‘Schei uit met die onzin,’ zei Georgina vermoeid. ‘Hubey, jij gaat dit keer samen met Jango en ik werk wel naast Oleson.’ ‘Nou, wacht es even, Georgina,’ begon Oleson. ‘Het is geregeld, Stein.’ Ze sloot haar luchtsluis. ‘Jij en Grote Mama gaan samen tegen de hele wereld, Blauwoogje. En bid maar dat Jezus je zieltje redt als je niet zorgt dat we nuchter zijn voor we bij die breuk aankomen. Laten we opschieten, kinderen.’
Een massieve poort, elf meter hoog en bijna even dik, zwaaide open en verleende toegang tot de diensttunnel die onder de zee dook. Georgina had de coördinaten van de breuk in de radiohelmen van elke machine gevoerd en voor het ogenblik hadden ze dus allemaal niets anders te doen dan af te wachten, met hun gat in hun cabine te draaien of iets opwekkends te snuiven terwijl ze met een vaart van vijfhonderd kilometer per uur naar de rotzooi stoven onder de bodem van de Atlantische Oceaan. Stein Oleson verhoogde de zuurstofdruk en gunde zichzelf een stoot aldetox en stimvim. Toen droeg hij de ingebouwde keukenunit op een maaltijd af te leveren bestaande uit een liter rauwe eieren, gerookte haring in saus en zijn favoriete borrel om nuchter te worden, aquavit.
Hij hoorde een vaag gemompel in de ontvanger van zijn helm. ‘Verdomde primitieve pokkeherrie. We zouden een stel koeiehorens op zijn helm moeten monteren en zijn ijzeren kont in een onderbroek van berevel steken.’
Stein moest er desondanks om glimlachen. In zijn meest geliefkoosde dromen zag hij zichzelf als een viking. Of, omdat hij zowel Noors als Zweeds bloed bezat, als een Varangiaans plunderaar die zich met zijn zwaard een weg naar het zuiden baande in het oude Rusland. Wat zou het mooi zijn om elke belediging met een bijl of een zwaard te beantwoorden, ongehinderd door de stomme tegenwerpingen van de beschaving! Om rode woede te kunnen laten vloeien zoals het hoorde, opgejut tot zijn spieren ervan zwollen! Sterke, blonde vrouwen overmeesteren die zich eerst zouden verzetten om zich daarna met zoete zachtheid over te geven! Voor zo’n soort leven was hij geboren. Maar jammer genoeg voor Stein Oleson was dat soort menselijke woestheid in dit Galaktisch Tijdperk uitgestorven, alleen betreurd door een paar etnologen. En de fijnzinnigheden van de nieuwe, geestelijke kwellerijen gingen Stein volkomen boven de pet. Dit opwindende en gevaarlijke baantje was hem toebedeeld door een meedogende computer, maar de honger van zijn ziel werd er niet door bevredigd. Hij had nooit overwogen om naar de sterren te emigreren; binnen geen enkele menselijke kolonie in het Galaktisch Bestel bestond er zoiets als een primitief Eden. Het zaad van de mensheid was te kostbaar om te verspillen in de poel van een neolithisch verleden. Ieder van de 783 nieuwe menselijke werelden was volstrekt beschaafd, gebonden door de ethiek van het Concilie en verplicht om bij te dragen aan het langzaam evoluerende Geheel. Mensen die hunkerden naar de simpele wortels van vroeger moesten er tevreden mee zijn op de Oude Aarde de pijnlijk nauwkeurige nabootsingen van vroegere culturele omgevingen te bezoeken. En anders waren er de theatraal voornaam georkestreerde Historische voorstellingen die bijna maar net niet helemaal tot in het laatste detail authentiek waren en waardoor de bezoeker actief de geselecteerde brokken van zijn erfenis kon meebeleven.
Stein, die nog op de Oude Wereld geboren was, had zo de Fjordland Sage bezocht toen hij nog maar net meerderjarig was en van Chicago met de metro naar Scandinavië reisde, samen met andere studenten. Hij werd uit het nagemaakte vikingschip gedonderd en kreeg een zware boete opgelegd nadat hij te midden van een in scène gezet oproer een harige viking een arm had afgeslagen en een veroverde Britse maagd ‘gered’ had van een verkrachting. (De gewonde acteur had nogal filosofisch gedaan over zijn drie maanden in de hersteltank. ‘Dat zijn de risico’s van het vak, jongen,’ had hij tegen zijn berouwvolle aanvaller gezegd.)
