Выбрать главу

‘Het was een illusie,’ hield Felice vol. ‘Maar iets veroorzaakte het, daar kun je donder op zeggen. Iets dat de Tanu al even weinig mag als wij. Dat is heel interessant.’ ‘Betekent dit dat je je plan moet veranderen?’ vroeg Amerie. ‘Niet waarschijnlijk. Het kan zelfs helpen. Als de bewakers moe­ten uitkijken voor spoken en geesten en langpotig ongedierte, hebben ze minder tijd om ons in de gaten te houden.’ Toen ze rondom de baai waren getrokken, kwamen ze op de plek waar het dubbele baken brandde en daar stond een ander fort waar ze naar binnen gingen voor hun middernachtelijke rust­pauze. Felice steeg snel af en hielp niet alleen haar vrienden maar ook nog enkele anderen. Later, toen het tijd werd weer in het zadel te klimmen, was ze er weer om vermoeide mensen te helpen hun voeten in de stijgbeugels te plaatsen net voor de sol­daten aankwamen om de bronzen enkelkettingen weer vast te maken binnen hun leren omhulsels.

‘Zuster Amerie voelt zich niet al te goed,’ zei de kleine atlete tegen de bewaker die haar weer op haar eigen rijdier vastzette. ‘Die vreemde ondieren uit het meer hebben haar de schrik van haar leven bezorgd.’

‘Maakt u zich niet bezorgd over de Firvulag, Zuster,’ zei de man tegen de gebogen, achter een sluier verborgen gedaante. ‘Zolang de Verheven Vrouwe bij ons is, kunnen ze niemand van ons pak­ken. Ze kan ze allemaal aan. U kunt zonder angst verder rij­den.’

‘God zegene u,’ antwoordde een fluisterstem. Terwijl de soldaat wegging om Basil en de danseres weer te kete­nen, zei Felice hardop: ‘Probeer wat te slapen, Zuster. Dat is het beste middel tegen de zenuwen.’ En op zachtere toon voegde ze daaraan toe: ‘En houd je kutlikkerskop dicht, zoals ik je gezegd heb.’

De arme zieke non nodigde Felice uit voor een onwaarschijnlijke anatomische excursie.

Ze bleven het meer volgen, nog steeds in noordelijke richting. Nadat er een uur was voorbijgegaan, zei Claude. ‘Ik ben vrij. Hoe is het met jou, Amerie?’

De ruiter naast hem was wat slordig gekleed in de overall van een ruimtekapitein met daarboven een breedgerande zwarte hoed met donkere pluimen. ‘Mijn kettingen zijn gebroken. Wat een ongelofelijk kind is die Felice! Maar ik kan begrijpen waarom ze door haar teamgenoten werd buitengesloten. Het is allemaal te krankzinnig, zoveel kracht in het lichaam van een pop.’ ‘Haar fysieke kracht is anders iets waar de meesten nog wel mee uit de voeten zouden kunnen.’ Meer wilde Claude er niet over zeggen.

Toen vroeg Amerie: ‘Hoeveel mensen heeft ze losgemaakt?’ ‘De twee Japanners die achter haar rijden. Basil, de kerel met die Tiroler hoed. En die arme middeleeuwse ridder, Dougal, die net voor Basil rijdt. Hij is de enige die niet weet dat zijn kettin­gen vrijwel gebroken zijn. Felice vindt hem niet evenwichtig genoeg om hem iets over ons plan te vertellen. Maar als het allemaal begint, krijgen we hem misschien zover dat hij mee­doet. God weet dat hij er groot en sterk uitziet en misschien haat hij die Epone genoeg om uit zijn verstarring te raken als hij anderen bezig ziet.’

‘Ik hoop dat het met Richard goed gaat.’ ‘Maak je daar geen zorgen over. Hij zal wel doen wat nodig is, al was het alleen maar om Felice te laten zien dat zij niet de enige is met lef.’

De non lachte. ‘We zijn een mooie verzameling. Allemaal ban­nelingen en verliezers! We hebben precies gekregen wat ons toe­kwam door voor onze verantwoordelijkheden weg te lopen. Kijk eens naar mij. Heel wat mensen konden mijn hulp gebruiken. Maar ik moest me zo nodig zorgen maken om mijn eigen kostba­re spirituele ontwikkeling in plaats van mijn werk te doen ... Weet je, Claude, de afgelopen nacht is een kwelling voor me geweest. Rijden, dat is iets, daar krijg ik het verschrikkelijk te kwaad mee. En terwijl dat gebeurde, werd ik almaar kleiner. En ik denk dat ik ten slotte begreep waarom ik in deze rotzooi terecht ben gekomen. Ik bedoel niet alleen hierheen, ik bedoel alles.’

De oude man antwoordde niet.

‘Ik denk dat jij daar ook al wel achter bent gekomen, Claude. Misschien al wel een lief tijdje geleden.’ ‘Wel, ja,’ gaf hij toe. ‘Toen we over je kindertijd spraken, die dag in de bergen. Maar ik dacht dat je dat zelf maar moest uitvin­den.’

