Выбрать главу

‘En wat zijn ze van plan met ons te doen?’

‘Wel, Elizabeth is natuurlijk een speciaal geval, want zij is de enige meta in het Plioceen die geen hulpmiddel nodig heeft. En ik denk dat ze van plan zijn haar Koningin van de Wereld te maken, als ze daar tegen kan.’

‘Jezus Heilige Christus!’

‘En Bryan, dat is een ander speciaal geval. Hij heeft ook geen halsring om. Ik heb nog niet uitgevonden waarom, maar de Tanu schijnen te denken dat ze een antropoloog nodig hebben om uit te leggen wat er aan hun gemeenschap is veranderd sinds er men­sen in het Plioceen zijn gekomen. Door de tijdpoort, bedoel ik. Het is allemaal erg ingewikkeld maar… wel, mensen met een zilveren ring zoals Aiken en ik en Raimo, degenen dus wier latente metafuncties werkzaam zijn geworden, krijgen de kans om deel uit te maken van hun aristocratie op voorwaarde dat we ons netjes gedragen. Gewone mensen zonder metafuncties lijken niet als slaven of zoiets te worden gebruikt, daar hebben die buitenaardsen een klein soort aap voor die het ruwe werk doet.

De gewone mensen die wij tot nu toe hebben gezien, oefenden allerlei ambachten uit of waren kunstenaars.’ Stein hief zijn handen op om zijn eigen ring aan te raken en probeerde hem toen door draaien en trekken te verwijderen. ‘Ik krijg dit verdomde ding niet af. Volgens jou heeft dat invloed op mijn latente vermogens?’

Sukey keek geschrokken. ‘Stein… jouw halsring .. . is niet van zilver. Hij is van een of ander grijs materiaal. Jij bent niet latent.’

Er kwam een gevaarlijke glans in die helderblauwe ogen. ‘Waar is de mijne dan goed voor?’

Ze beet met haar tanden op haar onderlip. Ze stak een hand uit naar het metaal van zijn halsring. Met een stem die nauwelijks hoorbaar was, zei ze: ‘Hij houdt je onder controle. Hij verschaft genoegen of veroorzaakt pijn. De Tanu gebruiken hem om telepatisch met jou te communiceren en ze kunnen je erdoor terug­vinden als je weg zou lopen. Ze kunnen je ermee in slaap bren­gen, je angsten verzachten, hypnotische suggesties invoeren en misschien nog wel meer waar ik nu geen weet van heb.’ Ze vertelde er zoveel over als ze wist. Stein zat, onheilspellend rustig, op de rand van het bed. Toen ze klaar was, zei hij: ‘Dus degenen die grijs dragen vervullen voornamelijk de baantjes die belangrijk of vitaal zijn voor de buitenaardsen. Soldaten. Bewa­kers. Die schipper die ons over die gevaarlijke rivier bracht. En ze vervullen hun baantjes zonder in opstand te komen, ook al zijn ze dan niet door die verdomde halsringen in complete automaten veranderd.’

‘De meesten die ik heb gezien, gedroegen zich heel gewoon en leken tevreden genoeg. Onze schipper zei dat hij van zijn werk hield. Iemand van de paleismensen met wie ik gesproken heb, zei me dat de Tanu vriendelijk en welwillend zijn tenzij je je tegen hen verzet. Ik denk ... ik verwacht dat je na een tijdje gewoon zult doen wat er van je wordt verwacht zonder dat er enige over­reding aan te pas komt. Je bent geconditioneerd en trouw. Het is in feite hetzelfde soort socialisatie dat plaatsvindt in elke hecht verbonden groep… alleen is hier de trouw gegarandeerd.’ Heel kalm zei Stein: ‘Ik zal nooit zo’n verdomde hielelikker van een of andere buitenaardse slavendrijver worden. Ik ben door de tijdpoort gekomen en ik heb alles opgegeven wat ik bezat om daarbij vandaan te komen. Om een vrij mens te zijn en te doen wat ik wilde! Ik kan op geen andere manier leven. Ik doe het niet! Ze zullen mijn hersens moeten leegbranden!’ Sukey’s ogen werden nat, haar vingers aarzelden om zijn hals. Haar geest slipte beneden de oppervlakkige bewustheid van de zijne en ze zag dat hij gewoon de waarheid had gesproken. De muur van koppigheid die iedere andere genezer had buitengeslo­ten behalve zijzelf, stond nu onwankelbaar opgetrokken en sloot iedere mogelijkheid tot aanpassen uit en verwierp alles dat zelfs maar zweemde naar er het beste van te maken. Stein zou nooit voor de Tanu buigen. Hij zou breken. Wanneer ze hem al de baas werden, zouden ze regeren over een lege huls. Haar tranen drupten op de lakens en op de kilt van wolfshuid die Stein nog steeds droeg. Hij pakte haar beide handen. Ze zei: ‘Het is dus niet de wereld waar we allemaal van gedroomd heb­ben? Ik was van plan een tunnel te vinden die naar Agharta leidde, een paradijs binnen de holle Aarde. Creyn zei dat derge­lijke legenden waarschijnlijk verwezen naar het paradijs dat zijn mensen hier hadden geschapen. Maar dat kan niet waar zijn. Agharta was een land van volmaakte vrede en rechtvaardigheid. Dit kan niet dezelfde plek zijn. Niet wanneer het jou ongelukkig maakt.’

