Выбрать главу

Minoes weifelde even.‘Ik denk dat ik toch maar ga,’ zei

ze.

‘Je bent gek,’ zei de Jakkepoes. ‘Kom met me mee. Ik weet een ouwe caravan, daarginds op het terreintje… daar heb je onderdak. Daar kun je op je gemak weer poes worden.’

‘Poes poes poes… Minoes!’

‘Ik ga,’ zei Minoes.

‘Nee, blijf hier! Denk erom… als je een nest jongen krijgt, worden ze verzopen.’

‘Poes poes…juffrouw Minoes!’ riep de stem.

‘Ik kom je nog wel eens opzoeken,’ zei juffrouw Minoes. ‘Hier op het dak. Tot ziens.’

Ze sprong op een lager dak. Ze klom lenig tegen een schuin pannendak op en liet zich aan de andere kant weer zakken. Toen kroop ze op handen en voeten door de goot, pakte haar koffertje en stond even later voor het keukenraam.

‘Daar ben ik,’ zei ze.

‘Komt u binnen,’ zei Tibbe.

Hoofdstuk 4

Kattenpersdienst

‘Ga zitten, Tibbe,’ zei de hoofdredacteur.

Tibbe ging zitten. Het was precies een week geleden dat hij ook op deze stoel zat, knipperend tegen het licht. Toen was het een heel akelig gesprek geweest. Nu was het anders.

‘Ik weet niet wat er met je gebeurd is,’ zei de baas. ‘Maar je bent welerg veranderd, Tibbe. De vorige week had ik je bijna de deur uit getrapt, weet je dat? Ik wou je ontslaan, jazeker. Enfin, dat heb je wel gemerkt. Die?ne kans wou ik je nog geven. En kijk eens aan! In die ene week kom je met allerlei interessante nieuwtjes aandragen. Jij was de eerste die het wist van meneer Smit en zijn jubileum. En jij was de eerste die iets wist van het nieuwe zwembad. Dat was nog geheim. Entoch ben jij erachter gekomen… ik heb me afgevraagd:hoe kwam jij dat te weten?’

‘Tjaa…’ zei Tibbe. ‘Ik heb eens gepraat met deze en gene.’

Die‘deze en gene’ was enkel Minoes geweest. En Minoes had het van de Gemeentepoes die altijd de geheime zittingen van de Raad bijwoonde op het Stadhuis.

‘En dat stukje over dievondst bij de kerk,’ zei de baas. ‘Een pot met oude munten gevonden in de kerktuin! Weer was jij er als de kippen bij. Weer was jij de eerste.’

Tibbe glimlachte bescheiden. Het was een dochter van de Jakkepoes die met dit bericht was aangekomen. Het was de Kerkpoes Eukemeentje geweest. En zij was het zelf, die de pot oude munten had gevonden toen ze krabde in de kerktuin om eenvoudige toilet-redenen. Tibbe was meteen naar de koster gelopen om het te vertellen. En hij had er dadelijk een stukje over geschreven.

‘Ga zo door Tibbe,’ zei de baas. ‘Blijkbaar ben je nu helemaal over je verlegenheid heen.’

Tibbe kreeg een kleur. Het was niet waar… helaas. Hij was nog net zo verlegen als vroeger. Alle nieuwtjes kwamen van de katten en hij hoefde ze enkel maar op te schrijven. Hoewel… nee, vaak moest hij wel even controleren of het allemaalwaar was wat de katten vertelden. Maar dat lukte meestal met een enkel telefoontje:‘… ik heb gehoord, meneer, dat er dit of dat, of zus en zo… Is dat waar?’ Tot nu toe was het altijd waar geweest. De katten hadden niet gelogen.

Er waren ook zo vreselijk veel katten in Killendoorn. Ieder gebouw had er een of meer. Nu, op dit moment, zat er een in de vensterbank van deze kamer.

Het was de Redactiekat. Hij knipoogde tegen Tibbe.

Die kat luistert alles af, dacht Tibbe. Ik hoop niet dat hij lelijke dingen over me vertelt.

‘En ik dacht er dus over…’ zei de hoofdredacteur, ‘om je aan het eind van de maand wat meer salaris te geven.’

‘Dank u wel, fijn meneer,’ zei Tibbe. Tersluiks keek hij even naar de Redactiekat en voelde dat hij alweer bloosde. De kat had iets van koude minachting in z’n blik. Waarschijnlijk vond hij Tibbe veel te onderdanig en te kruiperig.

Even later op straat, waar de zon scheen, had Tibbe alleen nog maar de neiging om te hollen en te huppelen, zo opgelucht voelde hij zich.

En hij riep hard‘ha/Zo’, toen hij een bekende tegenkwam.

Het was Bibi, een klein meisje dat in de buurt woonde en wel eens bij hem op visite kwam.

