame sloot haar vingers om de schaar in haar zak. ‘De tijdpoort,’ zei ze zorgvuldig, ‘gaat maar in één richting. Er is geen terugkeer mogelijk. En we bezitten geen enkele gedetailleerde kennis over wat er zich aan de andere kant bevindt. Het is nooit mogelijk gebleken om driedimensionale camera’s of soortgelijke opname-apparatuur over te brengen.’ ‘De fauna uit dat tijdperk is goed genoeg bekend, madame, net als het klimaat. Een voorzichtig persoon hoeft niets te vrezen. En u, gnädige Frau, behoeft geen bezwaren te koesteren wanneer u mij de poort laat gebruiken. Ik kan uitstekend voor mijzelf zorgen in de wildernis. Ik heb mijn uitrusting zorgvuldig uitgezocht en als gezelschap heb ik mijn trouwe Schatzi. Aarzel niet, smeek ik u. Laat me er vannacht nog door. Nu!’ Inderdaad, een gek, maar misschien eentje die door de Voorzienigheid werd gezonden. Ze debatteerde geruime tijd met hem, terwijl de hemel naar indigo verkleurde en de nachtegalen begonnen te zingen. Richter weerlegde al haar bezwaren. Hij bezat geen familie die hem zou missen. Hij had niemand iets over zijn voornemens verteld, dus zou er bij haar geen navraag worden gedaan. Niemand had hem gezien terwijl hij over deze eenzame weg naar haar toe was gekomen. Ze zou hem een zegenrijke dienst bewijzen, een Arcadische droom vervullend die lang onmogelijk had geleken. Hij was niet van plan zelfmoord te plegen, hij ging eenvoudig een nieuw en rustiger leven binnen. Maar wanneer ze hem weigerde, zou zijn zielesmart hem voor een bitterder keuze plaatsen. En dan was er het geld nog. ..
‘C’est entendu,’ zei madame ten slotte. ‘Vergezelt u mij, alstublieft.’
Ze bracht hem naar de kelders en ontstak de lichten. Daar stond het toestel met al zijn kabels, precies zoals de arme Théo het had achtergelaten. De dichter gaf een kreet van vreugde en rende naar het apparaat, de tranen stroomden over zijn wangen. ‘Eindelijk!’
De dashond sjouwde gehoorzaam achter hem aan. Madame greep het pakket boeken en zette dat binnen het latwerk. ‘Vlug, madame! Vlug!’ Richter klapte in zijn handen van geëxalteerde opwinding.
‘Luister naar me,’ zei ze scherp. ‘Wanneer je bent overgezet, verlaat dan direct de plek van aankomst. Loop drie of vier meter weg en neem de hond met u mee. Is dat duidelijk? Anders word je teruggebracht naar deze tijd, maar dan als een dode. Er blijft niets dan as van je over.’ ‘Ik begrijp het! Vite, madame, vite! Vlug!’ Beverig liep ze naar het simpele controlepaneel en activeerde het tijdportaal. De spiegelende krachtvelden sprongen op en de stem van de dichter brak af als bij een verbroken televisieverbinding. De oude vrouw zonk op haar knieën en bad drie maal een Weesgegroet, kwam toen overeind en verbrak de energie. De spiegels verdwenen. Binnen de machine was het leeg. Madame Guderian liet een diepe zucht over haar lippen komen. Toen deed ze zuinig de kelderlichten uit en klom de trappen op terwijl ze de kleine blauwe kredietkaart secuur in haar zak stak.
Na Karl Josef Richter kwamen er anderen. De allereerste stelde madame Guderian in staat haar successierechten te betalen en al haar andere schulden te voldoen. Enige maanden later, nadat ze zich bewust was geworden van het winstgevende karakter van de tijdpoort door de komst van andere bezoekers, liet ze hier en daar bekend worden dat ze bezig was een rustige herberg te openen voor wandeltoeristen. Ze kocht land dat aan haar woning grensde en liet een aangenaam gastenverblijf bouwen. De rozentuin werd uitgebreid en ze trok verschillende verwanten aan om het huishoudelijke werk te doen. Tot de verbazing van sceptische buren begon de zaak te floreren.
Niet alle gasten die over de vloer kwamen, zag men ook weer bij Guderian weggaan. Maar dat was geen punt voor discussie, want madame maakte er onveranderlijk een gewoonte van vooruitbetaling te eisen.
