‘Het spijt me voor uw mensen,’ vertelde ze hem in oprechte ernst. ‘Stein is ... eigenaardig ... maar een goed mens wanneer je hem beter leert kennen. Wat gaat er nu met hem gebeuren?’ Tully bevoelde zijn grijze halsband. ‘Het bewaken van de tijdpoort is af en toe een zware taak. Uw vriend heeft een behandeling gekregen die verdere aanvallen moet uitsluiten. Maar hij zal er niet om gestraft worden, men straft ook geen zieke vanwege’zijn ziekte ... Maar nu moeten we ons haasten, Zuster, voor het volgende deel van ons gesprek. Vrouwe Epone heeft daarbij uw hulp nodig.’
Ze liepen door die verschrikkelijke gang, de trappen af naar een klein kantoor aan de andere zijde van de toegangspoort. Felice Landry zat daar in haar eentje te wachten in een doodgewone stoel met kussens, achter een tafel waar een metalen beeldhouwwerk op stond dat bezet was met juwelen. De twee mannen begeleidden Amerie naar binnen en vertrokken toen weer, de deur achter zich sluitend. ‘Felice! Stein heeft. ..’
‘Ik weet het,’ onderbrak de atlete haar fluisterend. Ze legde één gehandschoende vinger op haar lippen en zat daarbij stil, terwijl ze haar leren helm met de groene veren onderworpen in haar schoot hield. Met het uitstaande haar en de enorme bruine ogen wijd open, zag ze eruit als een lief kind dat wachtte tot ze het toneel op zou worden gejaagd voor een of ander sinister rollenspel.
De deur ging open en Epone gleed naar binnen. Amerie staarde vol verbazing naar die indrukwekkend grote figuur. ‘Een ander intelligent ras!’ riep ze uit. ‘Hier?’ Epone boog haar koninklijke hoofd. ‘Ik zal u dat binnenkort uitleggen, Zuster. Binnen afzienbare tijd zal alles opgehelderd zijn. Voor het ogenblik heb ik uw hulp nodig om het vertrouwen te winnen van deze jonge vrouw uit uw gezelschap voor een simpele test die verband houdt met haar mentale vermogens.’ Ze pakte een zilveren kroontje van de tafel en ging ermee naar Felice.
‘Nee! Nee! Ik heb jullie al gezegd, ik vind het niet goed!’ gilde het meisje. ‘En als jullie me willen dwingen, stem ik toch nergens in toe. Ik weet alles van die rottige bewustzijnstrucjes.’ Epone deed een beroep op Amerie. ‘Haar angsten zijn volkomen ongegrond. Alle nieuw aangekomen tijdreizigers stemmen toe in een onderzoek op latente psychische functies. Wanneer wij ontdekken dat iemand die bezit, dan beschikken wij over de techniek om die vermogens werkzaam te maken zodat iedereen in deze gemeenschap kan profiteren van de voordelen.’ ‘Jullie willen me bewerken,’ barstte Felice uit. ‘Absoluut niet. De test is niet meer dan een simpele meting.’ ‘Misschien zou u mij eerst moeten testen,’ stelde Amerie voor. ‘Ik ben er zeker van dat mijn eigen latente vermogens minimaal zijn. Maar het zou Felice wellicht op haar gemak stellen doordat ze ziet wat er gebeurt.’ ‘Een uitstekend idee,’ zei Epone glimlachend. Amerie nam Felice bij de hand en hielp haar omhoog uit haar stoel. Zelfs door de leren handschoenen heen kon ze de trillende vingers voelen, maar de emotie die achter die peilloze ogen verscholen ging, was heel iets anders dan angst. Kalmerend zei de non: ‘Ga hier staan, Felice. Dan kun je zien wat er met mij gebeurt en wanneer het idee je dan nog tegenstaat, zal de dame hier je persoonlijke gevoelens zeker respecteren.’ Ze keerde zich naar Epone. ‘Of niet?’
‘Ik verzeker u, ik heb geen kwaad in de zin,’ antwoordde de Tanu-vrouw. ‘En zoals Felice zelf al heeft gezegd, de test geeft geen zuivere resultaten als de proefpersoon niet vrijwillig meewerkt. Gaat u alsjeblieft zitten, Zuster.’ Amerie maakte de speld los die haar zwarte sluier bijeenhield en haalde toen de eenvoudige, witte doek van haar hoofd die daaronder lag. Epone plaatste het zilveren kroontje op de bruine krullen van de non.
‘Eerst zullen we de verbale vermogens testen. Wilt u, zonder te spreken, trachten iets tegen mij te zeggen? Bijvoorbeeld: Gegroet.’
Amerie kneep haar ogen dicht. Uit één punt van de kroon sprong een zwakke violette vonk te voorschijn.
