Выбрать главу

Op de grond lag, tussen de andere lichamen, een afschuwelijk aangevreten romp zonder ledematen, gehuld in bloeddoordrenk­te vodden. Het gezicht was aan één kant tot op het bot opengere­ten, maar de andere helft was nog steeds mooi en onbescha­digd.

Een ooglid ging omhoog. Een jadegroene cirkel reikte naar Richard. Epones bewustzijn kreeg hem beet en begon hem naar beneden te trekken.

Hij schreeuwde. Zijn bronzen zwaard hakte en stak naar dat ding beneden hem, maar die onverbiddelijke greep liet hem niet los. De dageraad begon te vervagen en hij werd meegenomen naar een plek waarvan hij niet zou terugkeren. ‘IJzer!’ schreeuwde de schelle stem van de ridder. ‘IJzer! Alleen daardoor kan de toverkol sterven!’

Het onbruikbare zwaard viel en Richard tastte naar zijn pols. Terwijl hij verder wegzonk, greep hij het instrument van verlos­sing en zond het krachtige staal diep tussen de dalende en rijzen­de witte borstloze ribben naar het razende hart, dat stil viel en zo de inwonende ziel smoorde die de vlucht nam en vrijliet terwijl het zelf werd bevrijd.

Basil en de ronin trokken Richard aan zijn armen achteruit. Zijn ogen stonden wijd open en hij schreeuwde nog steeds, maar hield de dolk met het gouden heft stevig vast. Geen van drieën besteedden ze aandacht aan de verwarde Dougal die met een sprong uit zijn zadel kwam en iets onder zijn geharnaste voeten begon te vertrappen. Felice schreeuwde een waarschuwing.

Maar zonder op haar te letten viste de ridder een met bloed besmeurde gouden halsring uit de brokstukken en liet die ver over het meer zeilen waar hij inviel zonder een spoor achter te laten.

14

Het paleis aan de rivier in Darask verkeerde in grote opschud­ding toen de reizigers die op weg waren naar het zuiden daar hun reis op de tweede avond onderbraken. De meesteresse van het huis lag in het kraambed en verwachtte een tweeling, maar de weeën bleven voortduren en de geboorte liet gevaarlijk lang op zich wachten. Creyn zonderde zich onmiddellijk af om zijn medische diensten aan te bieden en liet de gevangenen over aan de zorg van een hofmeester, een donkere Ier die zich direct voor­stelde als Hughie B. Kennedy VII en hen onder bewaking naar een kamer bracht die hoog in de toren van het paleis lag. ‘Jullie zullen je vannacht wat moeten schikken, vrienden,’ zei Kennedy. ‘Jongens en meisjes bij elkaar zodat het makkelijker wordt jullie in het oog te houden. We kunnen geen bewakers missen voor afzonderlijke kamers. De arme Vrouwe Estella-Sirone is er slecht aan toe en die smeerlappen van een Firvulag zwerven rond, ze ruiken wat er gaande is. Maar het is hier in elk geval koel en zo hoog zul je van de muggen geen last hebben. Er staat een goede maaltijd klaar op de balkontafel.’ De begeleidende paleiswachten droegen Steins draagbaar naar binnen en rolden hem over op een van de door muskietennetten omhangen bedden. Sukey protesteerde. ‘Hij heeft hulp nodig! Hij heeft de hele dag niets gegeten of gedronken, hij heeft niet…..

‘Maak je geen zorgen over hem,’ zei Kennedy. ‘Wanneer ze in slaap zijn gebracht met behulp van dit...’ hij bevoelde zijn eigen halsring, ‘dan zijn alle functies sterk vertraagd. Je vriend is nu net een beer in winterslaap, hij zal het tot morgenochtend makkelijk uithouden. En tegen die tijd, als de lieve Jezus het wil en alles in orde is met onze Vrouwe, zullen we aandacht aan hem kunnen besteden.’ De hofmeester keek Sukey slim schattend aan. ‘Ik wil wedden dat jij een goed oog op hem houdt.’ De gevangenen mochten andere kleren aantrekken, maar voor het overige was hun niet toegestaan iets uit hun bagage te halen die door de bewakers weer werd meegenomen. Kennedy veront­schuldigde zich nog eens voor de povere ontvangst en maakte zich toen gereed het vertrek af te sluiten. Elizabeth ging naar hem toe en zei op zachte toon: ‘Ik moet onder vier ogen met Creyn spreken. Het is belangrijk.’

