Выбрать главу

De baby was verdwenen. Na een paar seconden verdween ook de groene gloed en het daglicht kwam aarzelend door de rafelige mist. Van ver weg op de kantelen kwam het geluid van een vrou­wenstem die vreemde woorden zong op een bekende melodie. ‘We moeten nu teruggaan,’ zei de verpleegster. ‘Mijn Heer en de Vrouwe zullen u zeer dankbaar zijn. Je moet hun dank in ont­vangst nemen op de voorgeschreven wijze, dan iets eten en ver­volgens rusten. Er zal een kleine ceremonie zijn waarbij het kind een naam krijgt en de allereerste, kleine gouden halsring. Ze zullen willen dat jij de baby draagt. Dat is een grote eer.’ ‘Dus nu ben ik peetmoeder in sprookjesland,’ mompelde Eliza­beth. ‘Wat een wereld! Krijgt ze soms nog mijn naam ook?’ ‘Ze heeft al een naam. Het is bij ons traditie opnieuw de naam te gebruiken van iemand die onlangs naar Tana’s vrede is overge­gaan. Het kind zal Epone heten en moge de Godin haar gelukki­ger maken dan de laatste die deze naam droeg.’

15

Amerie liep naar beneden naar de oever van het meer waar de bevrijde gevangenen bezig waren hun haastig opgeblazen boten in te laden.

‘Ik moest Felice wat verdovends geven. Ze stond op het punt die arme stakker in stukken te scheuren.’

‘Niet verwonderlijk,’ gromde Claude. ‘Toen ik de gevolgen had overzien, kwam ik zelf in de verleiding.’ Richard was bezig met beide voeten een paar opblaaspompen te bedienen waardoor de boten van hem en Claude met lucht wer­den gevuld, terwijl de oude man hun bagage inlaadde. Richard had zijn piratenkleding weer aangetrokken en de ruimtevaar­dersoveral kortaf aan de non teruggegeven, zeggend dat ze die maar zolang bewaren moest. Nu zei hij geestdriftig: ‘Misschien heeft Dougal ons toch wel een dienst bewezen zonder het zelf te weten. Heb je enig idee wat er van Felice kan worden als ze zo’n gouden halsring in haar vingers krijgt?’ ‘Dat is waar,’ moest Claude toegeven. ‘Aan de andere kant, als ze er een had zouden we ons niet langer zorgen hoeven te maken over de soldaten. En zoals het er nu naar uitziet, kunnen we elk ogenblik een gewapende bende achter ons aankrijgen. We kun­nen niet al te ver van het volgende fort verwijderd zijn geweest toen het gevecht begon.’

‘Komen jullie tweeën mij eens helpen met Felice,’ zei Amerie. ‘Yosh heeft alle bagage doorzocht en een deel van onze spullen teruggevonden.’

‘Zijn er wapens bij?’ vroeg Richard.

‘Die zijn blijkbaar in het kasteel achtergebleven. Maar de mees­te van onze gereedschappen zijn er wel. Maar geen kaarten of kompassen, vrees ik.’

Claude en Richard keken elkaar aan. De paleontoloog zei: ‘Dan zullen we op de gok moeten koersen en maken dat we wegkomen. Begin jij maar vast, Amerie, we zijn in een paar minuten hier klaar.’

Na het gevecht, toen al de gevangenen waren bevrijd, hadden ze haastig overlegd en besloten dat hun beste ontsnappingskansen op het water lagen. Alleen de vijf zigeuners hadden Claudes waarschuwing in de wind geslagen dat het gevaarlijk was om op chaliko’s verder te rijden die mentaal konden worden beïnvloed. Ze waren teruggegaan om de bewakerspost bij de opblaasbrug te overvallen nadat ze de besmeurde kleding van de gesneuvelde soldaten hadden aangetrokken en hun wapens meegenomen. De overblijvende vluchtelingen hadden onder elkaar de band hersteld die destijds in de herberg was gesmeed, waarbij de oor­spronkelijke groepen met elkaar overlegden om een gezamenlij­ke ontsnapping te bedenken. Claude, de enige die iets bruikbaars wist over het Plioceen, had twee mogelijkheden gesuggereerd. De ene route was kort en snel en zou hen over ruw terrein in het noordoosten voorbij het Lac de Bresse brengen naar de grote ravijnen en de zwaar beboste hellingen van de Vogezen. Het nadeel van deze route was dat ze dan de hoofdweg die naar Finiah liep moesten oversteken aan de andere kant van het meer. Maar als het lukte de bereden patrouilles te ontwijken, zouden ze nog voor de nacht een schuilplaats kunnen zoeken tussen de rotsen.