‘Minus zeven. Zeer zwak. Nu de wilskracht. Span al uw kracht in om mij te dwingen mijn ogen te sluiten, Zuster.’ Amerie gloeide van concentratie. Op een ander punt van het kroontje verscheen een iets sterkere blauwe vonk. ‘Minus drie. Beter, maar toch nog ver beneden het bruikbare peil. Nu de psychokinese. Doe uw best, Zuster. Probeer uzelf met uw stoel een centimeter boven de grond te verheffen.’ De daardoor ontstane roze gloed was nauwelijks zichtbaar en de stoel bleef stevig met al zijn poten op de vloer staan. ‘Ah, dat is jammer. Ontspan u, Zuster. Om de creatieve vermogens te testen, vraag ik u een illusie voor mij te scheppen. Sluit uw ogen en visualiseer zo helder mogelijk een gewoon voorwerp, laten we zeggen, uw schoen. Projecteer die schoen in de lucht vlak voor u. Zal dat voorwerp voor ons zichtbaar worden? Doe uw best!’
Een groene vonk als een miniatuursterretje. En toen—was het er werkelijk?—de vaagst denkbare afbeelding van een wandelschoen.
‘Heb je dat gezien, Felice?’ riep de Tanu uit. ‘Plus drie en een half.’
Ameries ogen gingen wijd open en de projectie verdween. ‘Bedoelt u werkelijk dat ik dat deed?’
‘De kroon verhoogt kunstmatig de natuurlijke creativiteit en zet wat latent aanwezig is in een werkzaam vermogen om. Jammer genoeg is uw psychische potentieel te zwak om bruikbaar te zijn, zelfs met dit maximale voordeel.’
‘Dat is zinnig,’ zei de non. ‘Veni creator spiritus. Roep mij niet aan, ik roep jullie.’
‘Er is nog één proef over, de belangrijkste van allemaal.’ Epone stelde de kristallen machine bij die was begonnen te flikkeren. Toen de gloed in de juwelen weer constant was geworden, zei ze: ‘Kijk in mijn ogen, Zuster. Kijk daarachter, in mijn geest als u dat kunt. Kunt u zien wat daar verborgen ligt? Kunt u het analyseren, de verstrooide brokstukken in hun samenhang terugbrengen? De littekens en de pijnlijke leegten genezen? Probeer het. Probeer het!’
Och arme. Je wilt me echt helpen, is het niet? Maar het is te sterk, te sterk. Je kijkt naar me terwijl ik me stukloop op transparante muren die zo sterk zijn en nu duister worden, donkerder. Zwart.
Een rood gloeipuntje had even opgeflikkerd als een microscopisch kleine nova. Toen doofde het uit, weer bijna onzichtbaar. Epone zuchtte.
‘Min zeven maximale sterkte. Ik zou er veel voor hebben gegeven als... maar genoeg.’ Ze verwijderde het kroontje en keerde zich vriendelijk tot Felice. ‘Is het goed wanneer we de test nu met jou doen, kind?’
‘Ik kan het niet, alsjeblieft dwing me hier niet toe,’ fluisterde Felice.
‘We kunnen wachten tot we in Finiah zijn,’ antwoordde Epone. ‘Ten slotte is de kans het grootst dat je een gewone menselijke vrouw bent, net als je vriendin hier. Maar zelfs voor jou, zonder metafuncties, kunnen we een wereld aanbieden van geluk en vervulling. Alle vrouwen in het Veelkleurig Land genieten een voorkeurspositie omdat er maar zo weinigen door de tijdpoort komen. Je zult aanbeden worden.’
Amerie die haar hoofddracht weer in orde maakte onderbrak dat even. ‘Uit een studie van onze gewoonten zult u weten dat sommige van onze priesteressen hun maagdelijkheid bewaren.
Ik ben een van hen. En Felice is niet heteroseksueel.’
‘Dat is jammer,’ zei Epone, ‘maar te zijner tijd zullen jullie aan je nieuwe gesteldheid wennen en gelukkig zijn.’
Felice deed een stap voorwaarts en zei heel rustig: ‘Bedoelt u dat hier in Ballingschap de vrouwen seksueel onderworpen zijn aan de mannen?’
De lippen van Epone krulden omhoog. ‘Wat is onderwerping en wat is vervulling? Het behoort tot de vrouwelijke natuur het voertuig te willen zijn dat vervuld wil worden, om te onderhouden en te voeden, om het eigen ik op te geven in zorg voor de geliefde ander. Wanneer haar die bestemming wordt ontzegd, is er enkel leegte en verdriet en woede. Ik en zoveel andere vrouwen van mijn ras weten dat maar al te goed. Wij Tanu zijn hier lang geleden gekomen uit een melkweg aan het uiterste einde van wat vanaf de Aarde zichtbaar is. We zijn bannelingen, verdreven omdat we weigerden onze levensstijl aan te passen aan principes die voor ons afschuwelijk waren. In veel opzichten is deze planeet een ideale schuilplaats geweest. Maar de atmosfeer is anders, bepaalde deeltjes die schadelijk zijn voor ons voortplantingsvermogen worden hier niet afgeweerd. Onze vrouwen brengen hier maar zelden een gezond kind ter wereld en dan nog met de grootste moeite. En toch willen wij overleven. Eindeloze eeuwen hebben we gebeden en uiteindelijk heeft Moeder Tana onze gebeden verhoord.’