Выбрать главу

‘Wie anders?’ vroeg Richard, met zijn lepel naar Claude wij­zend.

De oude man kwam overeind. Hij sprak bijna een kwartier zon­der onderbreking totdat zijn verhaal bij het punt kwam waar Felice haar aanval op Epone begon. Toen klonk er een luid gesis. Ameries kleine kat sprong uit haar armen en zette een hoge rug op, starend naar de ingang van de Boom als een kleine poema die zich bedreigd voelde. ‘Het is Peo,’ zei Madame.

Tien mensen, allemaal zwaar bewapend met bogen en messen kwamen stampend en druipnat de schuilplaats binnen. Ze wer­den aangevoerd door een reus van middelbare leeftijd die bijna zo groot was als Stein en die armbanden van schelpen en leren kleding met franjes droeg als een Indiaan. Claude wachtte met zijn verhaal tot ze alle tien eten hadden gekregen en een plaats bij het grote vuur. Toen vatte hij zijn verhaal nog eens samen en vertelde het helemaal. Daarna ging hij zitten. Madame schonk hem een beker hete wijn.

Niemand sprak totdat de grijsharige Indiaan het woord nam. ‘En het was ijzer... ijzer waardoor Vrouwe Epone gedood werd?’

‘Niks anders,’ verklaarde Richard. ‘Ze was al helemaal in stuk­ken gescheurd en ik had haar een paar maal goed te grazen genomen met een bronzen zwaard, maar ze kon me nog steeds vastnagelen met haar geest. Totdat ik op het idee kwam die klei­ne dolk van Felice te proberen.’

De rode man wendde zich naar het meisje en bevaclass="underline" ‘Geef hem aan mij.’

En wie voor de duivel denk je wel dat je bent?’ vroeg ze koel. Hij bulderde van het lachen en het geluid ervan weerklonk door de holle stam van de Boom als in een lege kathedraal. ‘Ik ben Peopeo Moxmox Burke, het laatste opperhoofd van de Wallawallastam en destijds rechter van het Hooggerechtshof in de staat Washington. Ik ben tegelijk de leider van deze troep pas-kudnyaks, hun wapenmeester en opperste bevelhebber. Zou ik nu alsjeblieft je dolk mogen zien?’

Hij lachte tegen Felice en stak een grote hand uit. Ze smakte de goudkleurige schede er pletsend in. Burke trok het bladvormige lemmet eruit en hield het hoog in het licht van het vuur. ‘Roestvrij staal met een zelfslijpende snede,’ zei het meisje. ‘Doodgewoon op Acadië, heel geschikt om mee in je tanden te peuteren, brood te snijden, vee te selecteren dat in de kudde een transmitter draagt en om de lampjes uit te blazen van mogelijke aanvallers.’

‘Het ziet er doodgewoon uit, afgezien van het goud op het heft,’ zei Burke.

‘Amerie heeft er een theorie over,’ zei Claude, ‘vertel het hem maar.’

Burke luisterde aandachtig terwijl de non haar hypothese ont­vouwde over het mogelijk dodelijke effect van ijzer op halsringen dragende buitenaardsen. Toen zei hij: ‘Het zou kunnen. Het ijzer zou de levenskracht verstoren alsof het vergif was.’ ‘Ik vraag me af...’ begon Felice, onschuldig starend naar Madame.

De oude vrouw ging naar Burke en nam de dolk van hem over. Terwijl de verzamelde menigte de adem inhield, stak ze zachtjes toe in haar eigen keel, net beneden de gouden halsring. Er kwam een druppel donker bloed te voorschijn. Daarna gaf ze de dolk aan Burke terug.

‘Het lijkt erop,’ zei Felice vriendelijk, ‘dat Madame van solider materiaal is gemaakt dan de Tanu.’ ‘Sans doute,’ was het droge antwoord van de oude vrouw. Burke dacht nog na, over het kleine mes gebogen. ‘Het is niet te geloven dat we nooit ijzer tegen hen hebben uitgeprobeerd. Maar vitredur en brons was zo makkelijk te krijgen. En we heb­ben nooit een reden kunnen bedenken waarom alles van ijzer en staal op kasteel Doortocht in beslag werd genomen . .. Khalid Khan!’

Iemand uit de menigte, een tengere man met vurige ogen, een rafelige baard en een smetteloos witte tulband, kwam overeind. ‘Ik kan ijzer evengoed ruiken als koper, Peo. Je moet alleen voor het erts zorgen. Het religieuze verbod van de Tanu op het gebruik van ijzer onder hun menselijke onderdanen heeft ons uit geestelijke luiheid gewoon doen doorgaan met koper en brons.’ ‘Wie weet waar we ijzer zouden kunnen vinden?’ vroeg Madame aan het gezelschap. Het bleef stil totdat Claude het woord nam.

