Выбрать главу

‘En wat is dat voor verhaal over stormen van slechte vibraties?’ vroeg Richard haar. ‘Kun jij zoiets doen?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Mijn latente vermogens omvatten een beperkte vorm van vérvoelen, mijn overredingskracht is minder sterk en ik kan enkele illusies te voorschijn roepen. Ik kan gewo­ne mensen dwingen, en grijze-ringdragers wanneer ze niet recht­streeks onder de hoede van een Tanu staan. Ik kan geen buitenaardsen dwingen en evenmin de mensen die goud of zilver dra­gen, behalve door middel van suggesties aan hun onderbewuste en de uitkomst daarvan is nooit zeker. Mijn voelen op afstand stelt me in staat om hen op de zogenaamde spreek- of bevelsband van de mentale spraak af te luisteren. Ik kan alle halsringdragers horen wanneer ze met elkaar communiceren binnen een redelij­ke afstand, maar ik kan de nauwkeuriger afgestemde communi­caties tussen twee personen niet afluisteren. Bij zeldzame gele­genheden heb ik boodschappen gehoord die van veel verder weg leken te komen.’

‘En kun je dan terugspreken?’ vroeg Claude opgewonden. ‘Waarom zou ik dat doen?’ informeerde de oude vrouw. ‘We zijn omringd door vijanden!’ ‘Elizabeth!’ riep Amerie uit.

Claude legde het uit. ‘Iemand uit ons oorspronkelijke gezel­schap. Een volledige meta. Ze werd meegenomen naar de hoofd­stad in het zuiden.’ Hij vertelde wat hij zich over Elizabeths vroegere leven kon herinneren en hoe ze haar vermogens had herwonnen.

Madame fronste haar wenkbrauwen nadenkend. ‘Dus haar heb ik gehoord! Maar ik wist dit niet. Ik dacht dat het een truc van de Tanu was en dus trok ik me direct terug.’ ‘Zou je contact met haar kunnen zoeken?’ vroeg Claude. ‘De Tanu zouden me horen,’ antwoordde de oude vrouw terwijl ze haar hoofd schudde. ‘Ik projecteer maar zelden, alleen om onze mensen te waarschuwen. Zelden om contact te zoeken met onze Firvulag-bondgenoten. En ik bezit de kennis niet om de smalle draaggolf te gebruiken die alleen kan worden beluisterd door degene voor wie de boodschap bestemd is.’ Felice onderbrak haar ruw. ‘Het plan! Laten we daarmee door­gaan.’

Madame perste haar lippen opeen en tilde haar kin op. ‘Goed dan. Laten we het eerst hebben over de kwetsbaarheden van de Tanu. Ze doden elkaar door elkaar tijdens hun rituele veldslagen het hoofd af te slaan. In theorie zou een mens dat bij hen ook kunnen doen als hij dicht genoeg in de buurt kon komen. Maar de Tanu met een wils- of een herstellersfunctie zullen zich men­taal verdedigen, terwijl degenen met scheppende of psychokinetische vermogens in staat zijn tot een lichamelijke aanval. Bij hen blijven de zwakkeren steeds binnen de psychische sfeer van de sterksten of anders hebben ze persoonlijke bewakers met grij­ze of zilveren halsringen. Er zijn nog twee andere manieren waarop een Tanu kan sterven, beide komen uiterst zelden voor. De Firvulag hebben me eens verteld over een zeer jonge Tanu die stierf door verbranding. Hij raakte in paniek toen brandende lampolie over hem heen viel, en terwijl hij vluchtte, stortte hij van een hoge muur. Zijn menselijke bewakers bereikten hem pas nadat hij volledig was verbrand. Hadden ze hem kunnen redden voor het vuur zijn hersens bereikte, dan had hij op de gebruike­lijke manier van de Tanu kunnen genezen.’ ‘Én dat is?’ vroeg Amerie.

Commandant Burke antwoordde: ‘Ze bezitten een psychoactie­ve substantie die zij Huid noemen. Het ziet eruit als een dun plastisch membraan. Tanu-genezers met psychokinetische ver­mogens, die tevens hersteller zijn, zien kans om dit materiaal op een of andere metapsychische manier te verwerken. De patiënt wordt erin verpakt, daarna gaan ze mentaal aan het werk. Ze krijgen resultaten die vergelijkbaar zijn met onze regeneratietanktherapie in het Bestel, maar zonder enig gebruik van machi­nes. Huid werkt ook bij mensen, maar je hebt er niets aan zonder de hulp van een Tanu-genezer.’ ‘Gebruiken de Firvulag het?’ vroeg de non. Burke schudde zijn massieve hoofd. ‘Enkel ouderwetse eerste hulp in de frontlijn. Maar het zijn taaie, kleine duivels.’ Felice lachte. ‘Dat zijn wij ook.’

