Выбрать главу

Claude rolde een van de kralen van de rozenkrans in de richting van de kat. Het dier sloeg het met een pootje door naar Amerie en kromde daarna de rug alsof het tevreden was over zijn eigen slimheid. De non pakte de kat op en begon haar te strelen terwijl ze zich in haar draagband probeerde te nestelen. ‘Is er nieuws over de andere vluchtelingen? De mensen in de boten? Onze vriend Yosh? De zigeuners?’

‘Twee van de zigeuners hebben hun aanval op de bewakerspost overleefd. Ze worden hier naar toe gebracht. Over de Japanner hebben we niets vernomen. De Firvulag in het Noorden zijn wild en niet geneigd het bondgenootschap te respecteren dat hun Hoge Koning met ons heeft gesloten. Zijn kansen op overleving zijn niet erg groot. En wat de mensen in de boten betreft—de meesten zijn weer gevangen genomen door mariniers uit de for­ten rondom het meer. Ze zitten nu gevangen in Finiah. Maar zes vluchtelingen die de voet van de Jura hebben bereikt, zijn nu onder de hoede van vriendelijk gezinde Firvulag en zullen naar een schuilplaats hoog in de bergen worden gebracht waar al andere mensen leven zoals wij hier. Zeven anderen . ..’ Mada­me schudde haar hoofd, ‘... zijn gevangen genomen door les Criards, de kwaadaardige Firvulag die bekend staan als de Hui­lers.’

‘Wat gebeurt er met hen?’ vroeg Amerie.

Madame haalde haar schouders op en de gouden halsring lichtte even op in de vlammen. ‘Deze buitenaardsen! Ah, ma soeur, het zijn allemaal barbaren, zelfs de besten onder hen. En de slechtsten! Hoe moet ik praten over hun misdaden? Firvulag en Tanu zijn leden van hetzelfde ras. En vérité moeten ze beschouwd wor­den als een dimorfisch ras met een heel speciaal genetisch patroon. Op hun thuisplaneet leidde dat tot een klassiek gewor­den strijd tussen de beide vormen, de een groot en psychisch latent, de ander klein van stuk en met beperkte werkzame ver­mogens. Je moet goed begrijpen dat deze buitenaardsen naar de Aarde zijn gekomen om vrijelijk hun barbaarse gewoonten te kunnen blijven volhouden, overblijfselen uit hun archaïsche cul­tuur, die door de geciviliseerde leden binnen hun galaktische beschaving terecht waren verboden. Sommige van hun gruwelij­ke spelen hebben een fysiek karakter, de Jacht, de Grote Veld­slag ... daar zul je later nog wel over horen. Maar andere zijn jeux d’esprit, spelen van de geest. De Tanu, met hun gevarieerde latente vermogens, zijn niet zo gek op dat subtiele steekspel. Dat is meer iets voor de ringloze Firvulag. Zij bezitten het vermogen om op afstand te kunnen voelen en daarnaast een zeer sterk ont­wikkelde creativiteit. Zij zijn de meesters van de illusie. Maar wat voor soort illusies! Ze zijn in staat mensen—en zelfs de zwakkeren onder de Tanu—gek te maken van angst. Gevoelige personen kunnen zelfs doodgaan door de veroorzaakte psychi­sche schok. De Firvulag, het Kleine Volk, kunnen elke vorm aan­nemen, monsters, duivels, wervelwinden, vuurstormen. Ze zor­gen dat hun beelden zich vastzetten in de geesten van hun tegen­standers en dwingen hen zo tot zelfmoord of verminking. Vooral dat laatste is een geliefkoosde bezigheid van de zogenaamde Huilers, die namelijk zelf misvormde mutanten zijn. De wapens van de Firvulag bestaan uit het materiaal van onze eigen nacht­merries en koortsdromen, de angsten en de fantomen die ons vanuit duistere schuilhoeken overvallen. Ze beleven een sadis­tisch genoegen aan verwoesting.’