De hofmeester fronste. ‘Mevrouw, ik realiseer me dat u voor­rechten geniet, maar ik heb opdracht gekregen u allemaal hier te installeren.’

‘Kennedy, ik ben een volledige meta en een getraind herstelster. Ik kan Creyn nu niet bereiken, maar ik voel de dame en haar ongeboren kinderen en ik weet dat ze op dit ogenblik in grote moeilijkheden zijn. Ik kan van hieruit niet helpen, maar als je me meeneemt naar de kraamkamer ... daar! Creyn roept me!’ Kennedy had de telepatische oproep ook ontvangen. ‘Kom mee dan.’ Hij nam haar bij een arm en trok haar de torengang in, de deur achter zich dichtslaand.

‘Die komt mooi weg,’ zei Raimo zuur. ‘Wij blijven hier, maar die Kleine Rode Rijbroek mag naar het vuurwerk.’ ‘Ik zou nooit hebben gedacht dat jij geilde in verloskamers,’ sneerde Aiken.

‘Heb je die vent niet gehoord?’ Raimo’s bleke ogen glinsterden en hij likte zijn lippen. ‘Hij zei dat de Firvulag dit paleis gaan belegeren! Dat wil ik zien! Misschien kunnen we een partijtje meeknokken.’

Het gezicht van Sukey vertrok van woede. ‘Jij kan niet wachten tot je mee mag doen aan de Jacht, is het niet? Jij wilt ook met de kop van een monster op een staak rondsjouwen. Zo dapper was je anders niet toen we vanmorgen over die stroomversnellingen gingen!’

Bryan en een merkwaardig bedaarde Aiken Drum liepen naar het balkon en lieten de anderen ruziën. Op de tafel stond meer dan genoeg voedsel voor een dozijn mensen, maar het eten was koud geworden en het was merkbaar dat alles inderhaast was klaargemaakt. Aiken pakte de poot van een geroosterde vogel op en nam ongeïnteresseerd een hap terwijl hij ondertussen de vei­ligheidsvoorzieningen op het balkon in ogenschouw nam. Het was compleet afgesloten door een kooi van geornamenteerd koperwerk.

‘Hier zal ik niet zo makkelijk naar buiten vliegen. Ik denk dat het me wel zou lukken een paar van die spijlen door te zagen met een van die vitredur dingetjes die ik nog in mijn zakken heb. Maar het lijkt nauwelijks de moeite waard om te proberen te ontsnap­pen. Ze hebben me zo nieuwsgierig gemaakt over het goede leven onder de Tanu dat het bijna stom lijkt om de benen te willen nemen.’

‘Ik denk dat ze graag willen dat jij die houding aanneemt,’ zei Bryan. ‘Ze hebben gezorgd dat je net genoeg van je nieuwe ver­mogens proefde om de smaak te pakken te krijgen. Nu hebben ze die vermogens onderdrukt totdat je je onderwerpt aan hun trai­ning in de hoofdstad en dan zullen ze van jou een fraaie kleine kopie van henzelf maken.’

‘Dus zo denk jij erover, hè.’ Aikens potsierlijke grijns was even breed als altijd, maar zijn zwarte knoopogen hadden een boos­aardige glans. ‘Je weet geen sodemieter van mij af en de manier waarop m’n kop werkt. En wat die vermogens betreft, jij bent maar een normale. Dus houd je blufferige professorenpraatjes over hoe jij denkt dat ik me gedragen zal, maar voor je!’ ‘Ze hebben je geringd en je vindt het al leuk ook,’ zei Bryan mild.

Aiken raakte de zilveren halsring aan. ‘Dat ding! Dat houdt mijn vermogens tegen en die beperking werkt omdat ik nog niet uitge­vogeld heb hoe ik het moet uitschakelen. Maar daar ben ik mee bezig. Denk je echt dat ze mij onder controle hebben? Wat Creyn helemaal aan het begin heeft gedaan, is ons hiermee pro­grammeren. Er zit zo’n kleine kwelbuis in je schedel die je aller­lei afschuwelijke dingen laat zien als je zou proberen weg te lopen of iets anders te doen waardoor de rust en de orde onder onze lieve Tanu-vrienden zouden worden bedreigd. Weet je hoe­veel dat soort beïnvloeding bij mij waard is. Geen reet! Bij die kleine Sukey en Rai daar, daar werkt het. Maar niet bij Aiken Drum!’