Het leek wel alsof het halve dorp hier op deze nogal koude avond bijeen was gekomen. Mannen, vrouwen en een paar kinderen plasten rond in door steen omgeven hete of koude poelen, lieten zich weken in uitgeholde boomstammen of zaten gewoon maar bij elkaar om te praten, te spelen of te kaarten. Uwe Guldenzopfs stem klonk luid boven het stemmenrumoer uit. ‘Hoi! Kijk es wie daar thuisgekomen is!’ De Minderen lieten luidkeels een gezamenlijke welkomstgroet horen. Iemand schreeuwde: ‘Bier!’ En een ander uit Khalids gezelschap voegde daar een welgemeend ‘En wat te eten!’ aan toe. De jongen Calistro werd erop uitgestuurd naar de voedselbeheerders van het dorp terwijl de nieuw aangekomenen zich een weg baanden door de kletsende, lachende menigte naar een wat afzonderlijk staande kuip waarin Peopeo Moxmox Burke zat, zijn lange grijze haar in strengen door de dampen van het badhuis en zijn benige gezicht verwrongen in een verrukte grijns. ‘Hoe,’ zei hij.
‘Weet ik niet,’ antwoordde de Pakistaanse smid. ‘Maar we hebben het klaargespeeld.’ Hij liet zijn zak op de vloer vallen, maakte hem open en haalde er een speerpunt uit, nog ruw van de mal. ‘Het geheime wapen, nummer I.’ Zich naar de andere mannen draaiend, greep hij opnieuw in de zak en haalde een handvol kleinere voorwerpen te voorschijn, ongeveer in de vorm van een blad. ‘Nummer II. Maak ze scherp en je hebt pijlpunten. Alles bij elkaar hebben we ongeveer tweehonderdtwintig kilo ijzer, een deel al voorgevormd zoals deze, de rest in staven, klaar voor de smidse. We hebben een oven gebouwd die gestookt werd op houtskool met zes blaasbalgen van ruwe huid, verbonden aan blaaspijpen van decamole. De koolstof kwam van gebrande biezen. We hebben de oven begraven zodat we terug kunnen gaan en meer ijzer maken als ons dat in de zin komt.’ Burkes ogen glinsterden. ‘Ah, gozers van me! Goed gedaan, Khalid! En jullie allemaal, Sigmund, Denny, Langstone, Gert, Smokey, Homi. Goed gedaan! Dit kon wel eens de doorbraak zijn waar we allemaal van hebben gedroomd en voor gebeden! Of de anderen nu wel of niet slagen bij het Scheepsgraf, dit ijzer zal ons voor het eerst tegen de Tanu een eerlijke kans geven.’ Uwe stond aan zijn meerschuimen pijp te lurken en liet zijn blik over de sjofele en met roet bedekte smelters gaan. ‘En wat gebeurde er met de drie anderen die bij jullie waren?’ wilde hij weten.
De vrolijkheid verdween. Khalid zei: ‘Bob en Vrenti bleven op een avond te lang op de plek waar we het erts opgroeven. Toen we erheen gingen om te zien waar ze bleven, waren ze verdwenen. We hebben nooit meer een spoor van hen gevonden. Prince prancesco was aan het jagen voor de dagelijkse kost toen de Huilers hem te pakken kregen.’
‘We kregen hem terug trouwens,’ zei de magere met de scherpgelijnde gelaatstrekken die Smokey heette. ‘Dag later kwam arme Frankie terug in het kamp. Ze hadden hem de ogen uitgestoken, gecastreerd en zijn handen afgesneden. En daarna hebben ze hem nog eens goed met hete pek te grazen genomen. Hij was natuurlijk helemaal waanzinnig geworden. Kleine kans dat die Huilers hem eerst hebben verdoofd voor ze hun verrotte spelletjes met hem speelden.’ ‘Lijdende Christus!’ gromde Uwe.
‘We konden iets terug doen,’ voerde Denny aan. Zijn zwarte gezicht liet even een wrange glimlach zien. ‘Dat deed jij,’ zei Homi, de Singalees met de o-benen. Hij vertelde hoe het gegaan was. ‘Op de weg terug liepen we in het volle daglicht tegen een Huiler op, oh, misschien zo’n veertig kilometer beneden de Moselle. Helemaal opgetut als een bloedgierig monster zodat ie deruit zag als een gevleugelde naga met twee koppen. Denny bezorgde hem een ijzeren pijlpunt in z’n darmen en hij ging onderuit als een verrotte wilg. En dit zal je niet geloven. Wat ervan overbleef was een gebochelde dwerg met een gezicht als een wezel.’
