Eleanor werkte naast haar baantje in de bibliotheek nog een flink aantal uren in het ziekenhuis. Het weduwschap trof haar hard. Ze herstelde zich moedig, maar was een tijdlang stil en teruggetrokken. Kate en ik trachtten haar mee uit te krijgen, maar meestal nam ze onze uitnodigingen niet aan.
Toen ze eindelijk haar isolement begon op te geven, was het meestal in gezelschap van nieuwe, ons onbekende vrienden. Ik kon niet nalaten op te merken: ‘Weet je, Ellie, ik vind het verdomd fijn dat je weer in de circulatie bent. Maar toch — neem me niet kwalijk — komen je nieuwe vrienden nogal als een verrassing.’
Ze bloosde en keek een andere kant uit. ‘Dat is waar,’ antwoordde ze zacht.
‘Het zijn natuurlijk prima mensen, maar niet direct wat je intellectuelen noemt, of wel?’
‘N-n-nee … Goed dan.’ Ze ging rechtop in haar stoel zitten. ‘Bob, laten we open kaart spelen. Ik wil hier niet weg, al was het alleen maar om wat jij voor Jack betekent. Maar ik wil evenmin begraven zijn, zoals de eerste paar jaar het geval was. Tom beinvloedde me; ik heb niet zo’n academisch gerichte geest als hij. En… jullie en al die mensen met wie we omgingen … jullie zijn allemaal getrouwd.’ Ik gaf mijn oorspronkelijke bedoeling om de kwestie ter sprake te brengen als nutteloos op — nl. haar te vertellen hoe vreemd haar zoon stond tegenover die praktisch-ingestelde, luidlachende mannen die haar begeleidden en hoe diep hij ze begon te verafschuwen.
Hij was twaalf toen atoombommen twee Japanse steden verwoestten en daarmee een eind maakten aan de laatste onschuld van de mensheid. Ofschoon het opmerkelijke tempo waarin hij zich ontwikkelde in 1942 was gezakt tot het gemiddelde, deed het effect daarvan hem een geestelijke voorsprong behouden op zijn leeftijdgenoten. Dat versterkte de extreme eenzaamheid die was ingetreden. Pete Dunbar, of welke schoolkameraad ook, was alleen nog maar een toevallige metgezel. Beleefd doch onvermurwbaar weigerde Jack alle activiteiten die buiten het leerplan vielen. Hij maakte zijn lessen en deed dat goed, maar zijn vrije tijd was van hem en van niemand anders: van hem, om ontzaglijk veel te lezen, voornamelijk geschiedenis; om in z’n eentje kilometerslange wandelingen te maken; om te tekenen of dingen te maken met voorwerpen die ik had helpen verzamelen. Ik bedoel niet te zeggen dat hij een zeer afwijkend gedrag vertoonde. Eenzame jongens zijn niet per se abnormaal en doorgaans plegen ze zeer redelijk aangepaste volwassenen te worden. Jack was bijvoorbeeld weg van het ‘Amos ‘n’ Andy’-programma, hoewel hij de voorkeur gaf aan Fred Allen; en hij hield er een typisch droge humor op na. Ik herinner me verschillende cartoons die hij me toonde; een bijzonder geinspireerd door een exemplaar van The Outsider and Others, dat ik hem geleend had. In een donker, vochtig woud stonden twee figuren. De eerste, wijzend vanuit een gehurkte houding, was onmiskenbaar H. P. Lovecraft. Zijn metgezel was een in tweed gehuld vrouwspersoon, die snauwde: ‘Natuurlijk zien ze er bleek en champignonachtig uit, Howard. Het zijn champignons.’ Hoewel hij niet langer van mij afhankelijk was, zagen we elkaar tamelijk vaak; en het verschil in leeftijd tussen Bill en hem was nu minder belangrijk, zodat ze soms samen gingen wandelen, zwemmen of met de boot varen — zelfs, in 1948, de reis naar Noord-Minnesota herhaalden, vergezeld van Jim en Stuart. Kort nadat hij van deze reis thuiskwam, vroeg mijn tweede zoon me: ‘Pa, wat is een goed boek over, eh, filosofie?’
‘Wat?’ Ik legde mijn krant neer. ‘Filosofie op je dertiende?’
‘Waarom niet?’ zei Kate vanachter haar borduurwerkje. ‘In Athene zou hij er jonger mee begonnen zijn.’
‘Tja, filosofie beslaat een ontzettend omvangrijk gebied, Jim,’ trachtte ik hem af te schepen. ‘Wat interesseert je het meeste?’
‘Oh,’ mompelde hij, ‘vrije wil, tijd en dat soort zaken. Jack Havig en Bill hadden het er vaak over tijdens de reis.’ Ik vernam dat Bill, die college liep, was begonnen zich uit te geven als autoriteit, maar spoedig was vastgelopen in problemen — was de geschiedenis van het universum geschreven voor het begin? Zo ja, hoe kunnen we dan volhouden dat we vrije keuzen doen? Zo niet, hoe kunnen we dan het verloop van de toekomst beinvloeden … of dat van het verleden? Problemen, vragen, die je niet bij een middelbareschool leerling verwacht. Het was duidelijk dat Jack Havig wel op dat niveau aan het denken was.
