Ten slotte gaf Creyn een ongeduldige kreet. ‘Almachtige Tana, nou is het genoeg!’ Beide mannen kreunden van pijn, grepen zich vast aan hun zilveren halsring en doken toen in elkaar als afgestrafte schooljongens, stil maar zonder berouw. Raimo haalde een grote, zilverkleurige flacon te voorschijn en begon eruit te drinken. Aikens lippen krulden. ‘Hudson Bay Company Demerara, eenenvijftig procent gegarandeerd. Alleen voor volwassenen. Ga jij je maar zitten verbijten.’ Elizabeths koele stem vroeg: ‘Vertel ons wat over die Skogsnufvar, Bryan. De naam klinkt onheilspellend. Waren ze mooi?’ ‘Oh ja. Lang, golvend haar, verleidelijke lichamen ... en staarten! Zij waren onze standaard-archetypische bedreiging door de vrouwelijke anima. Ze lokten mannen de bossen in om met hen te slapen. En daarna waren de mannen volkomen in hun macht. Een man die probeerde te ontsnappen werd ziek en stierf of werd gek. Over de slachtoffers van de Skogsnufvar werd tot in de 20e eeuw in Zweden geschreven.’
‘In de folklore van Wales komen zulke schepsels ook voor,’ zei Sukey. ‘Maar die leefden in meren, niet in de bossen. Ze werden de Gwragedd Annwn genoemd. Ze dansten op het water op mistige, maanverlichte avonden en lokten reizigers naar hun onderwaterpaleizen.’
‘Het is een veel voorkomend thema,’ zei Bryan, ‘en de symboliek ligt voor de hand. Je gaat toch een beetje medelijden voelen met die mannelijke elfen. Het lijkt erop dat zij aardig wat van de lekkere, schuine lol moesten missen.’ De meesten begonnen te lachen, ook de bewakers. ‘Bestaan er dat soort legenden onder jouw volk, Creyn?’ vroeg de antropoloog. ‘Of komen in jullie cultuur verhalen over dat soort betoveringen niet voor?’
‘Daar was geen reden toe,’ zei de Tanu op onderdrukte toon. Elizabeth kwam op een vreemde gedachte. Ze probeerde een microscopisch kleine sonde door Creyns bescherming te krijgen zonder dat hij het merkte.
Ah Elizabeth niet doen. Deze kleine spelletjes om macht dit gekrabbel naar overwicht.
(Onschuldig ongeloof strafkleurige hoon.)
Onzin. Ik ben oudvermoeid beschaafd van goede wil tegenover jou en de jouwen zelfs buitengewoon buigzaam. Maar anderen van mijn soort niet. Voorzichtig Elizabeth. Verwerp niet Tanu te makkelijk. Denk aan puffin.
Puffin?
Kindergedicht jouw volk van menselijke opvoeder onder ons lang geleden gestorven. Eenzame vogel at vissen van één soort huilend over eenzaamheid. Vissen boden vriendschap aan als vogel ze niet meer at. Voorstel geaccepteerd eetgewoonten veranderd. Vissen enige prooi in stad voor de puffin. Zoals jullie Tanu dat voor mij zijn?
Bevestigd Elizapuffinbeth.
Ze barstte uit in gelach en Bryan en de andere mensen keken haar in stomme verbazing aan.
‘Iemand,’ merkte Aiken op, ‘zit achter onze geesten om te fluisteren. Mogen wij de grap ook horen, schatje?’ ‘De grap is ten koste van mij, Aiken.’ Elizabeth keerde zich naar Creyn. ‘We hebben een wapenstilstand. Voor het moment.’ Creyn boog het hoofd. ‘Sta me dan toe van onderwerp te veranderen. We naderen nu de uiterwaarden van de rivier en daar zullen we de nacht doorbrengen in de stad Roniah. Morgen zetten we onze reis op een aangenamer wijze voort, per boot. We moeten binnen vijf dagen in de hoofdstad Muriah kunnen aankomen wanneer de wind meezit.’
‘Zeilboten? Op een woeste rivier als de Rhöne?’ zei Bryan stomverbaasd. ‘Of is het water kalmer in het Plioceen?’ ‘Dat zul je voor jezelf moeten beoordelen. Hoe dan ook, onze boten verschillen nogal van wat jullie gewend zijn. Wij Tanu zijn niet gesteld op reizen over het water. Maar met de komst van de mensheid werden praktische en veilige schepen ontworpen waardoor een uitgebreide riviervaart ontstond. We gebruiken de schepen niet enkel voor passagiersvervoer, maar ook voor de verscheping van vitale gebruiksartikelen vanuit het noorden—speciaal uit Finiah en Goriah dat in het gebied ligt dat jullie Bretagne noemen—naar het zuiden waar het klimaat meer in overeenstemming is met onze smaak.’
