Выбрать главу

‘En nou krijg ik je… tuig…’ zei meneer Ellemeet zacht.

Hij legde aan…

De Siamees Simon was de voorste van het stel. Hij keek Ellemeet ontzettend scheel aan, maar ging geen voet opzij.

Zeven katten liepen angstig weg; drie bleven er staan. De kat van de Wethouder, de Jakkepoes en Schele Simon.

Vlak voordat het schot afging stoven ze weg… het was op het nippertje geweest. Alleen de Jakkepoes hinkte nog op het gazon maar voordat meneer Ellemeet opnieuw kon mikken, was ze ergens in de schaduw weggedoken.

Hij draaide zich om en wilde naar binnen gaan, maar toen zag hij het meisje staan. Een klein meisje in zijn tuin. Ze wilde weglopen, maar hij zag dat ze lachte. Ze lachte hem uit.

‘Wat moet dat? Wat doe je hier?’ riep meneer Ellemeet.

Ze moest zo vreselijk lachen dat ze geen antwoord kon geven.

Meneer Ellemeet was nu buiten zichzelf van woede. Hij greep het kind bij de arm, schudde haar door elkaar en gaf haar een pets.

‘En nou m’n tuin uit, nest dat je bent.’

Het leek eerst of Bibi huilde. Maar zodra ze buiten het hek was begon ze weer te lachen…

Ze wachtte even buiten het hek, in de laan. Toen kwam Minoes door een gat van de heg de tuin uit. En daarachter de Jakkepoes… en alle katten, een voor een.

De rest van de avond werden de rozen met rust gelaten.

Hoofdstuk 15

‘De Kat door de Eeuwen heen’

‘Vanavond is de lezing,’ zei Minoes. ‘De lezing van meneer Smit. In hotel Monopool.’

‘Ik weet het,’ zei Tibbe. ‘Ik hoef er niet naar toe.’

‘Er worden foto’s vertoond,’ zei Minoes. ‘Van allerlei bijzondere katten. In kleur.’

‘Kan wel wezen,’ zei Tibbe. ‘Maar ik ga er toch niet heen. Ik hoef geen stukjes meer te schrijven. Ik werk niet meer voor de krant. En bovendien heb ik katten genoeg in m’n omgeving. Dank u.’

‘Ik denk dat iedereen er is,’ zei Minoes.

‘Juist,’ zei Tibbe. ‘En daarom wil ik liever niet. Meneer Ellemeet is er natuurlijk ook want hij is voorzitter van de vereniging. En ik wil hem nooit meer zien.’

‘Ik ga wel,’ zei Minoes.

Hij keek verbaasd op. Minoes die zo schuw was en zo bang om ergens heen te gaan waar veel mensen waren.

‘En ik zou het erg prettig vinden als u meeging,’ zei ze.

Nu was er iets in haar stem waardoor hij begreep dat er iets bijzonders aan de hand was. Hij kon niet bedenken wat, maar na even aarzelen zei hij:‘Goed dan.’

Buiten aan het hotel stond het aangeplakt:

Vereniging van Dierenvrienden

Hedenavond:De Kat door de Eeuwen heen

Lezing met lichtbeelden door de Heer W. Smit

Tibbe en Minoes waren de laatsten die binnenkwamen. Het zaaltje was stampvol want meneer Smit was erg geliefd en hij kon boeiend vertellen. En de mensen in Killendoorn hielden nu eenmaal erg van katten.

Op de voorste rij zat meneer Ellemeet die straks een welkomstwoord zou spreken.

Omdat het nog niet begonnen *was zaten de mensen te praten en toen Tibbe en Minoes een plaatsje zochten, werd er om hen heen gefluisterd en gewezen.

Twee oude dametjes vlak achter hen spraken zacht.

‘Dat is die jongen van de krant, weet je wel? Met z’n secretaresse.’

‘Hij is toch weg bij de krant?’

‘O ja?’

‘Ja. Hij heeft toch dat schandalige stukje geschreven over Ellemeet!’ ‘Was hij dat?’

‘Jazeker, z’n naam stond eronder. En daar stond in dat onze eigen meneer Ellemeet de haringman omver heeft gereden.’

‘Ja, en ook dat hij levende katjes in een vuilnisbak had gestopt. Schandalig om zo iets te schrijven. Zonder een enkel bewijs.’

Tibbe kon het allemaal verstaan. Hij voelde zich rampzaliger en rampzaliger en wou maar dat hij niet was meegegaan. Naast hem zat Minoes met iets heel katachtig-geheimzinnigs over zich. En erg kalm… het leek wel of ze zich van niemand iets aantrok.

Een eindje meer naar voren zat Bibi, naast haar moeder.

Nu kwam meneer Ellemeet om een woord van welkom uit te spreken. Hij werd begroet met een geestdriftig applaus.

