Elizabeth kwam er snel achter. Sukey’s geest was redelijk intelligent, ze had een sterke wil en was vriendelijk. Haar latente vermogens waren sterk, maar dat om op afstand te voelen was beperkt. Sukey Davies was er bovendien van overtuigd dat de Aarde hol was! Antieke boekwerken op microfiches die door excentriekelingen en verveelde cultusaanhangers naar de satelliet waren gesmokkeld, deden haar kennis maken met de ideeën van Bender en Giannini, Palmer, Bernard en Souza. Ze raakte gegrepen door het idee van een holle Aarde, verlicht door een kleine, centrale zon, een land van rust en onvoorstelbare goedheid, bevolkt door dwergachtige wezens die ruimschoots beschikten over wijsheid en geluk. Hadden de ouden niet altijd verhalen verteld over het onderaardse Asar, Avalon, de Elyseese Velden, Ratmansu en Ultima Thule? Zelfs het boeddhistische Agharta werd verondersteld door tunnels in verbinding te staan met de lamakloosters in Tibet. Voor Sukey waren deze verhalen niet waanzinnig; zij woonde aan de binnenkant van een twintig kilometer lange cilinder die door de ruimte wentelde. Het was logisch dat ook de Aarde hol was!
Dus kwam Sukey naar beneden op die Oude Wereld waar de mensen maar wat glimlachten wanneer ze hoorden wat zij zocht. Nogal wat van hen ontlastten haar van het smartegeld dat haar was uitgekeerd toen de kolonie werd opgeheven, onder het mom haar te helpen bij haar speurtocht. Ze ontdekte na langdurige persoonlijke onderzoekingen dat er geen door spiegels beschermde openingen bestonden die bij de polen toegang gaven tot het planetaire binnenste, zoals sommige van die oude schrijvers beweerden. Het lukte haar ook niet toegang tot die onderwereld te verkrijgen via veronderstelde ingangen in de grotten bij Xizang. Ten slotte was ze naar Brazilië gegaan waarvan één schrijver had gezegd dat daar een tunnel naar Agharta begon in de verlaten Siërra do Roncador. Een oude Murcego Indiaan die een gerieflijke fooi rook, vertelde haar dat die tunnel inderdaad eens had bestaan, maar jammer genoeg ‘vele duizenden jaren geleden’ was afgesloten door een aardbeving. Sukey had die mededeling drie weken vol tranen bejammerd voor ze tot de conclusie kwam dat die opening alsnog te vinden moest zijn wanneer ze terug kon reizen in de tijd. Ze had zichzelf uitgerust in kleding die naar haar afkomst uit Wales verwees en was vol verwachting in het Plioceen aangekomen waar ... Creyn zegt dat zijn mensen hier het paradijs hebben gesticht! Oh Sukey.
Jaja. En ik krachtig genezeres kan daarbij horen! Creyns belofte!
Rustig. Je kunt een belangrijk genezeres worden. Maar niet direct. Veel om te leren, liefje. Vertrouwluisterleer dan pas doen.
Wil/nodig om te. Arme Stein. Andere arme donders wil ik helpen. Voel ze overal om ons heen voel jij dat ook? Elizabeth trok zich even terug uit de vogelachtige onvolwassenheid van Sukey’s geest en voelde rond. Er was iets. Iets volkomen vreemds zover haar ervaring reikte en dat zich eerder op de avond al aan haar had geopenbaard als een nauwelijks merkbare glinstering langs de randen van haar waarnemingsvermogen. Wat was het? Maar het lukte haar niet een mentaal beeld te ontvangen dat zij kon identificeren. Nog niet. En dus zette Elizabeth dat probleem terzijde en keerde terug naar haar taak om Sukey instructies te geven. Dat was een moeilijk werk dat haar geruime tijd bezig zou houden en daar was ze dankbaar voor.
8
Nog drie uren reed het gezelschap verder in de richting van de Rhöne door de donkerende nacht en toenemende koelte. Ze daalden af van een plateau langs een steil pad dat af en toe terugweek naar een woud dat zo dicht was begroeid dat het licht van de sterren niet meer zichtbaar was. De twee soldaten hadden grote fakkels ontstoken, een van hen reed voorop, de ander aan het eind van de colonne. Zo trokken ze verder oostwaarts terwijl vluchtige schaduwen hen leken te volgen vanonder de massieve, verwrongen bomen.
‘Spookachtig, hè?’ Aiken keek naar Raimo die naast hem reed. ‘Kun je je voorstellen hoe die grote, oude kurkeiken en kastanjes hun takken uitsteken om je te grijpen?’
