Op Balingshoek zaten Bilbo en Gandalf bij het open raam van een klein vertrek dat op de westzijde van de tuin uitkeek. De late namiddag was licht en vrolijk. De bloemen glansden rood en goud: leeuwenbekjes, zonnebloemen en Oost-Indische kers, die overal over de muren van plaggen hingen en om de ronde ramen naar binnen gluurden. ‘Wat ziet je tuin er vrolijk uit,’ zei Gandalf.
‘Ja,’ zei Bilbo. ‘Ik houd er erg veel van, evenals van de hele oude Gouw, maar toch geloof ik dat ik aan vakantie toe ben.’
‘Je denkt dus je plan ten uitvoer te leggen?’
‘Jazeker. Ik heb er maanden geleden toe besloten, en ben niet van gedachten veranderd.’
‘Goed dan. Dan valt er verder niets meer over te zeggen. Houd je aan je plan – en je hele plan, denk erom – en ik hoop dat alles, voor jou en voor ons allemaal, goed zal aflopen.’
‘Dat hoop ik ook. In elk geval ben ik van plan me donderdag flink te amuseren en mijn grapje uit te halen.’
‘Ik vraag me af wie erom zal lachen,’ zei Gandalf, hoofdschuddend.
‘Dat zullen we wel zien,’ zei Bilbo.
De volgende dag kwamen er nog meer wagens tegen de Heuvel op rollen, en daarna nog meer. Misschien werd er wel wat gemopperd over benadeling van de plaatselijke middenstand, maar nog diezelfde week begonnen uit Balingshoek de bestellingen los te komen voor alle soorten levensmiddelen, goederen en luxeartikelen die er maar in Hobbitstee, Bijwater of waar dan ook in de buurt te vinden waren. Iedereen werd enthousiast en men begon de dagen op de kalender door te strepen en verlangend naar de postbode uit te kijken, in de hoop op een uitnodiging.
Weldra barstte er een vloed van uitnodigingen los en het postkantoor van Hobbitstee werd geblokkeerd en dat van Bijwater ondergesneeuwd, en er werd een beroep gedaan op vrijwillige hulppostbestellers.
Een onafgebroken stroom van deze lieden beklom de Heuvel met honderden beleefde varianten op Dank u, ik zal zeker komen.
Aan het hek van Balingshoek verscheen een kennisgeving:
GEEN TOEGANG
BEHALVE VOOR FEESTZAKEN
En zelfs zij die daarvoor kwamen, of deden alsof ze voor Feestaangelegenheden kwamen, werden zelden binnengelaten. Bilbo had het druk: met het schrijven van uitnodigingen, het aanstrepen van de antwoorden, het inpakken van geschenken en het treffen van een aantal persoonlijke voorbereidingen. Sinds Gandalfs komst had niemand hem meer te zien gekregen.
Op een morgen toen de hobbits wakker werden, zagen ze dat het grote veld ten zuiden van Bilbo’s voordeur bezaaid lag met touwen en palen voor tenten en paviljoenen. Er werd een speciale ingang gemaakt in de berm die naar de weg leidde en daar werden een brede trap en een groot wit hek gebouwd. De drie hobbitfamilies uit het Balingslaantje, dat aan het veld grensde, legden een uiterst levendige belangstelling aan de dag en werden alom benijd. De oude Gewissies kwam zelfs kijken onder het voorwendsel dat hij in zijn tuin aan het werk was.
De tenten werden opgezet. Er was een bijzonder groot paviljoen, zó groot dat de boom die op het veld stond er helemaal in verdween en trots aan één kant prijkte, vooraan bij de hoofdtafel. Aan alle takken werden lantaarns gehangen. En wat (naar de mening van de hobbits) nog meer beloofde: in de noordelijke hoek van het veld werd een enorme openluchtkeuken ingericht. Er kwam een heel leger koks, uit iedere herberg en elk eethuis uit de wijde omtrek, om de dwergen en andere vreemde lieden die op Balingshoek waren ingekwartierd bij te staan. De opwinding steeg ten top. Toen begon de lucht te betrekken. Dat was op woensdag, de dag vóór het feest.
Men maakte zich ernstig zorgen. Toen brak donderdag de 22e september eindelijk aan. De zon ging op, de wolken verdwenen, vlaggen ontplooiden zich en de pret begon.
Bilbo Balings noemde het een feest, maar in werkelijkheid was het één onafgebroken reeks attracties. Bijna iedereen in de buurt was uitgenodigd. Enkelen waren per ongeluk over het hoofd gezien, maar omdat ze toch kwamen opdagen, hinderde dat niet. Vele lieden uit andere delen van de Gouw waren ook gevraagd en er waren er zelfs een paar van over de grenzen. Bilbo ontving de gasten (ook de ongenode) in eigen persoon bij het nieuwe witte hek. Hij gaf geschenken weg aan jan en alleman – de laatstgenoemden waren degenen die via een achteruitgang het terrein verlieten en weer door het hek binnenkwamen. Hobbits geven andere lieden op hun verjaardag geschenken. In de regel niet erg kostbare, en niet op zo’n grote schaal als bij deze gelegenheid; maar het was geen slecht systeem.
In Hobbitstee en Bijwater was er iedere dag van het jaar wel iemand jarig, zodat iedere hobbit in die buurt een goede kans had om minstens één keer in de week een cadeautje te krijgen. Maar ze kregen er nooit genoeg van.
