Выбрать главу

Ik vertrek NU. VAARWEL!

Hij stapte van zijn stoel af en verdween. Er was een verblindende lichtflits en alle gasten knipperden met de ogen. Toen ze ze weer openden, was Bilbo nergens meer te zien. Honderdvierenveertig onthutste hobbits zaten met stomheid geslagen. De oude Odo Trotsvoet nam zijn voeten van de tafel en stampte. Toen viel er een doodse stilte totdat plotseling, na een paar keer diep adem te hebben gehaald, alle Balingsen, Boffers, Toeken, Brandebokken, Graften, Burgers, Bolders, Brasgordels, Broekhuizen, Goedharten, Hoornblazers en Trotsvoeten tegelijk begonnen te praten.

Men was het er in het algemeen over eens dat de grap smakeloos was, en er was meer eten en drinken voor nodig om de schrik en ergernis van de gasten te verdrijven. ‘Hij is gek. Dat heb ik altijd gezegd,’ was waarschijnlijk het meest gangbare commentaar. Zelfs de Toeken vonden (op enkele uitzonderingen na) Bilbo’s gedrag krankzinnig. Vooralsnog namen de meesten aan dat zijn verdwijning alleen maar een bespottelijke poets was.

Maar de oude Rorie Brandebok was daar niet zo zeker van. Noch zijn hoge leeftijd, noch een enorm diner had zijn brein beneveld, en hij zei tegen zijn schoondochter Esmeralda: ‘Daar zit een luchtje aan, liefje! Ik denk dat die gekke Balings weer de benen heeft genomen.

Malle ouwe dwaas. Maar waarom getreurd? Hij heeft het bikkesement niet meegenomen.’

Hij riep luid tegen Frodo de wijn nog eens rond te laten gaan.

Frodo was de enige aanwezige die niets had gezegd. Hij had enige tijd zwijgend naast Bilbo’s lege stoel gezeten en alle opmerkingen en vragen genegeerd. Hij had natuurlijk van de grap genoten, ook al was hij ervan op de hoogte geweest. Hij had moeite niet in lachen uit te barsten om de verontwaardigde verbazing van de gasten.

Maar tegelijkertijd voelde hij zich ook diep verontrust: hij besefte plotseling hoeveel hij van de oude hobbit hield. De meeste gasten gingen door met eten en drinken en over Bilbo Balings’ huidige eigenaardigheden te roddelen, maar de Buul-Balingsen waren al woedend vertrokken. Frodo wilde niets meer met het feest te maken hebben. Hij gelastte dat er meer wijn moest komen; toen stond hij op, ledigde zijn eigen glas op Bilbo’s gezondheid en glipte het paviljoen uit.

Wat Bilbo Balings betrof, terwijl hij zijn toespraak hield, had hij de gouden Ring in zijn zak betast; zijn toverring die hij zoveel jaren geheim had gehouden. Toen hij van zijn stoel stapte, liet hij hem om zijn vinger glijden, en niet één hobbit in Hobbitstee zag hem ooit weer.

Hij liep opgewekt naar zijn hol terug en bleef een ogenblik glimlachend naar het lawaai in het paviljoen en het feestgedruis op andere delen van het terrein staan luisteren. Toen ging hij naar binnen.

Hij trok zijn feestkleren uit, vouwde zijn geborduurde zijden vest op, pakte het in vloeipapier en legde het weg. Toen trok hij vlug een paar oude slordige kleren aan en gespte een versleten leren riem om zijn middel. Daaraan hing hij een kort zwaard in een gehavende zwartleren schede. Uit een afgesloten lade, die naar mottenballen rook, haalde hij een oude mantel en kap. Die waren achter slot en grendel bewaard, alsof ze bijzonder kostbaar waren, maar ze waren zo vaak versteld en zo verschoten dat hun oorspronkelijke kleur nauwelijks te raden vieclass="underline" misschien was het donkergroen geweest.

Ze waren nogal aan de ruime kant voor hem. Toen ging hij naar zijn studeervertrek en uit een grote geldkist haalde hij een pakje tevoorschijn dat in oude lappen was gewikkeld, en een in leer gebonden manuscript, alsmede een grote uitpuilende envelop. Het boek en het pak stopte hij boven in een zware gereedstaande tas die al bijna vol was. In de envelop liet hij zijn gouden Ring en de dunne ketting glijden, verzegelde hem en adresseerde hem aan Frodo.

Eerst zette hij hem op de schoorsteenmantel, maar plotseling bedacht hij zich en stopte hem in zijn zak. Op hetzelfde ogenblik ging de deur open en Gandalf kwam vlug naar binnen.

‘Hallo!’ zei Bilbo. ‘Ik vroeg me af of je nog zou komen.’