Een paar jaar later, nadat Stein volwassen was geworden en een zekere ontlading in zijn werk had gevonden, ging hij er opnieuw heen. Dit keer leek het allemaal nogal pathetisch. Hij keek nu naar de gelukkige bezoekers, afkomstig van andere planeten die Scandinavische namen droegen als Trondelag, Thule en Finmark, alsof het een zootje vreemd verklede gekken waren die in troebel water liepen te masturberen, lui die zichzelf verneukten op hun jacht naar een verloren identiteit. ‘Wat gaan jullie beginnen als jullie erachter komen wie je echt bent, kleinkinderen van reageerbuizen!’ had hij stomdronken op het Walhallafeest geschreeuwd. ‘Donder op naar waar je vandaan bent gekomen, de nieuwe werelden die de monsters jullie gegeven hebben.’
Toen was hij op de tafel van de Asen geklommen en had in de drankbeker gepist.
Ze smeten hem er weer uit en gaven hem opnieuw een boete. Maar dit keer kwam er een ponsgaatje in zijn kredietkaart waardoor hij automatisch bij elke Historische Voorstelling werd geweigerd. ..
Terwijl hun snelheid nog toenam, raasden de boormachines onder het continentale plat. Hun koplichten vingen glinsteringen op van roze, groen en wit, afkomstig van de granieten wanden van de tunnel. Daarna drongen ze door in het duistere basalt van de dieper onder de oceaan gelegen aardkorst. Drie kilometer boven hun tunnel was het zeewater, tien kilometer daaronder de gesmolten kern van de planeet.
Terwijl ze twee aan twee door de lithosfeer joegen, hadden de leden van het team de illusie langs een reusachtige helling af te dalen, die met regelmatige tussenpozen scherp omlaagviel. De machines vlogen een tijdlang steeds recht en horizontaal, daarop doken de neuzen scherp naar beneden. Een paar tellen later werd dezelfde manoeuvre herhaald. De diensttunnel volgde de curvenlijn van de Aarde in een reeks rechte verlengingen; dat moest wel omdat het hoorde bij het boorgat waarlangs de energie werd getransporteerd en die uit een parallelle tunnel bestond met een diameter die maar net groot genoeg was om één boormachine toegang te verlenen wanneer dat voor belangrijke reparaties noodzakelijk was. In de meeste delen van dit onderwaterenergiesysteem werden de diensttunnels en de boorgaten om de tien kilometer door horizontale overlopen met elkaar verbonden om de onderhoudsploegen makkelijker toegang te verschaffen; maar als dat moest, konden de boormachines dwars door de omringende rotsmassa’s heen om zich onder iedere hoek een weg te banen naar de plek waar ze wezen moesten. Tot de tijd dat het alarm in Lissabon afging, had er een energieverbinding bestaan tussen continentaal Europa en de uitgebreide maritieme gewasculturen op de Azoren die oplichtte met de gloed van een fotonenstraal. Dit antwoord op de eeuwige honger naar energie van de Aarde vond op dit uur van de dag zijn oorsprong in de zonneschijn van Siërra da Estrela op de 39e Laag van het verzamelcentrum ten noordwesten van Lissabon. Samen met zustercentra in Jiuquan, op het Akebono Platform en in Cedar Bluffs, verzamelde het zonne-energie en distribueerde dat weer aan gebruikers langs de 39e breedtegraad rondom de gehele aardbol. Een stelsel van spinachtige stratosfeertorens, afgeschermd tegen de zwaartekracht en hoog boven de normale weerscondities, verzamelde lichtstralen uit de hier wolkeloze hemelen, verbond die tot een samenhangende bundel die veilig ondergronds werd getransporteerd en gedistribueerd via een stelsel van hoofdboorgaten en kleinere lokale afsplitsingen. Een foton, afkomstig uit het Portugese daglicht (of het Chinese, of dat van de Pacific of uit Kansas) werd over zijn weg gedirigeerd door middel van plasmaspiegels binnen de boorgaten en bereikte zo in een oogwenk de bevolking van boerderijen die diep in de mist verzonken lagen. De oceaanboeren gebruikten de energie voor alles, variërend van onderwateroogstmachines tot elektrische dekens. En maar weinig van die gebruikers vroegen zich af hoe en waar ze vandaan kwam.
Net als alle boorgaten die voor het transport van energie werden gebruikt, werd ook deze tussen Cabo da Roca en de Azoren regelmatig gecontroleerd door kleine robotkruipers en snuffelaars. Die waren in staat kleine reparaties zelf te verrichten wanneer de aardkorst zich bewoog binnen de grenzen van een Klasse-Eén-verschuiving zonder de fotonenstroom zelfs maar te onderbreken. Maar een Klasse-Twee-schade leidde tot automatische afsluiting. Een beving kon een segment van het boorgat licht uit lijn brengen of een van de vitale spiegelstations beschadigen. Dan daalden bemanningen van het oppervlak af naar de plaats van de scheuring en doorgaans werden de reparaties dan in korte tijd verricht.