Выбрать главу

Aiken gebaarde naar het raam. ‘Kom op. Laten we gaan zien hoe de menselijke helft hier leeft. Ik ben nieuwsgierig hoe de gewone mensen zich hier in Ballingschap overeind houden. Schijt niet in je broek voor het vliegen, Ray. Ik kan ons allebei makkelijk houden.’ ‘Ze zullen ons zien.’

‘Ik ken nog een ander kunstje. Illusies. Kijk maar es.’ Er klonk een kort, droog geluid en de kleine gouden man was verdwenen. Een gestreepte koninginnepage fladderde rond, landde rechtstreeks op Raimo’s neus.

‘Houd je poten thuis of ik krijg hoorns,’ waarschuwde de stem van Aiken. De vlinder verdween en daar stond de grappenmaker weer, vlak voor Raimo met één vinger tegen diens neus. ‘Alle duivels, Aik. Jij zit er vol mee!’

‘Zeg dat nog maar es, Houthakker. Geef me je hand. Kom op, wees geen schijtlaars. We gaan ervandoor!’ Twee gele vlinders vlogen uit het gebouw en dansten boven de stad Roniah. Ze scheerden over de werkplaatsen van pottebakkers en dakbedekkers en wevers en timmerlui en metaalsmeden en botenbouwers en glasblazers en beeldhouwers. Ze drongen binnen bij steensnijders en schilders, mandemakers en repete­rende muzikanten; ze dronken nectar uit de jasmijn die naast zwembaden bloeide waar zwangere vrouwen uitrustten en zich vermaakten; ze vlogen een open schoollokaal binnen waar een dozijn blonde, beweeglijke kinderen hen verbaasd met de vinger nawees en waar een verontruste Tanu-leraar een dringende oproep verzond naar het huis van Bormol. ‘Naar de haven!’ beval Aiken en ze vlogen naar de rivieroever. Brede traptreden voerden naar een drukke kade waar rama-stuwadoors schepen ontlaadden en waar menselijke kadewerkers en bootslui vaak naakt tot op hun middel in de ochtendhitte aan het werk waren of op een beschaduwde plek een rustpauze namen. De twee vlinders landden op een dikke meerpaal en ver­anderden toen weer in Aiken en Raimo. Een van de dokwerkers gaf een schreeuw. Zeemeeuwen vlogen krijsend op van de straat­stenen en de gestapelde ladingen. Aiken stapte van de meerpaal en liet een knipperende Raimo achter, zelf een dwaze houding aannemend. Een stoere varensgezel brulde van het lachen en riep uit: ‘Als dat Peter Pan zelf niet is. Maar je kunt die Tinkerbell daar beter in de reparatie gooien.’

De slenteraars rond de haven gilden het uit. Boven op de meer­paal strekte Raimo beide armen zijwaarts. Zijn wat spleetogende Finse gezicht droeg een dwaze grijns en was vertrokken van concentratie. Onmiddellijk dook een dozijn zeemeeuwen naar beneden en streek op zijn armen en schouders neer. ‘Hé, Aiken! De schiettent is klaar! Schieten voor ze vliegen of je hebt verloren!’

De nu zwevende kleine man in het goud richtte met zijn voorvin­gers en vuurde. ‘Pam!’ zei hij, ‘pam-pam-pammidie-pam!’ Kleine lichtflitsen schoten langs Raimo’s met flanelstof bedekte armen. Hij verdween in een wolk van rook en stukjes witte veren. De toekijkers floten en klapten terwijl Raimo hoestte en snoof.

‘Rot op, makker, schei uit.’

‘En nog een toegift van mij,’ schreeuwde Aiken en maakte een gebaar met beide handen naar de meerpaal. ‘Hier heb je... sjazoeem…”

Er weerklonk een luide explosie. De zware, samengeklonken bal­ken van Raimo’s zitplaats vielen uiteen en lieten hem boven het water zwevend achter, een pijnlijke trek van verrassing op zijn gezicht.

‘Moet dat leuk zijn?’ protesteerde de vroegere houtvester. Hij zweefde naar de grijnzende Aiken, greep hem bij de schouder­stukken van zijn gouden pak en zei: ‘Misschien moeten we met een duik een beetje afkoelen?’

De twee zwevende figuren begonnen in de lucht te worstelen, laag boven het modderige gele water van de Rhöne. Te midden van de aangemeerde lichters, de veerboten en de barken zagen ze eruit als opgelaten feestballonnen. De mannen op de kade schreeuwden en stampten en de verschrikte rama’s lieten hun lasten vallen en bedekten hun ogen. Genoeg!