‘Ik ben blij dat ik je zichtbaar aantref,’ zei de tovenaar, terwijl hij in een stoel ging zitten, ‘ik wilde je nog even spreken voor je vertrekt.

Ik neem aan dat je vindt dat alles uitstekend en geheel volgens plan is verlopen?’

‘En of ik dat vind,’ zei Bilbo. ‘Hoewel die flits verrassend was; ik schrok er zelf van, laat staan de anderen. Dat was zeker een toegift van jou?’

‘Inderdaad. Je hebt die Ring wijselijk al die jaren geheimgehouden, en het leek me nodig je gasten iets anders te geven dat je plotselinge verdwijning zou kunnen verklaren.’

‘En mijn grap bederven. Je bent een ouwe bemoeial,’ zei Bilbo lachend, ‘maar ik neem aan dat jij het ’t beste weet, zoals gewoonlijk.’

‘Dat doe ik ook – wanneer ik iets weet. Maar ik voel me niet al te zeker van deze hele zaak. Nu is het afgelopen. Je hebt je grap uitgehaald en de meesten van je familieleden verontrust of beledigd, en de hele Gouw iets gegeven waar men de volgende negen dagen of, waarschijnlijker nog, negenennegentig dagen over kan praten. Ga je nog verder?’

‘Ja. Ik voel dat ik vakantie nodig heb, een heel lange vakantie, zoals ik je al eerder heb gezegd. Waarschijnlijk een permanente vakantie: ik verwacht niet dat ik zal terugkomen. Eigenlijk ben ik dat ook niet van plan, en ik heb al mijn voorbereidingen getroffen.

Ik ben oud, Gandalf. Ik zie er niet naar uit, maar ik begin het in het diepst van mijn hart te voelen. Goed geconserveerd, wel allemachtig,’ proestte hij uit. ‘Gossie, ik voel me helemaal dun, min of meer uitgerekt, als je voelt wat ik bedoeclass="underline" als boter die over te veel boterhammen is uitgesmeerd. Dat kan niet goed zijn. Ik heb verandering nodig of iets dergelijks.’

Gandalf keek hem onderzoekend en nauwlettend aan. ‘Nee, het lijkt toch niet zo goed,’ zei hij bedachtzaam. ‘Nee, ik geloof toch dat jouw plan waarschijnlijk het beste is.’

‘Nu, in ieder geval heb ik mijn besluit genomen. Ik wil weer bergen zien, Gandalf – bergen, en dan een plek vinden waar ik kan rusten.

In vrede en stilte, zonder een hoop familieleden die hun neus in mijn zaken steken, en een rits vermaledijde bezoekers die aan de bel hangen. Misschien kan ik een plek vinden waar ik mijn boek kan afmaken. Ik heb er een aardig slot voor bedacht: en hij leefde nog lang en gelukkig tot aan het eind van zijn dagen.’

Gandalf lachte. ‘Ik hoop het voor hem. Maar niemand zal het boek lezen, hoe het ook eindigt.’

‘O, misschien toch wel, in de toekomst. Frodo heeft er al iets van gelezen, tot aan waar ik nu ben. Je zult toch een oogje op Frodo houden, nietwaar?’

‘Ja, dat doe ik wel – twee ogen zelfs, zo vaak als ik ze kan missen.’

‘Hij zou natuurlijk met me meegaan als ik hem vroeg. Feitelijk heeft hij het me eens aangeboden, vlak voor het feest. Maar eigenlijk wil hij nog niet. Ik wil het wilde land weer zien voordat ik sterf, en de Bergen, maar hij is nog verliefd op de Gouw, en de bossen, velden en kleine rivieren. Hij behoort hier op zijn gemak te zijn. Ik laat natuurlijk alles aan hem na, op een paar kleinigheden na. Ik hoop dat hij gelukkig zal zijn wanneer hij er eenmaal aan gewend is op zichzelf te staan. Het is zoetjesaan tijd dat hij eigen baas wordt.’

‘Alles?’ vroeg Gandalf. ‘De Ring ook? Daar heb je in toegestemd, weet je nog?’

‘Eh, ja, ik denk van wel,’ zei Bilbo hakkelend.

‘Waar is hij dan?’

‘In een envelop, als je het dan per se moet weten,’ zei Bilbo ongeduldig.‘

Daar op de schoorsteenmantel. O nee. Hier is hij, in mijn zak!’ Hij aarzelde. ‘Is dat nou niet vreemd?’ zei hij zacht bij zichzelf.

‘Ja, waarom eigenlijk niet? Waarom zou hij daar niet blijven?’

Gandalf keek Bilbo weer heel streng aan, en er was een schittering in zijn ogen. ‘Als ik jou was, Bilbo,’ zei hij rustig, ‘zou ik hem achterlaten.