‘Ik heb een zeilboot meegenomen,’ zei de antropoloog. ‘Krijg ik toestemming om die te gebruiken? Ik zou dat Finiah en Goriah graag willen bezoeken.’
‘Zoals je zult zien is de reis stroomopwaarts per boot niet mogelijk. In die richting gebruiken we karavanen bestaande uit chaliko’s of nog grotere lastdieren die heiladen worden genoemd. Ze lijken op giraffes met een korte nek. In de loop van je onderzoek zul je ongetwijfeld bezoeken brengen aan verschillende van onze bevolkingscentra.’
‘Zonder een halsring?’ onderbrak Raimo. ‘Zou je hem vertrouwen?’
Creyn lachte. ‘We hebben iets waarnaar hij verlangt.’ Bryan aarzelde, maar paste er wel voor op in het aas te bijten. ‘Die vitale levensbehoeften die jullie verschepen. Ik ne,em aan dat die voornamelijk uit voedsel bestaan?’ ‘In zekere zin. Maar dit Veelkleurig Land vloeit letterlijk over van eten en drinken. Het ligt allemaal voor het grijpen.’ ‘Mineralen dus. Goud en zilver. Koper en tin. IJzer.’ ‘IJzer niet. Dat hebben we in onze simpele technische economie nauwelijks nodig. Op de Tanu-werelden hebben we altijd vertrouwd op de toepassingen van allerlei soorten onbreekbaar glas waar de mensen gewoon zijn ijzer te gebruiken. Het is opvallend dat jullie zelf in de afgelopen jaren dit veelzijdige materiaal meer en meer zijn gaan toepassen.’
‘Vitredur, natuurlijk. Toch lijken jullie soldaten nog de voorkeur te geven aan het traditionele brons voor hun uitrusting en hun wapens.’
Creyn lachte bedaard. ‘Tijdens de begindagen van de tijdpoort leek het verstandig om menselijke soldaten niet meer toe te staan dan dat. Die beperking is inmiddels overbodig geworden, maar de mensen blijven een voorkeur houden voor dat metaal. Wij staan de bloei van een bronzen tijdperk toe voor zover dat niet strijdig is met onze eigen behoeften. De Tanu zijn een tolerant ras. We waren in staat in onze eigen behoeften te voorzien lang voor de mensen arriveerden en we zijn niet van hen afhankelijk in de vorm van slavenarbeid ...’
Elizabeths gedachte doemde levensgroot in haar geest op. BEHALVE DAN VOOR DE VOORTPLANTING. ‘.. . want het zware en moeilijke werk, zoals in de mijnen en in de landbouw wordt door de mensapen gedaan behalve in de meest afgelegen nederzettingen.’
‘Deze rama’s, die mensapen,’ onderbrak Aiken, ‘ik heb ze rondom het kasteel niet het vuile werk zien doen? Hoe komt dat?’ Ze zijn psychisch nogal kwetsbaar en hebben een rustige omgeving nodig om hun werk met zo weinig mogelijk toezicht te kunnen verrichten. Op Kasteel Doortocht is nogal wat onvermijdelijke spanning…’
Raimo liet een spottend gegrom horen.
Bryan vroeg: ‘Hoe worden die schepsels onder de duim gehouden?’
‘Ze dragen een vereenvoudigde uitvoering van de grijze halsband. Maar ik heb liever niet dat je nu op een verklaring voor dit soort dingen aandringt. Wacht alsjeblieft tot we in Muriah zijn.’
Ze waren een terrein binnengereden waar de bomen minder dicht opeenstonden en waar puntige rotsblokken oprezen aan de voet van een spaarzaam begroeide helling. Waar de top van de heuvel tegen de met sterren bezaaide hemel afstak, was een kleurige gloed zichtbaar.
‘Is dat de stad, daarboven?’ vroeg Sukey.
‘Dat zou niet kunnen,’ zei Raimo verachtelijk. ‘Kijk, het beweegt.’
Ze hielden hun chaliko’s in en keken toe hoe de gloed veranderde in een dun snoer van licht dat met grote snelheid tussen de ver verwijderde silhouetten van de bomen doordanste. Het licht was veelkleurig, maar bestond in hoofdzaak uit goud, gemengd met blauw, groen en rood in een wilde dans van vonkende verwarring.
‘Ah,’ zei Creyn. ‘De Jacht. Wanneer ze deze kant uitkomen, kunnen jullie een mooi schouwspel zien.’
‘Het ziet eruit als een reusachtige regenboog van gloeiwormen die in volle vaart hierheen komt,’ zei Sukey ademloos. ‘Wat mooi!’