De mannen gromden goedkeurend en een paar van hen sloegen Denny op de schouders. De laatste zei: ‘In ieder geval weten we nu dat ijzer werkt op beide soorten buitenaardsen, waar of niet? Ik bedoel, de Huilers zijn ten slotte niks anders dan misvormde Firvulag. Dus mochten onze fraaie spookachtige medestanders ooit vergeten wie hun vrienden zijn ...’ Er ging een instemmend gemompel op en een paar mensen lachten.
Commandant Burke zei: ‘Dat is iets om te onthouden, hoewel God weet dat we de Firvulag tegen Finiah nodig hebben, wil het plan van Madame slagen. Het Kleine Volk is akkoord gegaan met het oorspronkelijke plan. Wanneer we het element ijzer aan de vergelijking toevoegen, zouden ze wel eens tot andere gedachten kunnen komen.’
‘Wacht maar tot ze zien hoe wij de Tanu met ijzer te pakken nemen,’ zei Smokey vol vertrouwen. ‘Wacht maar tot ze zien hoe we die zwijnen met hun hondehalsbanden op hun plaats hebben gezet! Zal ik je wat vertellen, die Firvulag kussen onze voeten! Of ons achterwerk! Of wat anders!’ Iedereen brulde van het lachen.
Een opgewonden jonge stem uit de menigte dorpelingen schreeuwde luidkeels. ‘Waarom moeten we met die Tanu wachten tot Finiah? Over twee dagen vertrekt er een karavaan van kasteel Doortocht. Laten we onze pijlen gaan slijpen en meteen zo’n Hoogverhevene te pakken nemen!’
Een paar van de anderen lieten hun instemming blijken. Maar Burke kwam als een woest geworden mannetjesalligator uit zijn bad overeind en riep: ‘Bedaar, jullie bescheten lummels! Niemand raakt dit ijzer aan zonder mijn toestemming! Het moet geheim blijven. Wil je alle bereden Tanu tegelijk op je nek? Velteyn zou een krijs laten horen als een op zijn staart getrapt beest als we te vlug onze kaarten laten zien. Hij zou Nodonn kunnen roepen of versterkingen kunnen laten komen uit het zuiden!’
Daar werd over nagedacht. De opgewonden jongeman riep: ‘Wanneer we ijzer tegen Finiah gebruiken, weten ze het ook. Waarom niet nu?’
‘Omdat,’ zei Burke op de lijzig-sarcastische toon die hij vroeger had gebruikt om onervaren melkmuilen van advocaten de mond te snoeren, ‘de aanval op Finiah begint net even voor de Wapenstilstand die aan de Grote Veldslag voorafgaat. Niemand van de overige Tanu zal dan veel aandacht besteden aan Velteyns moeilijkheden. Je weet hoe die buitenaardsen denken. Niets, maar dan ook niets mag de voorbereidingen voor die glorierijke vechtpartij in de weg staan. Twee of drie dagen voor de Wapenstilstand—wanneer we denken aan te vallen—zal geen Tanu op Aarde Finiah komen helpen. Niet hun makkers, zelfs niet om hun bariummijn te redden, zelfs niet om mensen op hun donder te zitten die met ijzer zijn bewapend. Ze zijn er dan allemaal alleen maar op gebrand om naar het zuiden, naar de spelen te trekken.’
De menigte viel in groepjes uiteen om na te kaarten over die verbazend eenzijdig gerichte belangstelling van de buitenaardse sportlui en Burke begon zich aan te kleden. Uwe merkte pesterig op dat de Tanu bijna net zo gek waren als de Ieren wanneer het erom ging een knokpartij op touw te zetten zonder over de gevolgen na te denken. Iedereen begon te lachen en geen enkele zoon of dochter van Erin liet iets horen ter verdediging. De gedachte flitste door Burke heen dat daar een reden voor moest zijn en dat hij moest weten welke dat was, maar op datzelfde ogenblik kreeg Khalid Khan zijn verwondingen in de gaten. ‘Machtige Allah, Peo! Je hebt jezelf lelijk zitten krabben, of niet?’
Burkes linkerbeen was rondom de kuit afzichtelijk ingedeukt langs een purperrood litteken van zeker twintig centimeter. Hij gromde. ‘Een aandenken van zo’n eenhoornig varken! Steffi werd erdoor gedood en ik was bijna even ver weg. Pegleg heeft me naar Amerie teruggesleept. Hooglopende bloedvergiftiging- Maar ze wist het af te stoppen. Het ziet er verschrikkelijk uit, maar ik kan lopen, ik zou zelfs kunnen rennen als ik er de prijs voor over had.’