‘Maar dat hebben ze met jou niet gedaan?’ zei Felice. ‘Ze heb­ben jou een gouden halsring gegeven. Waarom?’ ‘Omdat ze hopen mij te kunnen gebruiken, natuurlijk. Ik moet een werktuig worden, een wapen, c’est a dire, tegen hun erfvijan­den: de Tanu, hun eigen broeders.’ Amerie zei: ‘En nu hoop jij ons te kunnen gebruiken.’ De dunne lippen van Madame vertoonden een kleine glimlach. ‘Dat ligt voor de hand, of niet, ma soeur ? En jij weet niet hoe arm we zijn, wat we allemaal al hebben doorstaan. De Tanu noemen ons de Minderen ... en wij hebben die naam trots geadopteerd. Door de jaren heen is het ons gelukt aan gevangenschap te blij­ven ontkomen omdat het hun nauwelijks waard leek ons te ach­tervolgen. De meesten van ons bezitten geen speciale talenten die we tegen de buitenaardsen kunnen gebruiken. Maar jullie in jullie Groep zijn anders. De Tanu zullen op jullie wraak willen nemen, maar wij zien jullie als onschatbare bondgenoten. Je moet je bij ons aansluiten! Felice, die zonder halsring dieren kan beïnvloeden en zelfs bepaalde mensen. Ze is lichamelijk sterk en een geoefende tactica in sport. En jij Amerie, je bent arts en priesteres. Mijn volk heeft het jarenlang zonder dat moeten stel­len. Richard is een navigator, voormalig gezagvoerder van sterreschepen. Voor hem kan een sleutelpositie zijn weggelegd bij de bevrijding van het mensdom ...’

‘Wacht even, verdomme,’ bulderde de piraat, zwaaiend met zijn soeplepel.

Claude mikte schilfers hout in het vuur. ‘Vergeet mij niet. Als oude fossielenjager kan ik je precies vertellen wat voor Plioceen beest aan je botten zal knagen wanneer de Tanu en de Firvulag met jullie klaar zijn.’

‘Altijd snel een grap bij de hand, monsieur le professeur,’ zei Madame uitdagend. ‘Misschien wil de oude fossielenjager ons zijn leeftijd vertellen?’ ‘Honderddrieëndertig.’

‘Dan ben je twee jaar ouder dan ik,’ antwoordde ze vinnig, ‘en dan verwacht ik van je dat je op grond van jouw levenservaring ons goed zult adviseren. Wanneer ik je mijn grote plan voor de bevrijding van de mensheid voorleg, geef ons dan je onschatbare raad en corrigeer elke jeugdige onbezonnenheid van mijn kant die je vinden kunt.’

‘Die zit, Claude,’ zei Richard snuivend. ‘Wat ik zeggen wou, dit vat vol slootwater is zo klaar als het maar zijn kan.’ ‘Dan gaan we eten,’ zei Madame. ‘Peo en de andere strijders zullen er spoedig aankomen.’ Ze verhief haar stem. ‘Mes enfants! Het is etenstijd!’

Langzamerhand kwamen al de mensen bij de andere vuren van­daan, borden en bekers meenemend. De groep bestond uit onge­veer tweehonderd mensen, veel meer mannen dan vrouwen en een handvol kinderen die even rustig en waakzaam waren als de volwassenen. De meesten droegen herteleer of kleding van zelf-gesponnen wol. Er waren geen opvallend fysieke persoonlijkhe­den bij en niemand ging gekleed op de excentrieke manier van sommige tijdreizigers die ze zich uit Finiah herinnerde. Ze zagen er niet verslagen of wanhopig of fanatiek uit. Ondanks het feit dat ze net voor hun leven waren gevlucht na het mentale alarm van Madame Guderian, leken ze niet bang te zijn. Ze groetten de oudere vrouw ernstig of opgewekt en velen van hen gunden zich de tijd voor een grap tegen Richard en de andere koks die met het haastig toebereide maal bezig waren geweest. Er was maar één woord waarmee deze gevluchte guerrilla’s kon­den worden omschreven: doodgewoon.

Amerie ging hun gezichten langs, zich afvragend wat dit handje­vol mensen ertoe had gebracht de buitenaardsen te weerstaan. Dit waren bannelingen voor wie de droom werkelijkheid was geworden. Zou het mogelijk zijn dat dit kleine groepje mensen groeide en te zijner tijd zelfs overwon?

‘Beste vrienden,’ zei Madame, ‘we hebben nieuwkomers onder ons die jullie allemaal al hebben gezien, maar nog niet echt ont­moet. Zij zijn de oorzaak dat we hier bij elkaar zijn. Maar we mogen ook hopen dat we met hun hulp ons doel veel eerder zul­len bereiken.’ Ze pauzeerde even en keek het gezelschap rond. Er klonk geen geluid behalve het sissen en knappen van hout in het vuur. ‘Terwijl we eten wil ik deze nieuwkomers vragen ons te vertellen hoe ze van de gevangenis in kasteel Doortocht naar deze vrije plaats zijn gekomen.’ Zich tot de overblijvenden van Groep Groen wendend vroeg ze: ‘Wie zal namens jullie spre­ken?’