Enkele jaren gingen voorbij. Madame onderging een verjonging en legde daarna een streng soort chic aan de dag. In de vallei beneden de herberg veranderde ook het oudste, bewoonde centrum van Frankrijk volkomen van gezicht. Dat gebeurde overigens met alle grote steden van de Oude Aarde rond die tijd. Elk spoor van de afzichtelijke, ecologisch zo funeste technologie werd beetje bij beetje afgebroken rondom die grote stad die op de plek lag waar Rhöne en Saöne samenvloeiden. De noodzakelijke fabriekshallen en de dienst- en transportsystemen werden in ondergrondse infrastructuren ondergebracht. Terwijl de overtollige bevolking van Lyon langzaam wegsijpelde naar andere werelden, veranderden de lege sloppen en buitenwijken langzaam weer in weiden en wouden met slechts hier en daar een klein tuinstadje of een efficiënt woon- en werkcomplex. De historische structuur van Lyon, waarin iedere eeuw van de meer dan 2000 jaar oude stadsgeschiedenis werd weerspiegeld, werd hersteld en elk onderdeel ervan als een juweeltje tentoongesteld binnen een daarbij passende omgeving. Laboratoria, kantoren, hotels en zakelijke ondernemingen kregen een vermomming om ze beter te doen harmoniëren met de uitstraling van de dichtbij gelegen monumenten. Parken en boulevards vervingen de afzichtelijke betonnen snelwegen. Amusementsparken, pittoreske doorkijkjes, antiekwinkels en culturele stichtingen vermenigvuldigden zich snel, toen de kolonisten op vakanties terugkeerden naar de Oude Aarde om daar hun etnische erfenis te zoeken.
Maar er kwam ook een ander slag zoekers naar Lyon. Zij vonden hun weg naar de herberg op de westelijk gelegen lagere hellingen, die nu 1’Auberge du Portail heette en werden daar door madame Guderian persoonlijk welkom geheten. In die vroege jaren, toen ze het tijdportaal nog steeds bekeek als een zakelijke onderneming, had madame uiterst simpele criteria voor het beoordelen van haar klanten. De tijdreizigers in spe moesten tenminste twee dagen met haar in de herberg doorbrengen, terwijl zij en de computer de burgerstatus en het psychosociale profiel van de gast natrokken. Ze liet niemand door de tijcP poort gaan die op de vlucht was voor de politie, geestelijk in de war was of nog niet de leeftijd van achtentwintig jaar had bereikt (want deze grote stap eiste volgens haar volledige volwassenheid). Niemand kreeg toestemming om moderne wapens naar het Plioceen te vervoeren of andere ingewikkelde hulpbronnen. Enkel de simpelste, door zonne-energie aangedreven machines waren toegestaan. Personen die duidelijk niet fit waren om een voorwereldlijke wildernis te overleven werden teruggezonden met de boodschap eerst maar eens de noodzakelijke vaardigheden te verwerven.
Nadat ze diep over de zaak had nagedacht, besloot madame dat er nog een extra voorwaarde moest zijn voor vrouwelijke kandidaten. Zij dienden hun vruchtbaarheid op te geven. ‘Luister,’ snauwde ze dan tegen een met stomheid geslagen vrouw die zich had aangemeld. ‘Denk aan het onvermijdelijke lot van vrouwen in de wildernis. Ze is voorbestemd om het ene kind na het andere ter wereld te brengen tot haar lichaam is versleten en al die tijd is ze onderworpen aan de grillen van haar mannelijke overheersers. Het is waar dat wij moderne vrouwen de baas zijn over ons eigen lichaam en heel goed weten hoe we onszelf moeten beschermen tegen overlast. Maar hoe zit dat met jullie dochters als die daarginds geboren worden? Je zult dan niet meer beschikken over de technologie die je hier de vrijheid verschaft wel of niet vruchtbaar te zijn. En met de terugkeer van de oude biologische patronen, komt ook de ondergeschikte rol van de vrouw weer terug. Wanneer jouw dochters volwassen zijn, zullen het slavinnnen worden. Wil je je geliefde kinderen aan zo’n lot onderwerpen?’ Dan was er nog de kwestie van de paradox. De opvatting dat tijdreizigers mogelijk verstoringen konden aanbrengen in de huidige wereld door in het verleden de zaken ondersteboven te gooien, had madame Guderian diep verontrust, nog heel wat weken na het vertrek van Karl Josef Richter. Ze was ten slotte tot de overtuiging gekomen dat zo’n paradox onbestaanbaar was op grond van de gedachte dat het verleden zich al in het heden manifesteerde, terwijl dat geheel ongetwijfeld in stand werd gehouden door de liefhebbende handen van Onze Lieve Heer.