Bij deze gelegenheid waren de geschenken ongebruikelijk goed. De hobbitkinderen waren zo opgewonden, dat ze een tijdlang bijna vergaten te eten. Er waren stukken speelgoed die ze nog nooit eerder hadden gezien, allemaal even mooi en sommige waren duidelijk magisch. Het meeste ervan was al een jaar geleden besteld en helemaal van de Berg en uit Dal gekomen en door dwergen gemaakt.
Toen elke gast was verwelkomd en zich ten slotte binnen het hek bevond, werd er gezongen, gedanst, muziek gemaakt, spelletjes gedaan en natuurlijk ook gegeten en gedronken. Er waren drie officiële maaltijden: het middagmaal, een theemaaltijd en een diner (of souper). Maar het middagmaal en de theemaaltijd onderscheidden zich voornamelijk door het feit dat op die tijd alle gasten gezamenlijk zaten te eten, terwijl er op andere tijdstippen alleen maar een hoop lieden stonden te eten en te drinken – aan één stuk door, van ’s morgens elf tot half zeven, toen het vuurwerk begon.
Het vuurwerk was van Gandalf: het was niet alleen door hem meegebracht, maar ook ontworpen en vervaardigd; en de speciale nummers, de staande stukken en vuurpijlen werden door hemzelf ontstoken.
Maar er werd ook een groot aantal voetzoekers, knalbonbons, rotjes, schitteraars, toortsen, dwergkaarsen, elfenfonteinen, kabouterblaffers en donderbussen uitgedeeld. Het was allemaal luisterrijk. Gandalfs kunst werd er met de jaren steeds beter op.
Er waren vuurpijlen als een vlucht schitterende vogels die zoetgevooisd zongen. Er waren groene bomen met stammen van donkere rook, die hun bladeren ontvouwden alsof het ineens lente werd, en hun glanzende takken lieten kleurige bloemen op de verbaasde hobbits neerdalen, die verdwenen terwijl ze een zoete geur verspreidden, net voordat ze hun opgeheven gezichten raakten. Er waren fonteinen van vlinders die glinsterend in de bomen vlogen; er waren zuilen van kleurige vuren die oprezen en in adelaars, zeilende schepen of een falanx van vliegende zwanen veranderden. Er was een rode onweersbui en een stortvloed van gele regen; er was een woud van zilveren speren die plotseling met een kreet als van een aanstormend leger de lucht in schoten en weer met een gesis als van honderd vurige slangen in het water vielen. En er was ook een laatste verrassing ter ere van Bilbo, die de hobbits erg aan het schrikken maakte, wat Gandalfs bedoeling was geweest. De lichten gingen uit. Een grote rookmassa steeg op. Deze nam de vorm aan van een berg in de verte, en begon bij de top te gloeien. Hij braakte groene en scharlaken vlammen uit. Er vloog een roodgouden draak uit – niet levensgroot, maar verschrikkelijk levensecht: uit zijn klauwen kwam vuur, zijn ogen priemden omlaag; er klonk een gebrul en hij suisde drie keer over de hoofden van de menigte heen. Ze doken allemaal weg en velen lieten zich plat op hun gezicht vallen. De draak daverde voorbij als een sneltrein, sloeg over de kop en spatte met een oorverdovende knal boven Bijwater uit elkaar.
‘Dat is het teken voor het avondmaal!’ riep Bilbo. De pijn en de schrik verdwenen op slag en ter aarde gestorte hobbits sprongen overeind. Er was een schitterend souper voor alle aanwezigen, dat wil zeggen behalve voor hen die voor het speciale familiediner waren uitgenodigd. Dit werd in het grote paviljoen met de boom gegeven.
De uitnodigingen waren beperkt tot twaalf dozijn (een aantal dat de hobbits ook wel een gros noemden, hoewel dit woord niet gepast werd geacht om voor personen te worden gebruikt) en de gasten waren gekozen uit alle families waaraan Bilbo en Frodo verwant waren, alsmede een aantal speciale vrienden die geen familie waren (zoals Gandalf ). Er waren ook vele jonge hobbits bij, die met toestemming van hun ouders aanwezig waren; want hobbits waren gemakkelijk met hun kinderen waar het laat opblijven betreft, vooral wanneer er een kans was om hun een gratis maaltijd te bezorgen. Er was een hoop eten voor nodig om jonge hobbits groot te brengen. Er waren veel Balingsen en Boffers, en ook veel Toeken en Brandebokken; er waren verscheidene Graften (familie van de grootmoeder van Bilbo Balings) en verschillende Meunen (familie van zijn grootvader Toek); en een verzameling Burgers, Bolders, Brasgordels, Goedharten, Hoornblazers en Trotsvoeten. Sommigen van hen waren slechts heel in de verte aan Bilbo verwant, terwijl enkelen bijna nooit eerder in Hobbitstee waren geweest, omdat ze in verre uithoeken van de Gouw woonden. De Buul-Balingsen waren niet vergeten. Otho en zijn vrouw Lobelia waren present. Ze mochten Bilbo niet en hadden een hekel aan Frodo, maar de uitnodiging, geschreven met gouden inkt, was zo prachtig, dat ze niet hadden kunnen weigeren. Bovendien had hun neef Bilbo zich vele jaren op het gebied van eten gespecialiseerd en zijn tafel had een voortreffelijke reputatie.