‘Wil je een ijsje?’ vroeg Tibbe. ‘Kom mee, dan krijg je een heel groot ijsje van me.’

Bibi zat op school bij meneer Smit en ze vertelde hem dat er een tekenwedstrijd was en dat zij van plan was een grote prent te maken.

‘Wat ga je tekenen?’ vroeg Tibbe.

‘Een poes,’ zei Bibi.

‘Hou je van katten?’

‘Ik hou van alle beesten.’ Ze likte aan haar grote roze ijsje.

‘Als je de tekening af hebt kom ‘m dan maar eens laten kijken,’ zei Tibbe en hij ging naar huis.

Het was nu een week dat juffrouw Minoes bij hem op zolder woonde en alles bij elkaar genomen viel het best mee. Eigenlijk kwam het erop neer dat hij twee katten had in plaats van een.

Minoes sliep in de doos. En ze sliep meestal overdag,‘s Nachts ging ze door het keukenraam naar buiten, het dak op. Dan zwierf ze over de daken en door de achtertuintjes, ze sprak met de vele katten in de omtrek en pas tegen de ochtend kwam ze thuis en ging haar doos in.

Het belangrijkste was dat ze voor nieuws zorgde. De eerste dagen was het Fluf geweest die ijverig speurde naar nieuwtjes. Maar Fluf was geen echte nieuwskat. Hij kwam meestal met roddelpraatjes over kattengevechten, over een rat in het havenkwartier of over een haringkop die hij ergens had gevonden. Hij bemoeide zich zelden met mensengeruchten.

Nee, de grote bron van al het nieuws was de Jakkepoes. Zij wist alles.

Dat kwam vooral omdat ze een zwerfkat was en soepvlees wegkaapte bij alle lagen van de bevolking. En omdat ze een uitgebreide familie had.

Overal in de stad woonden kinderen en kleinkinderen van de Jakkepoes.

‘s Nachts ontmoette Minoes haar op het dak van de Verzekeringsbank en elke keer bracht ze een plastic zakje vis voor haar mee.

‘Bedankt,’ zei de Jakkepoes dan. ‘Mijn dochter, de Gemeentepoes, wacht op je bij het Stadhuis. Ze zit op een van de stenen leeuwen aan de voorkant en ze heeft een nieuwtje voor je…’

Of:‘De kat van de slager wou je iets vertellen. Hij zit in de derde tuin links, vanaf de kastanje…’

Nog dezelfde nacht ging Minoes dan langs de brandtrap van de Verzekeringsbank naar beneden, sloop over een binnenplaatsje en kwam door een achterpoortje in een steeg. En vandaaruit naar de afgesproken plek waar een of andere kat zat te wachten.

‘Binnenkort,’ zei de Jakkepoes, ‘zullen we op een andere plek bij elkaar moeten komen. Ik voel dat mijn jonkies over een paar dagen geboren zullen worden en dan moet ik bij die kleine mispunten blijven en kan niet aldoor het dak op. Maar dat hindert niet, de doorgeefdienst blijft bestaan. Alle katten zijn ingelicht. Ze weten allemaal dat je baas op nieuws zit te wachten en ze letten goed op. Ze luisteren en ze loeren overal. De een geeft het door aan de ander.’

‘Waar wil je je jonkies krijgen?’ vroeg Minoes. ‘Heb je een geschikte plek?’

‘Nog niet,’ zei de Jakkepoes. ‘Maar ik vind wel wat.’

‘Kun je niet bij ons komen? Op de zolder?’

‘Geen kwestie van!’ riep de Jakkepoes. ‘Vrijheid blijheid! Zeur niet zo!’

‘Mijn baas is erg aardig,’ zei Minoes.

‘Dat weet ik. Hij is een goed mens, voor zover mensen goed kunnen zijn… maar ik hou nou eenmaal niet van het soort. Zolang ze kind zijn gaat het nog… soms… Ken je Bibi?’

‘Nee.’

‘Ze tekent me,’ zei de Jakkepoes. ‘Ze tekent me uit! En zoals ik nu ben, met m’n dikke buik, vindt ze me mooi! Isdat iets om over na te denken? Maar goed, ik zal je laten weten waar ik zit als het zover is. Ergens in de stad, ergens dicht bij een radio.’

‘Waarom dicht bij een radio?’

‘Kinderen krijgen doe ik het liefst met achtergrondmuziek,’ zei de Jakkepoes. ‘Het gaat makkelijker. En vrolijker. Denk daar zelf eens aan als het je mocht overkomen.’

Als Minoes thuiskwam met een of ander nieuwtje en vertelde hoe ze eraan kwam, riep Tibbe:‘Wat een organisatie! De een geeft het door aan de ander… het is een soort kattenpersdienst.’

‘Ik weet niet of ik dat een leuk woord vind,’ zei Minoes weifelend. ‘Kattenpers… het doet me denken aan vruchtepers. Uitgeknepen kat.’