Opmerk: Aank: 10-5-2110 BerOpt: verven, schaaphoeden, weven,
woltechnieken. Perslnv: (Supp3). Best: NB.Afst: NB.
TRANS: 15-5-2110 REF: J.D. Evans GC2
SUPPLEMENT 3 Persoonlijke inventaris, Lamballe, M S.
Kleding: Jurk, zijde, grn.emb-Au. Jurk, zijde, wemb-r + grn. Jurk, veelkl, bik emb-Ag-myl. Sjaals, zijde, 3. Mantel, repelvel, terracotta. Korte broek, zijde, asst.w, 3. Kousen, zijde, w,
3 pr. Schoenen, laag, leer, 2 pr. Riem, leer. Buidel, leer. Riemtas, leer + schaar, mes, vijl, kam, potlood, vork, lepel. Bagage: Overlevingsset A-6. Klein-gereedschapsset F-1. Schaap Kit OV-1. Muziek, 5Ku, w/AVP (Supp4) Boeken, 10Ku, w/AVP (Supp5). Decamole werktuigen: SD’n.iewiel, handspinklos, kaarder, weefgetouw L4H, verf-tub. Valies: Leer, gebord. Mand: esparto. Sier. Halsketting Au & amethyst. Armbanden, Au & amethyst, 3. Ring, goud & parels. Spiegel, Ag, 10cm. Not.boek, 1Ku. Naaiset S-1. HARP, verguld, besneden, esdoornhout. Keltisch, w/tas, leer. Ha snaren & sleutels, asst.reserve. Fluit, open, Ag. Planten: Aardbei ‘Hautbois Supérieur 12e’ 100 pit. Hennep (Cannabis s. sinsemüla) 15 ctgs. CulHb Eenheid CH-1. Sm.Graan eenheid SG-1. Gem.Zaad. pkts: Bluebell (Campanula bellardi), Indigo (Indigofera tinctoria), Meekrap (Rubia tinctorum), Erwt ‘Mangetout’. Dieren: Chien des Pyrénées, Bidarray’s Deirdre Stella-Polaris’ (1F, pr4M+4F) Schapen, Rambouillet x Débouillet (3F a pr2F; 1M).
Er was meer dan dat, supplementen met de details van haar medische en psychiatrische geschiedenis, lijsten met alle meegenomen boeken en muziek. Daar liep hij snel doorheen en ging toen terug naar de samenvatting en het portret. Zal ik je nog terugvinden, Mercy, in je zijden jurk en je goud en je juwelen, met je harp en je fluit, de aardbeien en de grasklokjes? Waar zul je heen trekken om je zwangere schapen te hoeden? (Best: NB) Zal ik je vinden in de eenzaamheid, met niemand bij je behalve de trouwe Deirdre en haar jongen, zoals je steeds hebt geleefd? Zul je me welkom heten en me de oudere liederen leren uit de Languedoc en Ierland of zal de wond in je hart nog altijd te diep zijn? (MDep-2,.25 dis UT) Wat heb je aan de andere kant van die poort gevonden toen je daar op je verjaardag doorheen stapte om je negenentwintigste levensjaar te beginnen op zes miljoen jaar afstand van waar je geboren was? En waarom ben ik bezig deze dapperste van alle werelden te verlaten in ruil voor het wurgende onbekende? Wat bevindt zich in het duister dat mij bang maakt het te vinden en niet te vinden?
O hart, betoverd toen zij vlood. Ik heb haar lief tot in de dood.
15
Claude Majewski deed zijn ogen open, veegde de slaap eruit met een papieren zakdoekje en verwijderde de oorplug die hem terwijl hij sliep, onderwezen had hoe hij nokbalken moet vastzetten aan het beschot van een uit boomstammen opgetrokken hut. Zijn linkerarm sliep en zijn voeten waren koud. Die verdomde bloedcirculatie begon wat krakkemikkig te worden. Hij masseerde het bloed terug in zijn spieren en dacht erover na hoezeer hij de luxe zou missen van donzen slaapkussens, een zachte matras en echte linnen lakens. Hij hoopte dat de overlevingsset die ze vandaag gingen uitproberen, tenminste een behoorlijk bed bevatte.
Hij liep door de zonnige kamer naar het bad. Hier was het mededogen van madame Guderian zichtbaar geworden in zwart en wit marmer, goudkleurige kranen, dikke badhanddoeken, geparfumeerde zeep, toiletgerei van Chanel, sauna en zonnelampen. Alles klaar om de cliënten van de herberg onder te dompelen in geruststellende verfijning na de ontnuchterende lessen in la vie sauvage.