Hij lachte. ‘Ik ben een moeilijk geval, Sukey. Voor jou liggen de dingen anders. Jij gaat deel uitmaken van de hogere standen. Een prinses van het Plioceen in plaats van een prinses uit Wales.’

Ze maakte zich van hem los. ‘Ik vergatje iets anders belangrijks te zeggen over het leven hier. Onze vrouwen ... de Tanu maken onze steriliteit ongedaan. Hun eigen vrouwen zijn hier zeer slecht vruchtbaar en dus. . . gebruiken ze ons ook. Sommige vrouwen worden echtgenoten van de Tanu, zoals de meesteresse van dit kasteel waar we nu zijn. Maar heel wat worden gebruikt als... als ...’

Stein trok haar dichter naar zich toe en veegde haar tranen weg met een punt van het bedlaken. ‘Oh nee. Jij niet, Sukey. Dat zal jou niet gebeuren.’

Ongelovig hief ze haar hoofd op. Hij zei: ‘Ga je gang. Kijk zo diep als je kunt. Zolang jij het bent, kan me dat niet schelen.’ Ze haalde sidderend adem en sprong hals over kop naar die onbekende plaats. Ze barstte in huilen uit zonder daar iets tegen te kunnen doen, toen ze ginds vond waarop ze had gehoopt, een gevoel dat nieuw en sterk was.

Nadat hij haar had getroost en gekalmeerd en de belofte in hun beider geesten was uitgewisseld, bezegelden ze hun genezing op hun eigen wijze.

17

Claude en Richard en Amerie hadden dagen kunnen doorsla­pen, maar toen de zon opging kwam tegelijkertijd het ver verwijderde huilen van beerhonden uit het zuiden waardoor ze zich realiseerden dat de Tanu hun uiterste best zouden doen om de ontsnapping van Felice te voorkomen, wier rol in de slachtpartij ongetwijfeld inmiddels was verraden door iemand die opnieuw gevangen was genomen. Ze verspilden geen tijd door te proberen de sporen van hun kamp uit te wissen, maar gingen na de dage­raad snel opnieuw op weg, nadat ze hun uitrusting hadden laten leeglopen en al lopend een karige maaltijd aten. Claude had geprobeerd het leiderschap aan Felice over te dragen, maar die wilde daar niet van horen.

‘Jij hebt ervaring met dit soort tochten, ik niet. Zie ons zo gauw mogelijk van deze helling af te krijgen, naar beneden in een of andere ondoordringbare wildernis met een flinke rivier. Dan kunnen we denk ik onze achtervolgers afschudden.’ Ze sjouwden en gleden in grote haast op hun vlucht de helling af en moesten daarbij één keer zelfs over een smal ravijn springen. Maar ze schoten wat vlugger op toen ze lager waren gekomen en daar een droge bedding konden volgen die verderop veranderde in een dun stroompje. Het werd dichter bebost en de bomen wer­den groter, hun takken uitstrekkend over de breder wordende stroom en hen beschermend tegen een deel van de ochtendhitte. Terwijl ze door het water worstelden, gehinderd door talrijke rotsen en stenen, verstoorden ze de rust van grote, bruine forel­len en vissende wezels. Ze volgden de rivier nu eens aan de ene en dan weer aan de andere kant in een poging verwarring te zaaien onder hun achtervolgers. Claude liet hen een voor de hand lig­gend spoor volgen langs een zij watertje waar ze zichzelf ontlast­ten om het spoor duidelijker te maken, daarna trokken ze door het water terug en waadden verder langs de oorspronkelijke rivier, die af en toe gevaarlijk diep werd, onderbroken door plek­ken waar steenval de loop gedeeltelijk had geblokkeerd en het water zich wit schuimend een weg zocht. Halverwege de ochtend liet Claude hen stoppen. Hij en Felice waren nog in goede conditie, maar Richard en de non zakten vermoeid en dankbaar ineen. Ze zochten een plek op half in het water verzonken rotsen in een inham met rustig water, zich inspannend om iets van achtervolgers te horen. Maar ze hoorden enkel een luidruchtig gespetter dichtbij en verder rivieraf­waarts.