‘De laatste manier waarop de buitenaardsen kunnen sterven,’ hervatte Madame haar betoog, ‘is door verdrinking. De Firvulag zijn uitstekende zwemmers. De meeste Tanu daarentegen zijn veel gevoeliger voor de gevolgen van een onderdompeling dan wij mensen. Toch komt de dood door verdrinking zelden onder hen voor en de slachtoffers vallen voornamelijk onder de roekeloze sportfanaten uit Goriah en Bretagne die de gewoonte hebben hun Jacht ook op zee te bedrijven. Die worden soms opgegeten of in de diepten gesleurd door woeste zeemonsters waarop ze jagen.’

Felice gromde. ‘We zullen wel niet veel kans hebben om de kop­pen van die bastaards onder water te duwen. Dus hoe ziet jullie plan er echt uit?’

‘Het plan is ingewikkeld en bestaat uit verschillende fasen. We hebben er de medewerking van de Firvulag bij nodig met wie we een wankel bondgenootschap onderhouden. In het kort gezegd, we hopen de stad Finiah aan te vallen en te overrompelen met behulp van het Kleine Volk, de Firvulag, die in staat zouden zijn grote verwoestingen aan te richten wanneer ze eenmaal binnen de stadsmuren zijn. Finiah is een strategisch doelwit van de eer­ste orde en het ligt geïsoleerd van andere bevolkingscentra. Bin­nen haar invloedssfeer en goed beschermd ligt daar de enige bariummijn in Ballingschap. Dat element wordt met heel veel moeite door de rama’s gedolven uit delfstof die maar heel weinig barium bevat. En die stof is van vitaal belang voor de vervaardi­ging van de halsringen. Alle soorten. Wanneer we de aanvoer van barium kunnen afsnijden, zou de hele sociale economie van de Tanu overhoop worden gegooid.’

‘Dat klinkt nogal als een ramp op lange termijn,’ merkte Richard op. ‘Je zou toch denken dat ze een lief voorraadje van dat spul veilig weg hebben geborgen?’

‘Ik heb al gezegd dat het ingewikkeld is,’ zei Madame een beetje geïrriteerd. ‘We zullen ook een manier moeten vinden om de voortdurende stroom van tijdreizigers te stoppen. Zoals jullie begrijpen is het juist onze komst naar het Plioceen die de Tanu in staat stelt dit tijdperk te overheersen. In de tijd voordat ik me ermee ging bemoeien, bestond er een redelijk machtsevenwicht tussen Tanu en Firvulag. Door onze komst werd dat verstoord.’ ‘Ik begrijp het,’ zei Richard, de oude intrigant. ‘De Firvulag zijn bereid om jou en je troepje te helpen in de hoop dat de goede dagen van weleer terugkeren. Maar waarom zouden die kleine spoken zich niet tegen ons keren zodra zij wat dat betreft hun zin hebben gekregen?’

‘Dat is een aspect waar we nog over na moeten denken,’ zei Madame op lage toon. Richard bromde honend.

‘Er is nog meer,’ zei Peopeo Moxmox Burke. ‘En loop het niet ondersteboven voor je het hele plan hebt gehoord. Helemaal in het zuiden, bij de hoofdstad ...’ De kleine kat gromde.

Iedereen keek naar de spleet die de toegang vormde. Daar stond een kleine, breedgeschouderde figuur in een druipende modderi­ge mantel. Zijn hoed met de hoge bol, zwaar geworden van het vele water, hing wankel op één oor. Hij grijnsde naar iedereen door een masker van modder waarin alleen de ogen en de tanden heldere puntjes waren.

‘Pegleg!’ riep Burke uit. ‘In godsnaam, Bubie, wat heb jij uitge­voerd?’

‘Ik moest de modder in. Beerhonden achter me aan.’ Terwijl hij stommelend naar het vuur kwam, fluisterde Mada­me: ‘Geen woord over het ijzer.’

De nieuwaangekomene was nog geen anderhalve meter lang, had een brede borstkas, een lange neus en rozig gekleurde wan­gen die te voorschijn kwamen toen de modder eenmaal was ver­wijderd. Hij miste één been onder de knie, maar liep behendig genoeg rond met een simpele houten prothese. Hij zocht een plek bij het vuur en toen hij dat gedaan had, veegde hij zijn houten been schoon met een vochtige lap waardoor houtsnijwerk te voorschijn kwam van slangen en wezels en andere dieren die zich rondom het been kronkelden en waarvan de ogen met edelstenen waren ingezet.