Zachtjes zei ze: ‘De eerstgeboren dochter met het Kleine Mamagevoel in de warme Italiaanse familiesfeer. Hardwerkende ouders die van haar afhankelijk waren om die lieve kleine broertjes groot te brengen. En ze hield ervan om dat te doen, genoot van de macht en de verantwoordelijkheid. Dan maakt het gezin zich klaar om naar een opwindende nieuwe wereld te ver­huizen. Wat spannend! Maar de dochter laat het afweten door haar spieren te verrekken en een been te breken.’… Het is maar één kort weekje in de tank, liefje en dan kom je ons met het volgende schip achterna. Maak voort en zorg dat je beter wordt, Annamaria! We zullen de hulp van ons grote meisje meer dan ooit nodig hebben op Multnomah! En jij maar haasten. Tegen de tijd dat jij beter was, waren ze allemaal dood, omgekomen bij een transmissie-ongeluk met het sterreschip. Wat zat er anders op dan boete doen? Door al die jaren heen hen te laten zien dat het je speet niet gelijk met hen gestorven te zijn? Maak je dienstbaar door het sterven van ande­ren te verlichten; dat had je bij hen niet kunnen doen ... ‘En tegelijk heb ik er al die tijd tegen gevochten, Claude. Dat weet ik nu. Ik was niet echt zo morbide en ik was blij dat ik leefde en niet dood was. Maar dat oude gevoel van schuld liet me nooit los, ook al had ik het door mijn roeping dan nog zo mooi gesubli­meerd dat ik niet eens in de gaten had hoe het me ondermijnde. Ik ben jaren doorgegaan met zwaar werk en ik weigerde vakan­ties en vrije dagen. Er was altijd wel iemand die mijn speciale hulp nodig had en ik was altijd sterk genoeg om die te geven. Maar ten slotte werd het allemaal te veel. De demonen waren niet langer op een afstand te houden. De emotionele vermoeid­heid van het werk, het begraven schuldgevoel, het begon alle­maal door elkaar te lopen en het werd ondraaglijk.’ De stem van de oude man toonde zijn meegevoel. ‘Dus toen de meer meditatieve kloostergemeenschappen jou terecht afwezen, ging je zoeken en zoeken en ten slotte vond je iets dat een nog betere boetedoening leek... Heb je nu door dat je nooit genoeg van jezelf hebt gehouden? Dit kluizenaarster spelen in Balling­schap is zo ongeveer de allerlaatste stoel, met je gezicht tegen de muur.’

Ze had haar hoofd van hem afgewend zodat de hoed met de brede rand haar gezicht verborg. ‘Dus de kluizenaarster in Bal­lingschap is precies zo’n bedriegster als de helpende non in het tehuis voor stervenden.’

‘Dat laatste is niet waar!’ beet Claude haar toe. ‘Gen dacht er niet zo over en ik evenmin. En al die honderden anderen die leden en die jij hielp ook niet. In godsnaam, Amerie, probeer het objectief te zien! Ieder menselijk wezen heeft diep verborgen motieven naast heel oppervlakkige. Maar de motivatie onder­graaft het objectieve goed niet dat we hebben gedaan.’ ‘Jij wilt dat ik doorga met mijn leven en ophoud mezelf schurftig te voelen. Maar Claude, ik kan niet meer terug, ook al weet ik dat ik de verkeerde keus heb gemaakt. Ik heb niets meer over.’ ‘Als je nog iets van geloof over hebt, waarom zou je dan niet geloven dat er een reden is waarom je hier bent?’ Ze schonk hem een verkreukelde glimlach. ‘Dat is een interes­sant idee. Laten we daar de rest van de nacht over mediteren.’ ‘Prima. Ik denk dat je wat later niet veel tijd voor meditatie over zult hebben als dat plan van Felice werkt... Ik zal je wat vertel­len, jij mediteert en ik doe een dutje. Dat zal ons beiden goed doen. Maak me wakker zodra Basil het afgesproken signaal begint te spelen. Dat zal even voor zonsopgang zijn.’ ‘Wanneer het op zijn donkerst is,’ zuchtte de non. ‘Ga slapen, Claude. Droom plezierig.’

Er waren geen dubbele vuurbakens meer. Dat was blijkbaar de manier waarop verkenners waarschuwden voor de aanwezigheid van Firvulag. De karavaan was nu het plateau afgedaald en trok over dunner beboste hellingen, onderbroken door kleine stroompjes die schuimend over rotsen tuimelden en de chaliko’s nogal wat last bezorgden terwijl die bij het sterrenlicht hun weg zochten. Het landschap werd ook ruwer en de lucht rook naar dennehars. Terwijl de nacht vergleed, stak er een wind op die het meer rimpelde en de waakvuren langs de oevers onrustiger deed opvlammen. Het was heel rustig. Buiten het geluid van de kara­vaan zelf was er niets te horen dan af en toe het roepen van een uil. Nergens lichten van boerderijen of nederzettingen, geen enkel teken van bewoning. Des te beter wanneer het inderdaad zou lukken om te ontsnappen.