Выбрать главу

Hij moest maar toegeven, dacht hij. Wallis zou wel niet liegen over de toekomst van het Arendsnest. Je kon je beter bij een overmacht aansluiten en hopen dat je je invloed ten goede kon aanwenden. Maar toch — stel dat Wallis gehoord had van de psychofarmaca van de Maurai, waar de Maurai zelf zo bang voor waren, en mannen tijdopwaarts had gestuurd …

Wel, Julius Caesar had slachtpartijen aangericht en volkeren onderworpen ter wille van zijn politieke carriere. Daarmee had hij de grondvesten gelegd van de Westelijke beschaving, die op zijn beurt de wereld de kathedraal van Chartres, Sint Franciscus van Assisie, Bach, Rembrandt, de genetica enzovoorts had geschonken. Maar ook de atoomkop, de auto, de Vierde Kruistocht en het fascisme. Toch, als je het tegen elkaar afwoog, in het perspectief van de eeuwigheid .

Moest hij, Jack Havig, het opnemen tegen een hele toekomst ter wille van een geliefd hoopje stof?

Kon hij dat? Morgen zou een beul komen kijken of er iets op de band stond.

Hij kon maar beter niet vergeten dat voor de eeuwigheid Jack Havig net zo min iets betekende als Doukas Manasses of Xenia. Alleen: hij hoefde zijn vijand niet behulpzaam te zijn. Hij kon ze tijd van leven laten verspillen; wat dat ook waard mocht zijn.

Iemand rukte aan hem. Langzaam ontwaakte hij uit een onrustige slaap. Een handpalm werd in het donker op zijn mond gedrukt. ‘Maak geen lawaai, idioot,’ fluisterde Leonce.

13

De lichtstraal van een staaflantaarn tastte rond tot het licht op het metaal rond Havigs enkel weerkaatste. ‘Ah,’ fluisterde ze, ‘zo houden ze de kurk op de fles. Dacht ik al. Hou es vast.’ Ze duwde de lantaarn in zijn handen. Door zijn duizeligheid en het kloppen van zijn hart kon hij zijn handen niet stil houden. Ze zei een lelijk woord, griste de lamp terug, duwde hem tussen haar tanden en hurkte over hem heen. Een ijzerzaag begon te knarsen. ‘Leonce — schat, dat moet je niet doen,’ stamelde hij. Ze uitte een woedend gegrom en hij hield zijn mond maar. De sterren schitterden in het venster.

Toen de kabel doorgezaagd was en hij alleen nog de ring om zijn enkel had, wankelde hij overeind. Zij knipte het licht uit en stopte de lantaarn in een zak op haar blouse — verder droeg zij een spijkerbroek, bergschoenen, een mes en een revolver, zag hij — greep hem bij de bovenarm en siste: ‘Luister, wip even vooruit naar morgenochtend. Laat je je ontbijt geven voor je naar nu terugkomt. Begrepen? Dan denken ze dat je later ontsnapt bent. Krijg je dat voor elkaar? Zo niet, dan ben je er geweest.

‘Ik zal het proberen,’ zei hij zwakjes.

‘Goed zo.’ Ze kuste hem kort maar heftig. ‘Ga nu.’

Havig begaf zich voorzichtig op weg naar de toekomst. Toen het venster grijs werd kwam hij te voorschijn en legde hij de staaldraad zo neer dat je op het eerste gezicht niet kon zien dat hij doorgezaagd’ was, en wachtte af. Een uur had nog nooit zo lang geleken. Een horige bewaker bracht een blad met eten en koffie. ‘Hallo,’ zei Havig nogal idioot.

De man wierp hem een norse blik toe en waarschuwde: ‘Eet vlug. Ze willen zo met je praten.’

De afschuwelijke gedachte trof Havig dat de man zou blijven wachten, maar hij ging weer weg. Toen de deur achter hem dichtsloeg, moest Havig even gaan zitten; zijn knieen knikten. Leonce. Hij slokte zijn koffie naar binnen en hervond zijn krachten. Hij stond op om nachtwaarts te reizen.

De lichtstraal attendeerde hem op het juiste moment. Toen hij in normale tijd terugkeerde, hoorde hij een hees gefluister: ‘Krijg je dat voor elkaar? Zo niet, dan ben je er geweest.’

‘Ik zal het proberen.’

‘Goed zo.’ Even stilte. ‘Ga nu.’

Hij hoorde het geruis van de lucht die het vacuum vulde waar hij gestaan had en wist dat hij vertrokken was. ‘Hier ben ik,’ riep hij zacht.

‘Wat? Ah!’ Ze moest beter in het donker kunnen zien dan hij, want ze kwam direct op hem af. ‘Alles goed?’

‘Ik denk van wel.’

‘Mond dicht,’ beval ze. ‘Ondanks onze list kunnen ze op dit uur een onderzoek instellen. Houd mijn hand vast en glip naar het verleden. Haast je niet, ik weet dat we het zullen redden. Ik wil niet dat ze erachter komen hoe.’