‘Misschien kan ik helpen. Wij oude fossielenjagers weten meest­al ook wel iets van geologie. Zo’n honderd kilometer ten noord­westen van hier, bij de rivier de Moezel, moet een bruikbare vindplaats liggen. Daar haalde de primitieve mens al ijzer van­daan. Ergens in de buurt van het toekomstige Nancy.’ Khalid Khan zei: ‘We zouden het smeden hierboven moeten doen. Pijlpunten zijn het beste om mee te beginnen. En speer­punten. Misschien een paar kleine zwaarden of messen.’ ‘Er is nog iets dat je zou kunnen proberen,’ zei Amerie, ‘zodra je een sterke ijzeren vijl hebt.’ ‘En wat is dat, Zuster?’ vroeg de getulbande smid. ‘Probeer er de grijze halsringen mee af te krijgen.’ ‘Wel verdomd!’ riep Peopeo Moxmox Burke uit. ‘Ijzer zou de verbinding tussen de ring en de hersens wel eens kunnen kortsluiten,’ ging de non verder. ‘We moeten toch ook een manier zien te vinden om die mensen te bevrijden!’ Een van Burkes strijders, een potige knaap die een meerschui­men pijp rookte, zei: ‘Dat moet zeker. Maar wat doen we met hen die niet bevrijd willen worden? Misschien weet u dat nog niet, Zuster, maar er zijn nogal wat mensen die heel tevreden zijn in hun smerige symbiose met die buitenaardsen. Vooral de soldaten. Ik vraag me wel eens af hoevelen van hen sadistische mislukkingen zijn die genieten van de rol die ze door de Tanu krijgen toebedeeld?’

Madame Guderian zei: ‘Het is waar wat Uwe Guldenzopf ver­telt. Zelfs onder degenen van goede wil, zelfs onder hen die geen ring dragen, zijn er heel wat die de slavernij op prijs stellen. Om der wille van hen kan boete doen voor mijn schuld nooit een eenvoudige zaak zijn.’

‘Begin niet weer opnieuw, Madame,’ zei Burke ferm. ‘Uw plan, zoals het eruitziet, is prima. En met de toevoeging van ijzeren wapens zou het heel wat sneller kunnen gaan. Tegen de tijd dat we het Scheepsgraf hebben gevonden, zullen we voldoende bewapend zijn om een redelijke kans op succes te hebben.’ ‘Ik ga niet weken of maanden zitten wachten tot jullie je plan hebben uitgebroed,’ zei Felice. ‘Als mijn dolk werkelijk één Tanu heeft gedood, dan kan hij er meerderen doden.’ Ze stak haar hand naar Burke uit. ‘Geef hem terug.’ ‘Ze zouden je te pakken krijgen, Felice,’ zei de Indiaan. ‘Ze ver­wachten je. Denk je dat alle Tanu zo zwak zijn als Epone? Zij was een klein visje, redelijk krachtig in haar overredende vermo­gens, maar als bewerkster stelde ze niet veel voor, anders zou ze jou in het kasteel al lang door hebben gehad, ook zonder haar machine. De leiders onder de Tanu kunnen mensen als jij ont­dekken op dezelfde manier als ze de Firvulag ontdekken. Daar­om zul je uit de buurt moeten blijven totdat je zelf een gouden halsring hebt gekregen.’

Felice ontplofte. ‘En wanneer is dat dan wel, verdomme?’ ‘Totdat het ons lukt er een voor je te pakken te krijgen. Of wan­neer de Firvulag je er een wensen te schenken.’ Het meisje antwoordde met een reeks verwensingen. Claude ging naar haar toe, pakte haar bij de schouders en dwong haar te gaan zitten op het zachte houtstof op de vloer. ‘Nu is het genoeg geweest.’ Hij wendde zich tot Madame Guderian en Burke en zei: ‘Jullie hebben het beiden over een plan gehad waarvan jullie schijnen te verwachten dat wij eraan meedoen. Laten we het daarover hebben.’

Madame zuchtte diep. ‘Heel goed. Eerst moeten jullie weten tegen wie we het gaan opnemen. De Tanu lijken onkwetsbaar en onsterfelijk, maar dat zijn ze niet. Ze kunnen gedood worden door hersenstormen die de Firvulag veroorzaken, de zwakkeren tenminste en zelfs een mentaal krachtige Tanu kan overweldigd worden wanneer veel Firvulag tegelijk hun beelden projecteren of wanneer een van hun grote helden, zoals Pallol of Sharn-Mes, verkiest mee te vechten.’