‘Uwe Majesteit, op dit ogenblik zijn kleine apen die zich in de bossen verborgen houden, onze rechtstreekse voorouders. Ze bezitten geen taal en dus is er geen enkele manier waaïrop zij herinneringen aan hun afstammelingen kunnen doorgeven. Primitieve mensen die wel het vermogen tot spraak bezitten, verschijnen pas over twee of drie miljoen jaar op deze wereld en zelfs die zullen geen werkelijk overdraagbare en betrouwbare orale traditie bezitten. Dat is pas zo’n acht- of negenhonderdduizendjaar voor mijn tijd het geval. U zult het met me eens zijn dat het daardoor hoogst onwaarschijnlijk wordt dat de toekomstige mensheid enige herinnering zou kunnen hebben aan een klein, van vorm veranderend ras van buitenaardse wezens die in ondergrondse ruimten wonen.’
De koning haalde de schouders op. ‘Het was maar een idee . .. Dus jij weet waar het Scheepsgraf is, is het niet?’ Claude zei: ‘Dat denk ik. En u hebt er geen bezwaar tegen wanneer wij het Graf plunderen tot ons gezamenlijk voordeel?’ Yeochee’s kraalgroene ogen flikkerden gevaarlijk. ‘Wees voorzichtig, oude Claude. Je zult niets uit het Schip halen dat niet te zijner tijd kan worden teruggebracht, wanneer het onsportieve voordeel van onze aartsvijanden is overwonnen en gereduceerd tot gelijkwaardigheid.’
Madame zei: ‘Wij willen u helpen om dat doel te bereiken, mijn Heer. Ik heb daarop gezworen als deel van mijn boetedoening! Wij mensen kunnen niet langer de slaven zijn van de Tanu en de status quo tussen uw beide rassen moet worden hersteld. Onze eerste aanval zal gericht zijn op Finiah, daarvoor zullen we een vliegende machine en de Speer uit het Scheepsgraf gebruiken.’ De koning vlocht zijn baard tot gouden vlechtjes. ‘De tijd dringt! Nog maar drie weken tot de equinox, dan nog anderhalve week en dan begint al de Wapenstilstand die aan de Grote Veldslag voorafgaat. Hmmm. Wij zouden minstens een week nodig hebben om een aanval tegen de Tanu voor te bereiden. Is er een kans dat jullie met een vliegtuig en de Speer terug zijn voor de Wapenstilstand begint? We zouden bereid zijn jullie bij een aanval te helpen wanneer er werkelijk een redelijke kans bestond om Velteyn en zijn Vliegende Circus ondersteboven te werpen. Als we succes hebben tegen Finiah, zou het moreel onder de jongens en meiden tot grote hoogten stijgen wanneer de Spelen beginnen.’
De oude vrouw wendde zich naar Claude. ‘Is het mogelijk om binnen een maand naar Ries te gaan en weer terug te zijn?’ ‘Met de grootst mogelijke moeite. En dan nog alleen wanneer we een gids krijgen die de kortste weg weet naar het punt vanwaar op de Donau vervoer met kleine schepen mogelijk is. Dat moet ergens achter het Zwarte Woud zijn in een met sediment gevuld bassin, waarschijnlijk tussen de Zwabische Jura en de Alpen. Ik verwacht dat daar de rivier zacht over het sediment stroomt als in mijn tijd de Afton. We zouden vandaar makkelijk naar Ries kunnen zeilen en terugvliegen.’ ‘Binnen een maand?’ hield de koning aan. ‘Wanneer u kunt helpen met een gids, dan is het haalbaar.’ Fitharn stapte naar voren. ‘De machtige Sharn-Mes stelde voor dat ene Sugoll overgehaald kon worden om de expeditie bij te staan. Hij is een slecht gehumeurde grapjas, zelfs voor een Huiler en zijn trouw is bedenkelijk. Maar hij beweert het gezag te hebben over het hele land rondom Feldberg en zelfs over de Watergrotten bij de Paradijskloof. Sharn-Mes denkt dat als iemand die rivier kent, hij het moet zijn. Ik kan deze mensen naar zijn behuizing brengen wanneer u Madame Guderian volmachten verleent die hem kunnen overhalen ons te helpen.’ ‘Oh, goed dan,’ gromde de koning. Hij kroop in elkaar en begon onder de troon te tasten tot hij er een kleine doos onderuit haalde van zo te zien gesneden zwarte onyx. Na wat rommelen met de gouden sluiting, sprong de doos open en na nog wat gezoek kwam er een Parkerpen uit, daterend uit de 22e eeuw en een nogal gekreukeld vel papier. Knielend op de vloer schreef hij een aantal ideogrammen neer en bezegelde die met zijn koninklijke handtekening. ‘Dat moet voldoende zijn.’