Sommige arme tijdreizigers die worstelden om in de Pliocene wereld overeind te blijven, zouden zich die laatste dagen in de herberg met Franse maaltijden, zachte bedden en verfijnde kunstwerken maar al te goed herinneren. Maar Majewski wist dat zijn beste herinneringen zouden bestaan uit die sybaritische plee. Die warmpjes beklede bril die zijn spichtige botten welkom heette. Het papier, dat aanvoelde als geperforeerd konijnebont! Hij dacht terug aan sommige van de primitieve voorzieningen waarmee hij en Gen op nauwelijks ontgonnen planeten genoegen hadden moeten nemen—de draagbare warmwateruitrustingen, verwarmingselementen die het niet meer deden, de luidruchtige stenen en houten kakhuizen vol lawaaiige schijters, de ruwe zitplanken boven een ondergelopen gat; hij herinnerde zich zelfs een verschrikkelijke stormnacht op Lusatia, toen hij boven een houtblok gehurkt had gezeten en naderhand ontdekte dat het vol zat met kleine, kruipende monsterachtigheden. Oh, de zegeningen van het moderne loodgieterswerk! Wanneer in het Plioceen niemand nog een behoorlijk toilet had uitgevonden, dan zou hij daar ernstig werk van maken. Hij nam een koele, geparfumeerde douche, poetste zijn tanden (zijn derde set, zo goed als nieuw) en trok een gezicht tegen zichzelf in de Louis XIV-spiegel. Niet al te vervallen. Een oppervlakkige beschouwer zou hem voor een vijftiger houden. Hij was trots op zijn Poolse groene ogen en de opvallende bos zilveren haar die het resultaat was van zijn laatste verjonging waarbij het mannelijke patroon dat tot kaalheid voerde uit zijn genetische erfenis was verwijderd. Godzijdank had hij de rest van zijn huid laten ontharen! Lui van het soort als die piraat, die blijkbaar zo gek waren op gezichtshaar, zouden in de komende primitieve wereld nog wel eens een ander liedje zingen, vooral in dat warme en van de insekten wemelende Pontische Europa. De oude paleobioloog had met grimmige humor opgemerkt dat tijdens de lezingen gisteren en gedurende de slimme, geanimeerde films over de ecologie in het Plioceen de insekten en andere ongewervelde bewoners nauwelijks waren genoemd. Het kwam dramatischer over om hele kudden paardachtigen en gracieuze herten te laten zien die werden achtervolgd door nauwelijks minder sierlijke luipaarden, of leeuwen die hun lange tanden lieten verzinken in brullende, horendragende prooidieren. Claude ging terug naar de slaapkamer en bestelde koffie met croissants. Omdat deze tweede dag besteed zou worden aan eenvoudige overlevingstechnieken trok hij de kleren aan die hij ook van plan was te dragen wanneer hij door de tijdpoort ging. Ervaring had zijn keuze beperkt en eenvoudig gehouden: netondergoed, een ouderwets geruit hemd, een broek van de beste Egyptische katoen, sokken van geitehaar waar het vet niet uitgewassen was en een paar onverwoestbare schoenen uit Etrurië. Hij had zelfs zijn eigen oude rugzak meegenomen, hoewel de herberg vol stond met alle uitrusting die je maar kon wensen. In de rugzak zat zijn poncho die goed beschermde en toch goed ventileerde en een trui van de Orkadische Eilanden. In het kleine zijvak zat een prachtig besneden houten doos uit Zakopane, de doos van Gen. Deze woog nauwelijks iets. Terwijl hij ontbeet, bestudeerde hij het programma voor die dag. Introductie van overlevingsset A-6. Onderdak en vuur. Beveiliging tegen gevaren uit de omgeving. Oriëntatie. Visvangst en vallen zetten.
Hij zuchtte, dronk de uitstekende koffie en begon te kauwen op het zachte brood. Het zou een lange dag worden.
16
Zuster Annamaria Roccaro had heel wat gekampeerd, maar de dure en nieuwe decamole uitrusting die deel uitmaakte van set A-6 was een verrukking en een openbaring.- Zij en de andere leden van Groep Groen waren eerst naar een klaslokaal gegaan waar een hartelijke instructrice hen had voorgelicht; daarna waren ze in paren opgedeeld en afgedaald naar een grot die tweehonderd meter beneden de herberg in de rotsen was uitgegraven. Ze werden losgelaten op een zonnige weide en kregen de opdracht vertrouwd te raken met hun uitrusting. Het nagemaakte zonlicht was heet, ondanks de werkende thermostaten op hun lichaam. Nadat zij en Felice een korte afstand hadden gelopen, besliste Amerie dat ze maar beter kon afzien van de sandalen die als schoeisel voor het Plioceen haar eerste keus waren geweest. Ze waren sober en luchtig genoeg, maar ze verleenden ook twijgjes en kiezelsteentjes toegang. Korte laarzen of ander modern schoeisel zou waarschijnlijk beter zijn voor lopen in ruig terrein. Ze besloot ook dat het herteleren jack te warm was, zelfs wanneer de mouwen eraf gingen. Iets gewevens zou beter zijn. Maar een scapulier van leer of een mantel met een capuchon zou misschien wel goed zijn voor de koude dagen. ‘Heb jij het niet heet in dat pak, Felice?’ vroeg ze haar metgezellin. Landry droeg een groen en zwart ringhockey-uniform dat blijkbaar haar keuze was voor het Plioceen. ‘Het zit goed,’ zei het meisje. ‘Ik ben eraan gewend om hierin te werken en mijn eigen planeet was heel wat warmer dan de Aarde. Met dat herteleer zie je eruit als een hogepriesteres, Amerie. Ik vind het heel mooi.’