De mensen klapten, terwijl ze af en toe tersluiks achterom keken naar Tibbe. Het was alsof ze wilden zeggen: Al schrijf jij lelijke roddelpraatjes… we geloven je toch niet. We hebben vertrouwen in onze eigen Ellemeet.

Meneer Ellemeet boog vriendelijk lachend. Hij sprak maar heel kort en maakte plaats voor meneer Smit.

Het was een heel boeiende lezing. Meneer Smit vertelde over de katten bij de oude Egyptenaren. Hij vertelde over de kat in de middeleeuwen en hij vertoonde dia’s.

De lichten in de zaal waren uit en telkens als hij met z’n stok op de vloer tikte, kwam er een nieuwe kat op het doek.

‘We zullen nu een kwartier pauze houden,’ zei meneer Smit nadat hij een uur had gesproken. ‘U kunt in die tijd een verversing gebruiken aan het buffet. Maar voordat we pauzeren, laat ik u nogeen beeld zien van een zeer bijzondere raskat uit de renaissancetijd.’

Hij tikte met z’n stok. Dat was het teken dat de jongen achter het projectieapparaat de laatste kat voor de pauze moest vertonen.

Er kwam inderdaad een kat op het doek. Maar het was helemaal geen raskat. Het was de kat van de bakker die op de Groenmarkt een flinke trap kreeg. En hij kreeg die trap van meneer Ellemeet die erg duidelijk op de foto stond. Het was weliswaar geen mooie foto en het beeld was erg scheef, maar er was geen vergissing mogelijk.

Tibbe ging rechtop zitten. Hij keek Minoes aan. Ze lachte tegen hem.

‘Dat ismijn kat!’ riep de bakker op de tweede rij. Meneer Smit tikte driftig met z’n stok en riep: ‘Dat is niet de juiste foto.’

Er kwam een gemompel in de zaal. En nu kwam er een volgende dia. Hierop kon men zien hoe meneer Ellemeet bezig was de Kerkpoes Eukemeentje te slaan met een hondezweep. Hij had er veel genoegen in, dat kon men duidelijk zien.

‘Dat isonze poes!’ riep de dominee. Maar het volgende beeld kwam alweer. En nu stond meneer Ellemeet bij het terras van z’n eigen tuin met een geweer in de hand. Hij mikte op drie katten.

‘Dat ismijn Simon!’ riep meneer Smit verontwaardigd.

‘Onze poes…’ fluisterde de vrouw van de Wethouder.

De Jakkepoes stond er ook op maar daar maakte niemand zich druk over, behalve Tibbe die ontsteld naar Minoes keek. Ze knikte weer vriendelijk tegen hem. Hij begreep nu ineens het kattenplan. Hij begreep dat Bibi foto’s had gemaakt op straat en in Ellemeets tuin, met haar nieuwe toestel. Zo scheef kon alleen Bibi fotograferen.

Nu werd er druk gemompeld en gefluisterd in de zaal.

Iedereen keek naar meneer Ellemeet, het was tamelijk donker maar je zag dat hij was opgestaan en naar voren liep.

‘Het is niet waar…’ riep hij. ‘Dat ben ik allemaal niet!’

Maar nu kwam de volgende foto. Nog schever dan alle andere maar toch weer duidelijk. Meneer Ellemeet die een meisje bij de arm greep en haar sloeg. Het meisje was Bibi.

‘Dit is bedrog!’ riep meneer Ellemeet. ‘Ik zal het uitleggen, het is enkel truuk!’

Maar er werd nu zo hard gepraat door het publiek dat geen mens hem verstond.

Hij liep naar de achterkant van de zaal waar het apparaat stond.

De jongen die de dia’s vertoonde was Willem, de kantinejongen.

‘Hou onmiddellijk op!’ riep meneer Ellemeet.

‘Dit was de laatste,’ zei Willem.

‘Jij…’ zei Ellemeet woedend, ‘jij… hoe kom je aan die foto’s?’

‘Ik draai gewoon het hele rijtje af,’ zei Willem. ‘Zoals het moet.’

‘Maar hoe komen die laatste er dan bij?’

‘Dat kan ik toch niet weten,’ zei Willem.

Er was nu een hele opschudding in de zaal en meneer Smit probeerde de herrie te sussen.‘Dames en heren, dit alles berust op een beklagenswaardig misverstand,’ zei hij. ‘Ik stel voor dat we rustig een kopje koffie gebruiken, waarna ik mijn lezing zal hervatten.’

‘Je bent ontslagen…’ siste meneer Ellemeet nog gauw tegen Willem.

Hij ging terug de zaal in, waar de lichten nu aan waren en waar de mensen in groepjes stonden te praten en te dringen bij het buffet. Overal waar meneer Ellemeet langskwam werd het ineens stil.