De tweede route zou hen varend naar het zuidoosten brengen over het breedste deel van het meer naar de voet van de hooglan­den die aan de Jura voorafgingen. Dat was een afstand van onge­veer zestig kilometer, daarna zouden ze verder zuidwaarts moe­ten reizen tot in de bergen zelf. De kans leek groot dat dit gebied onbevolkt zou zijn omdat achter de Jura de Alpen lagen. Aan de andere kant was het waarschijnlijk dat de versterkte forten langs het meer zelf ook over boten beschikten die voor een achtervol­ging konden worden gebruikt. Misschien lukte het de Tanuhuurlingen voor te blijven, maar de wind was onbetrouwbaar en de bijna wolkeloze hemel maakte het mogelijk dat het weer net zo windstil zou worden als de dag daarvoor. En wanneer de boten ’s nachts kwamen stil te liggen, zouden ze de aandacht kunnen trekken van de Firvulag.

Basil had vol vertrouwen voor de weg naar de Jura gekozen, maar de behoudende Claude voelde meer voor de Vogezen. De alpinist had welsprekend de meerderheid achter zich gekregen en daarom werd ten slotte besloten dat alle tijdreizigers, behalve de overblijvenden van Groep Groen, aangevuld met Yosh, naar het zuiden zouden reizen. De gevangenen hadden snel hun baga­ge van de chaliko’s gehaald en waren daarmee een stroompje gevolgd dat naar een klein strand voerde onder aan het ravijn. Vandaar konden de boten afvaren. Enkele van de kleinere sche­pen hadden hun zeilen al ontplooid terwijl Richard nog bezig was de twee boten van Groep Groen van ballast te voorzien. Toen hij daarmee klaar was, klauterde hij de oever op, zoekend naar de anderen.

Hij ontdekte Claude, Amerie en Yosh, de overgebleven Japanse ronin rondom de bewusteloze Felice. De Japanse strijder zei: ‘Ik heb al het houtbewerkingsgereedschap van Claude teruggevon­den en de messen en de bijlen en de zagen uit onze standaarduit­rusting! Hij gaf Richard een afschuwelijk bevlekt pak. ‘En dit is een boog en wat pijlen waar de zigeuners overheen hebben geke­ken.’

‘We zijn je dankbaar, Yosh,’ zei de oude man. ‘Vooral die boog kan belangrijk zijn. We hebben nauwelijks voedsel en in onze uitrusting zitten enkel vallen en hengels. De mensen die met Basil naar het zuiden trekken hebben de tijd om nieuwe wapens te maken voor ze daar aankomen. Maar onze groep loopt over land een veel grotere kans achtervolgd te worden. We zullen voortdurend in beweging moeten blijven en jagen terwijl we voortgaan.’

‘Je zou met ons mee moeten gaan, Yosh,’ zei Amerie. ‘Bedenk je je niet?’

‘Ik heb mijn eigen overlevingseenheid en de speer van Tat. Ik neem de rest van de gereedschappen mee die de anderen hebben overgelaten. Maar ik wil niet met hen mee en ook niet met jullie.’ Hij gebaarde naar de hemel waar donkere vlekken al rondcirkel­den in het goud van de ochtend. ‘Ik heb hier een plicht te vervul­len. De Eerwaarde Zuster heeft mijn arme vriend gezegend voor de thuisreis. Maar Tat mag niet aan de aasgieren worden over­gelaten. Wanneer ik klaar ben, trek ik naar het noorden, naar de Marne. Die vloeit daar samen met de Seine en de Seine gaat naar de Atlantische Oceaan. Ik denk niet dat de Tanu de moeite zullen nemen om één enkele man te achtervolgen.’ ‘Toch zou ik hier maar niet te lang blijven rondhangen,’ zei Richard twijfelend.

De ronin knielde vlug naast het slappe lichaam van Felice en kuste haar op haar voorhoofd. Zijn vastberaden ogen vlogen daarna van de een naar de ander. ‘Jullie moeten goed op dit krankzinnige kind letten. We hebben onze vrijheid aan haar te danken en als God het wil bereikt ze misschien nog haar doel. Ze heeft er de eigenschappen voor.’