Hij borg het schrijfmateriaal weer in het kistje en gaf de brief aan Madame. ‘Dat is het beste dat ik kan doen. Vrij vertaald staat er: Help deze mensen ofje krijgt op je donder. Je hebt onze koninklijke toestemming om deze Sugoll over te halen of hem in een slijmprop te veranderen als hij lastig wordt.’ Madame boog gracieus en stak de brief weg. Een krombenige kleine man in een rood voorschoot met een riem kwam de audiëntiezaal binnengedrenteld en groette de koning. ‘U hebt gebeld, Schrikbarende?’
‘Wij hebben honger en dorst,’ zei de Monarch van het infernale Oneindige. Hij keerde zich onverwachts van de bediende naar Madame en vuurde een vraag af. ‘Denk je werkelijk dat deze expeditie succes kan hebben?’
‘Dat denk ik,’ bevestigde zij plechtig. ‘Kapitein Richard, hier, heeft sterreschepen gevlogen. Hij zal in staat zijn een van de vliegtuigen te besturen waarover uw legenden verhalen, wanneer die tenminste niet door de elementen zijn verwoest. Martha en Stefanko bezitten de technische kennis om het vliegtuig en de Speer bruikbaar te maken. Commandant Burkeen Felice zullen ons verdedigen tegen gevaren onderweg. Ikzelf zal mijn metafuncties gebruiken om slechtwillende leden van uw ras in de war te brengen en zo nodig Tanu wanneer die mochten besluiten ons te achtervolgen. Professor Claude zal ons naar de krater brengen zodra we de rivier hebben bereikt. En wat succes betreft.. .’ ze veroorloofde zich een magere glimlach, ‘die beschikking blijft in handen van le bon dieu, n’est-ce pas?’
Yeochee keek haar woest aan. ‘Waarom kun je geen Engels spreken als een gewoon mens? Heb ik al niet genoeg last van je? Oh ... ik geef toe dat het plan goed klinkt. Maar dat was ook zo toen je voorstelde een tunnel onder de muren van Finiah te graven en dat verdomde explosieve mestspul te gebruiken waar jouw mensen mee op de proppen kwamen. En op het allerlaatste ogenblik liet Velteyn de Rijn in de tunnel leeglopen! Honderddrieëntachtig Firvulag dapper voor hun leven zwemmend in een soep van vogelstront!’
‘Dit keer zal het anders gaan, Monseigneur.’
Yeochee wenkte de bediende. ‘Breng me wat van het beste bier.
En laat die nieuwe mensenkok, Mariposa, die met die neus, een paar van die grote, platte vlaaien bakken met gesmolten kaas en tomaten en die nieuwe saus.’
De bediende boog diep en haastte zich weg.
‘We hebben dus uw toestemming om direct met de expeditie te vertrekken?’ vroeg Madame.
‘Oh ja, ja, ja.’ Het gegrom van de koning klonk humeurig. Hij trok zijn gouden kamerjas vaster om zich heen. ‘We bevelen het zelfs. En nu kunnen jullie gaan... Fitharn, jij blijft hier. Ik moet nog iets met je bepraten.’
De paleiswachten, die onbeweeglijk hadden gestaan in hun zwartglazen wapenrustingen, stampten nu met hun korte lansen op de vloer en maakten zich gereed om de menselijke bezoekers naar buiten te geleiden. Maar de kleinste vrouw onder hen, die met de grote bos bleek haar en nauwelijks groter dan een vrouw van de Firvulag, had de brutaliteit nog het woord te nemen. ‘Uwe Majesteit! Nog één ding.’
‘Oh, al goed,’ zuchtte de koning. ‘Ik weet wie jij bent. Ik veronderstel dat jij nog steeds denkt dat we jou een gouden halsring moeten geven.’
‘Laat me niet wachten!’ Felice hield zijn blik vast met nog meer nadruk dan Madame. ‘Met een gouden halsring zou ik het succes van de expeditie kunnen verzekeren.’ De koning produceerde iets waarvan hij hoopte dat het op een minzame glimlach leek. ‘Ik weet alles over je buitengewone vermogens. Je zult op de juiste tijd beloond worden met wat je hart begeert. Maar nog niet! Help eerst je vrienden om de Speer en een vliegtuig te bemachtigen. Wanneer je de halsring van Lugonn in de krater mocht vinden, neem hem dan. Zo niet, dan zullen we zien wat wij op onze beurt kunnen doen. Zorg voor de levering van het beloofde en wij zorgen voor geschenken.’ Hij wuifde hen met zijn hand weg en de paleiswachten escorteerden de mensen naar buiten.
‘Zijn ze weg?’ fluisterde Yeochee, van de troon springend en in de duisternis turend.