Creyns mentale commando zweepte naar hen uit, haalde de twee terug op de kade en liet hen met een pijnlijke smak op de grond terechtkomen. Vier bedienden uit Bormols huis kwamen naar voren en hielden de nog nasnikkende onverlaten stevig vast. Nu de pret duidelijk over was, dropen de zeelui en de dokwerkers weer af naar hun werk.

‘Ik zal mentale barrières binnen je voornaamste functies pro­grammeren zolang je nog geen behoorlijke opleiding in de hoofd­stad hebt gehad,’ zei Creyn. ‘Nog meer van dit kinderlijke gedrag kunnen we niet hebben.’

Aiken wuifde naar Elizabeth, Bryan en Sukey die langs de kadetrappen naar beneden werden geleid, gevolgd door Stein op zijn draagbaar.

Raimo zei: ‘Hoe moeten we anders uitvinden waartoe we in staat zijn?’

En Aiken voegde eraan toe: ‘Heer Bormol heeft ons gisteravond de raad gegeven ermiddenin te springen. En dat hebben we gedaan! En hoe!’ Hij knipoogde naar Sukey die woedend terug­keek.

Creyn zei: ‘Van nu af doe je dat onder door ons gecontroleerde omstandigheden. Heer Bormol heeft het niet verdiend dat jullie zijn gastvrijheid terugbetalen met het vernielen van zijn wer­ven.’

De kleine man in het goud haalde de schouders op. ‘Ik ken mijn eigen kracht nog niet, dat is alles. Wil je dat ik die meerpaal weer bij elkaar probeer te krijgen?’

Creyns ogen, bleekblauw in het zonlicht, werden kleiner. ‘Dus jij denkt dat je dat kunt? Dat is heel interessant. Maar ik denk dat we daarmee maar moeten wachten, Aiken Drum. Het zal voor ons allemaal heel wat veiliger zijn als jij nog een poosje aan de lijn blijft.’

Elizabeths gedachte kwam daar steels en vriendelijk tussen­door ...

Je hebt zoveel ongecontroleerde talenten, Aiken. Wat is er nog meer in jou verborgen. Laat me eens kijken. Ze zond een doordringende peiling uit, maar die kaatste af op een haastig opgetrokken maar zeer effectieve barrière. ‘Laat dat, Elizabeth!’ schreeuwde Aiken hardop. ‘Laat dat of ik snijd je verdomme doormidden!’ Ze keek hem bedroefd aan. ‘Zou je dat echt doen?’ ‘Wel,’ hij aarzelde en gaf haar toen een scheve glimlach. ‘Mis­schien ook niet, liefje. Maar ik wil niet dat jij in mij zit rond te wroeten, zelfs niet voor de grap. Ik ben Stein niet, of Sukey, wat dat betreft.’

Creyn zei: ‘Ons schip ligt aan het eind van de steiger op ons te wachten. We moeten gaan.’ Maar terwijl ze daarheen liepen, communiceerde de Tanu-man met Elizabeth via een beperkt sig­naal dat alleen voor haar hoorbaar was. Heb je gezien hoe hij dat deed?

Primitief effectief. Zelfs tegen mij, onvoorbereid. Bezorgd? Verbaasd op dit ogenblik. Hoe effectief is de beperking van halsring? Voldoende dit ogenblik nu hij nog steeds ongebruik van volledig vermogen. Later zilver zal nooit goud overheersen. Onderwij­zers moeilijkheden met die daar. Moet misschien worden buiten­gesloten. Niet mijn beslissing Tanazijdank. In staat tot grote moeilijkheden zelfs nu. Vreemd oud mensen­soort weinig voorkomend in Besteclass="underline" hansworst. Niet ongewoon onder Tanu helaas. Voorspel zal Blitzmaken Muriah. Vraag Morian overleeft dat.

Ironisch juist woestijn voor jullie slavenmeesters. Mensheid gevaarlijke prooi. Ah Elizabeth.

Ontkennen? Lach. Manipuslimmeriken! Desocialisatie/reso­cialisatie bannelingen kunstig geprobeerd. Voorbeeld: kasteel omgeving angst omhooghalen. Volgt feest warmtevriendschap-machtscadeautjes. Versterk les afgehakte hoofden. Ruw goed-mens/slechtmens straf/beloning angst/opluchting geestbeheersing. Aiken + Raimo + (Sukey?) de jouwe. Beide Jachtpar­tijen geslaagd.

Hoe anders minimale vertraging integreren? Sommige types als Aiken super risico.

Lijkt meer op jij dan jijzelf?

Ontvankelijke Elizabeth. Engelachtige waakzame hoogvliegster veracht pathetisch bannelingmislukkingen.