Toen ik mijn beschermeling vroeg wat hij voor de kerst wilde hebben, antwoordde hij: ‘Iets dat de relativiteitstheorie zodanig uitlegt, dat ik het helemaal kan begrijpen.’ In 1949 hertrouwde Eleanor. Haar keuze was catastrofaal.
Sven Birkelund bedoelde het allemaal goed. Zijn ouders hadden hem uit Noorwegen meegenomen toen hij drie was; nu was hij veertig, een succesvolle boer, in het bezit van grote landerijen en een prachtig huis, ongeveer vijftien kilometer buiten de stad; een oorlogsveteraan, recent weduwnaar met twee zoons om groot te brengen: Sven junior van zestien en Harold van negen. Kolossaal, roodharig en stormachtig, bazuinde hij mannelijkheid uit — gaf Kate toe, ofschoon ze hem niet kon uitstaan — en ongeletterd was hij evenmin; hij was geabonneerd op tijdschriften (Reader’s Digest, National Geographic, Country Gentleman), las zo nu en dan een boek, hield van reizen en was een uitgekookte zakenman.
En … Eleanor, altijd vol levenslust, had uiteindelijk zes jaar geen huwelijksleven gekend.
Iemand die verliefd is, kun je niet waarschuwen. Kate en ik probeerden het dan ook niet. We gingen naar het huwelijk en de receptie en spraken onze beste wensen uit.
Ik hield me het meest bezig met Jack. De jongen leek verwilderd; hij bewoog en sprak als een robot.
In zijn nieuwe huis kreeg hij nauwelijks een kans ons te zien. Later wilde hij niet in details treden over de maanden die volgden. Dat zal ik ook niet doen. Maar ga maar eens na: terwijl Eleanor een afvallige was van de Episcopale Kerk en Jack een geboren atheist, was Birkelund een Bijbelgelovige Lutheraan. Terwijl Eleanor dol was op het klaarmaken van schotels uit de fijne keuken en Jack daardoor een bijna gastronomische smaak had ontwikkeld, wilden Birkelund en zonen vlees en aardappelen. Tom’s typische avondindeling was geweest: eerst een boek lezen en later op de avond met haar praten. Maar als Birkelund niet met de boekhouding bezig was, zat hij aan het radiotoestel gekleefd en later aan de televisie. Tom had haar een liberaal politiek standpunt bijgebracht. Birkelund was een vurig en actief lid van de organisatie van Amerikaanse Veteranen — hij miste geen enkele vergadering — en hij was een uitgesproken supporter van Senator Joseph McCarthy.
En ga zo maar door. Ik wil niet beweren dat ze ’s nachts verwaarloosd werd. Ik ben ervan overtuigd dat Birkelund probeerde haar een plezier te doen, maar geleidelijk zijn pogingen opgaf omdat ze toch mislukten. Het feit dat ze spoedig zwanger werd, moet een band tussen hen gesmeed hebben die een tijdlang standhield. (Ze vertelde me echter, omdat ik al zo lang de familiedokter was, dat zijn nachtelijke attenties in een later stadium onsmakelijk werden, maar dat hij niet wilde ophouden. Ik liet hem bij me komen voor een gesprek, waarin ik hem zonder meer vertelde waar het op stond; hij maakte daarop landerig een compromis.)
Voor Jack was de situatie vanaf het begin een hel. Zijn stiefbroers, duplicaatjes van hun vader, voelden zich beledigd door zijn binnendringen. Junior, wiens liefhebberijen bestonden uit jagen en meisjes, noemde hem een halfzachte omdat hij niet tegen het doden van dieren kon en een flikker omdat hij nooit afspraakjes maakte. Harold vond talrijke manieren om hem te kwellen, zoals alleen een kleine jongen die kan uitbuiten tegenover een grotere die zijn vuisten niet ter verdediging mag gebruiken.
Teruggetrokkener dan ooit verdroeg hij het. Ik vraag me af hoe.
In de herfst van 1950 werd Ingeborg geboren. Birkelund noemde haar naar een tante, omdat zijn moeder helaas Olga heette. Hij gaf zijn teleurstelling te kennen over het feit dat het een meisje was, maar organiseerde niettemin een grote zuippartij, waarop hij herhaaldelijk verklaarde — onder algemene hilariteit — ogenblikkelijk aan een zoon te gaan werken zodra de dokter het toestond. De dokter en zijn vrouw waren uitgenodigd, maar hadden een oudere verplichting ontdekt. Dus zag ik niet zelf, maar hoorde later, hoe Jack van de fuif wegliep en hoe verontwaardigd Birkelund daarover was. Veel later vertelde Jack me: ‘Hij dreef me in een hoek van de schuur toen de laatste gast was verdwenen die nog niet laveloos op de vloer lag te slapen, en zei dat hij m’n darmen uit mijn lijf zou ranselen. Daarop zei ik dat als hij dat ook maar zou proberen, ik hem zou vermoorden. Ik meende het. Dat zag hij en grommend ging hij weg. Vanaf dat moment zeiden we niet meer tegen elkaar dan absoluut noodzakelijk was. Ik deed mijn aandeel in het huishouden, werkte mee aan de oogst en weet ik wat al niet, en als ik mijn eten op had, ging ik naar mijn kamer.’