Выбрать главу

Het dier kwam dichter en dichter bij Felices chaliko. Het jankte en snoof toen het zich realiseerde dat het de controle over zich­zelf had verloren, schuddend met zijn lelijke kop alsof het pro­beerde pesterige insekten te verdrijven. De zware kaken sloegen op elkaar, speeksel en schuim stoof rond, maar het bleef dichter­bij komen, voortrennend nu naast de chaliko in een wolk stof die rondom de poten dwarrelde. De beerhond loerde in verbijsterde woede naar die kleine menselijke vorm hoog boven hem, onbe­reikbaar, wiens geest de zijne omboog, forceerde, overreedde. Hij gromde van woede, trok de bovenlip omhoog waardoor geelverkleurde tanden bloot kwamen die bijna zo groot waren als de vingers van Felice. Ze liet hem gaan.

De inspanning had haar gezichtsvermogen aangetast en haar hoofd klopte afschuwelijk door het verzet van die koppige, vlees­etende geest. Maar ...! ‘Dat deed jij, is het niet?’ vroeg Amerie. Felice knikte. ‘Maar het was moeilijk. Die dingen zijn anders dan de chaliko’s. Het verzette zich de hele tijd. Waarschijnlijk zijn ze dieper geconditioneerd. En dat is moeilijker te doorbre­ken omdat het vaster verankerd ligt in het onbewuste. Maar ik denk dat ik weet hoe het moet. Het zal het best lukken wanneer ze moe zijn, aan het einde van de dag. Misschien kan ik er twee tegelijk beheersen, misschien zelfs meer ...’ Amerie maakte een hulpeloos gebaar. De non begreep dit niet, dit directe contact van geest naar geest, dit was de werkzaam­heid van een kracht die buiten haar bereik lag. Hoe was dat om dergelijke vermogens te bezitten, zelfs wanneer ze onvolmaakt waren zoals bij Felice? Andere levende wezens te manipuleren? Materie te bewegen en te vervormen? Hoe zou het zijn om wer­kelijk te scheppen, niet alleen maar het vage beeld van een schoen zoals ze dat met behulp van Epones machine zelf had gedaan, maar een overtuigende illusie, of zelfs materie of ener­gie? Hoe zou dat zijn om in Eenheid verbonden te zijn met ande­re geesten? Om hersens te doorzoeken? Zich te verheugen in het bezit van engelachtige krachten?

Een heldere planeet straalde in het oosten, dichtbij de rijzende zon. Venus. .. nee, noem die maar bij haar andere, oudere naam: Lucifer, de stralende ochtendster. Amerie voelde een klei­ne huivering van angst.

Breng haar niet in verleiding en vergeef ons terwijl we ons war­men aan het vuur van Felice, zelfs als ze brandt... De karavaan bereikte het laagland en kwam van het plateau in een andere vallei die naar het westen aansloot op de Monts du Charolais. Verdwaalde dwergpalmen, pijnbomen en acacia’s maakten plaats voor esdoorns, populieren, walnoten en eikebo­men die ten slotte zelfs weer overgingen in diepe, vochtige bossen vol wilde gierst, grote cipressen, struikgewas van bamboe en geweldige oude tulpebomen met doorsneden van meer dan vier meter. Alles bloeide en groeide overvloedig en maakte van het landschap het voorbeeld van een vroege jungle. Amerie bleef dinosaurussen verwachten en vliegende reptielen, hoewel ze wist dat die verwachting onzinnig was. De fauna van het Plioceen kwam, wanneer je het goed bekeek, sterk overeen met die van de opnieuw met dieren bevolkte Aarde die ze zelf had gekend. De ruiters vingen een glimp op van kleine herten met gesplitste hoorns, een stekelvarken en een kolossale zeug, gevolgd door haar grappig gestreepte jongen. Een troep middelgrote apen zwierde door de bovenlaag van het woud de karavaan schreeu­wend achterna, maar kwam nooit genoeg dichtbij om er veel van te zien. Op sommige plekken was het struikgewas van alle groen ontdaan. Hopen uitwerpselen die naar olifant roken, gaven aan dat hier mastodonten aan het werk waren geweest. Het gebrul van een kat dwong de beerhonden tot een verdedigend gehuil. Was dit een van die luipaardachtige sabeltandtijgers die de grootste en meest voorkomende vleeseters waren in het Plio­ceen?