Gelijktijdig tijdreizen was een onderdeel van de opleiding van het Arendsnest. Je voelde een weerstand als je ‘sneller’ of ‘langzamer’ reisde dan de ander en paste je chronokinetische tempo daaraan aan. Een paar nachten eerder was het vertrek niet bewoond en stond de deur open. Ze liepen over duistere trappen naar de binnenplaats en gingen onder de poort door die in deze tijden van onbetwiste heerschappij gewoonlijk openstond. Ze moesten met tussenpozen te voorschijn komen om adem te halen, maar dat kon ’s nachts. Toen ze over de ophaalbrug waren, versnelde Leonce haar pas. Havig verwonderde zich erover dat zij niet gewoon naar een dag ging voor het fort bestond, tot hij zich realiseerde dat het risico te groot was dat er anderen in de nabijheid waren. Er waren veel jagers in de wouden die hier eens gegroeid hadden. Overmand als hij was door vermoeidheid en verdriet, deed hij er maar het beste aan haar voorbeeld te volgen. Zij had hem ten slotte bevrijd, niet?

Dat had ze en het duurde even voor hij het kon bevatten.

Ze zaten in een woud, op een zomerdag voor Columbus geboren was. Reusachtige eiken, iepen en berken stonden door elkaar; de lucht was van hun geur vervuld en hun bladeren wierpen groene schaduwen om het compacte kreupelhout om hen heen. Leonce had een laaggloeiend vuur aangelegd en op een geimproviseerd spit daarboven roosterden ze een korhoen, een van de duizenden die bij hun aankomst hier verschrikt waren opgevlogen.

‘Ik kan er maar niet over uit,’ zei ze. ‘Wat een schitterende wereld was het voordat de mens met zijn machines roet in het eten gooide. Ik ben niet meer weg van de Mooie Jaren. Ik ben er te vaak geweest.’ Havig, die tegen een boom geleund zat, had even een griezelig gevoel van deja vu. Toen begreep hij het: de omgeving leek erg op die van een millennium later toen zij en hij … Hij nam haar wat aandachtiger op. Met haar mahoniekleurige haar en haar jongensachtige kleren zou ze zo uit zijn oorspronkelijke tijd gestapt kunnen zijn. Haar Engels was praktisch accentloos. Natuurlijk, ze droeg nog steeds wapens, en haar katachtige gang en haar trotse optreden waren niet veranderd.

‘Hoe lang is het voor jou geleden?’ informeerde hij.

‘Dat je me in Parijs in de steek liet? Ongeveer drie jaar.’ Ze keek fronsend naar de vogel en draaide het spit.

‘Het spijt me. Dat was een rotstreek. Waarom heb je me bevrijd?’

Ze fronste nog dieper. ‘Als je me eens vertelde wat er gebeurd is.’

‘Weet je dat niet?’ riep hij verbaasd uit. ‘Als je niet wist waarom ik gearresteerd was, hoe wist je dan dat ik het niet verdiende?’

‘Vertel op.’

Hakkelend vertelde hij haar de hoofdzaken van zijn verhaal. Nu en dan sloeg zij haar ogen naar hem op, maar haar gezicht bleef uitdrukkingloos. Toen hij klaar was, zei ze: ‘Nou, mijn voorgevoel heeft me niet bedrogen. Ik heb niet veel bijzonders in de steek gelaten. Ik moest van dat zooitje kotsen toen ik zag hoe het toeging.’ Ze had wel eens wat over Xenia kunnen zeggen, vond hij en daarom zei hij even bruusk: ‘Ik dacht dat je geen bezwaar had tegen een beetje knokken en plunderen.’

‘Niet als het eerlijk toegaat, man tegen man. Maar die … jakhalzen … kiezen juist hulpeloze mensen uit, en meer voor hun plezier dan uit hebzucht.’ Woedend stak zij haar mes in de vogel zodat het vet eruit liep en gele vlammen uit het vuur omhoog laaiden. ‘En wat heeft het allemaal voor zin? Waarom zouden we de machines in de wereld terugbrengen? Om Cal Wallis tot God te laten promoveren?’

‘Toen je merkte dat ik was opgespoord en gevangen gehouden werd, brak toen het verzet los dat langzaam bij je gegroeid was?’

Ze gaf niet rechtstreeks antwoord. ‘Ik ging terug in de tijd tot de kamer leeg was en toen tijdopwaarts tot jij er was. Daarvoor had ik een paar dagen in de toekomst doorgebracht om niet te laten blijken dat ik bij je ontsnapping betrokken was. Ha, iedereen liep rond als een kip zonder kop. Ik verspreidde het gerucht datje in het verleden een andere tijdreiziger bij het complot betrokken had.’ Ze haalde haar brede schouders op. ‘Nou, de opwinding bedaarde snel. Het was kennelijk niet de moeite waard het aan de vroegere Wallis op zijn inspectiereis te vertellen. Hij kwam pas jaren later terug en in de tussentijd was er niets vreselijks gebeurd. Jij was niet belangrijk en ik ook niet als ik niet van mijn verlof terugkom. Ze zullen wel aannemen dat ik een ongeluk heb gehad.’ Ze grinnikte. ‘Ik ben gek op sportwagens.’