‘Je praat als een gek,’ gromde de ander. ‘Ik heb twintig jaar lang in de diepste wouden gewerkt. Er is niks spookachtigs aan bomen.’
Aiken was niet uit het veld geslagen. ‘Dus daar is die houthakkersplunje goed voor. Maar als jij bomen zo goed kent, dan moet je toch ook weten dat botanici hen een primitief zelfbewustzijn toekennen? En denk je niet, hoe ouder de boom, hoe groter dat bewustzijn? Kijk eens naar die bomen om je heen. Ga me niet vertellen dat we op onze Aarde hardhout hadden met een doorsnede van acht tot tien meter! Allemachtig, deze jonkies moeten duizenden jaren ouder zijn dan enige boom die wij hiervoor hebben gezien! Probeer naar ze te luisteren! Gebruik dat zilveren ding eens voor wat anders dan het verwarmen van je adamsappel. Oude bomen ... duivelse bomen! Voel je de rottige vibraties niet in dit bos? Ze konden er wel eens wat op tegen hebben dat we hier zijn. Misschien voelen ze wel dat over een paar miljoen jaar mensen als wij hen ondersteboven halen! Misschien haten die bomen ons wel!’
‘Ik geloof,’ zei Raimo met beheerste kwaadaardigheid, ‘dat jij mij net zo voor gek probeert te zetten als Sukey. Doe dat niet!’ Aiken voelde zich uit zijn zadel getild worden. Zijn geketende enkels hielden hem tegen als een gemartelde op de pijnbank. Maar hij werd hoger en hoger getrokken tot hij gevaarlijk dicht bij de takken kwam die over het pad hingen. ‘Hé! Het was maar een grapje en dit doet pijn!’
Raimo grinnikte en oefende nog wat meer druk uit. Knijp. Span die ijskoude greep van je Fins-Canadese geest nog wat steviger en laat hem dan omlaagdonderen. Met een klap die de verontruste chaliko deed janken, viel Aiken in het zadel terug. Creyn draaide zich om en zei: ‘Je hebt een neiging naar wreedheid waar we iets aan zullen moeten veranderen, Raimo Hakkinen.’
‘Ik vraag me af of heel jullie soort daar zo over denkt,’ merkte de vroegere houthakker onbeschoft op. ‘Hoe dan ook, zorg maar liever dat die kleine rat me niet meer lastig valt. Spookbomen!’ Aiken protesteerde. ‘In heel wat oude culturen geloofden ze dat bomen speciale krachten bezaten, waar of niet, Bryan?’ De antropoloog was geamuseerd. ‘Oh ja. In de antieke wereld van de toekomst was boomverering bijna universeel. De druïden bezaten een compleet alfabet om de toekomst te lezen, gebaseerd op bomen en struiken. En dat was blijkbaar een overblijfsel van een nog oudere religie rondom bomen, die haar wortels diep in het verleden had. De noorderlingen vereerden een machtige esdoorn die ze Yggdrasil noemden. Grieken droegen de as van bomen op aan de zeegod Poseidon. Berken waren heilig bij de Romeinen. De lijsterbes was voor Grieken en Kelten het symbool van macht over de dood. De meidoorn werd geassocieerd met seksorgieën in de meimaand en datzelfde gold voor de appel. Eiken waren voorwerpen van verering in heel Europa. Om de een of andere reden zijn eiken heel gevoelig voor onweer, daarom verbonden de ouden die boom met de naam van de dondergod. Grieken, Romeinen, Gallische Kelten, de Britten, Teutonen, Litauers, Slaven, allemaal hielden ze de eik voor heilig. In alle legenden uit de Europese landen vind je bovennatuurlijke wezens terug die in speciale bomen huisden of in de diepste wouden. In Macedonië kenden ze de dryaden, in Stiermarken de vilya’s, de Germanen kenden das seligen Fraulein en de Franken hun dames vertes. Allemaal spruiten van het woud. Ook in Scandinavië kenden ze zulke wezens, maar ik ben de naam ervan vergeten…’
‘Skogsnufvar,’ zei Raimo onverwacht. ‘Mijn grootvader vertelde erover. Hij kwam van de Alanden waar de mensen Zweeds spreken. Ze zitten daar vol met stomme sprookjes.’ ‘Er gaat toch maar niks boven etnisch chauvinisme!’ kakelde Aiken. En dat veroorzaakte een nieuwe knokpartij toen de houtvester weer zijn vergrote kinetische vermogen gebruikte en Aiken terugvocht met zijn eigen mentale overredingskracht, proberend Raimo te dwingen zijn eigen wijsvinger in de strot te steken.