Na de gevangenisachtige omgeving van het kasteel en de verdo­vende invloed van de nachtelijke reis, werden de tijdreizigers zich nu bewust van een nieuw gevoel dat zelfs hun vermoeidheid en de herinnering aan verbroken dromen overwon. Dit woud, waar de stralen van de ochtendzon doorheen braken, was onmis­kenbaar een andere wereld, een andere Aarde. Hier was de levendige werkelijkheid van een onbedorven wildernis waarvan ze allemaal hadden gedroomd. Vergeet de soldaten, de kettingen en de buitenaardse heerseres en dan kon dit Pliocene bos werke­lijk alsnog het paradijs zijn.

Gigantische, met dauw overdekte spinnewebben, onvoorstelbare hoeveelheden bloemen, fruit, bessen; alles glinsterde als barokke juwelen gezet in veelkleurig groen .. . rotsblokken waar kleine watervalletjes voor een bemoste grot naar beneden dropen ... grote groepen vreesloze dieren ... deze schoonheid was werke­lijk! Ondanks zichzelf, betrapten de gevangenen zich erop dat ze deze jungle steeds ijveriger afzochten naar nieuwe wonderen, zich gedragend als opgewonden toeristen. Ameries pijn ver­dween bij het zien van dieprood met zwarte vlinders, lachwek­kende boomkikkers die klonken als elfenbellen. Zelfs nu, in augustus, zongen de vogels hun baltsliederen, want in een wereld zonder echte winter kenden ze de trek niet en waren in staat meer dan één broedsel per jaar te verzorgen. Een onmogelijk uitziende eekhoorn met puntige oren en een groen-oranje vacht zat kijvend op een lage tak. Een andere boom droeg een bewe­gingloze python met een lichaam zo dik als een biervaatje en fraai gekleurd als een Perzisch tapijt. Er waren kleine, hoornloze antilopen met poten, zo ragdun als stokjes en een lichaam niet veel groter dan van een konijn. En ginds vloog een vogel met de rauwe schreeuw van een kraai, maar uitgedost in een weelde van violet, blauw en roze! Bij een stroompje stond een grote otter doodstil op zijn achterpoten, en het leek of hij vriendelijk grijns­de tegen de ruiters die voorbijkwamen. Lager bij de bedding scharrelden wilde chaliko’s die wat donkerder en kleiner waren dan hun getemde en gekweekte soortgenoten. Ze groeven lisdod­den op voor hun ontbijt en slaagden erin waardig te kijken ondanks hun bekken vol druipend groen. In het korte gras opzij van het pad groeide een menigte paddenstoelen, koraalrood, licht­rood met witte vlekken, hemelsblauw met helrode onderkanten en stelen. Daar tussendoor kropen duizendpoten ter grootte van een salamiworst, die eruitzagen alsof ze net bloedrood waren gespoten en voorzien van crèmekleurige racestrepen. De hoorn liet zijn drieklank horen.

Amerie zuchtte. Het echoënde antwoord verjoeg de dieren ver­der vooruit langs het pad, zodat het escorte de karavaan tege­moet kwam te midden van een verward tumult van vogelgezang en dierenkreten. Het woud werd dunner en ze kwamen in een parkachtig landschap langs een langzaam stromende rivier die vanuit het westen op de Saône uitkwam. Het pad ging over in een laan omzoomd door waardige cipressen, die door de poort van een zwaar versterkt fort voerde dat vrijwel gelijk was aan het fort van de afgelopen nacht.

‘Reizigers let op allemaal!’ brulde kapitein Waldemar, toen de laatsten van de karavaan de poort waren binnengegaan en de deur weer gesloten was. Dit is de plek waar we zullen slapen. We rusten hier tot zonsondergang. Ik weet dat jullie behoorlijk uit­geput moeten zijn. Maar neem mijn goede raad aan en laat je eerst weken in het grote hete bad in jullie badhuis voor je onder de dekens kruipt. En eet, zelfs als je denkt dat je daar te moe voor bent! Neem je bagage mee wanneer je afstijgt. Zieken of zij die wat te klagen hebben, komen naar mij. Zorg dat je na de avond­maaltijd klaar bent als de hoorn klinkt. Mocht je zin hebben om weg te lopen, denk er dan aan dat de beerhonden buiten zijn en datzelfde geldt voor de sabeltandtijgers en een behoorlijk slim­me oranje salamander die zo groot is als een collie en zo giftig als een cobra. Rust lekker uit. Dat is alles.’’ Een in het wit geklede stalknecht hielp Amerie afstijgen toen bleek dat ze dat uit eigen beweging niet meer kon. ‘U zult een lekker bad willen nemen, Zuster,’ zei de man bezorgd. ‘Dat is het beste middel ter wereld tegen doorzitten. Het water wordt verhit door zonne-energie via het dak, dus er is meer dan genoeg.’