Vlak voor hem stopt een tram. De deuren gaan open en er stappen een paar mensen uit. Even blijft de tram uitnodigend staan, maar als Zijlstra geen aanstalten maakt om in te stappen, gaan de deuren dicht en rijdt hij luid rinkelend door.
Inderdaad heeft Ingrid van den Bogaert hem een vriendschapsverzoek gedaan op Facebook, ziet Zijlstra op zijn schermpje. Hij bevestigt haar onlinevriendschap en klikt door naar haar Facebook-pagina. Haar berichtjes interesseren hem niet bijzonder, hij is meer benieuwd naar haar persoonlijke informatie.
Snel scrolt hij langs haar gegevens om uit te komen bij haar foto’s. Daar heeft ze er liefst dertig van bij haar pagina gevoegd. Langzaam loopt Zijlstra ze langs: foto’s van Ingrid als klein meisje, met een aandoenlijk beugeltje. Ingrid met een kat op schoot, Ingrid te midden van een paar vriendinnen, Ingrid met haar armen om een jongeman heen. Dat zal René zijn, veronderstelt hij, en hij bekijkt de man geïnteresseerd: een sportief type met een innemende glimlach en een knap gezicht. Hij kan zich voorstellen dat dit het zelfverzekerde type man is dat zich geen zorgen maakt als zijn vrouw met een andere man op stap gaat.
Misschien moet hij zelf ook eens wat meer foto’s plaatsen, bedenkt Zijlstra. Op Facebook heeft hij een paar honderd vrienden, vooral vrouwen. Elke dag houdt hij die met minstens een stuk of vijf berichtjes op de hoogte van zijn bezigheden en zijn stemmingen — soms een mededeling, soms niet meer dan een grapje of een observatie. Nu tikt hij op zijn statusregeclass="underline" ‘In de regen laat ik de tram passeren. Zoals er tegenwoordig wel meer aan me voorbijgaat.’ Precies het soort bericht waar hij beslist een hele reeks reacties op zal krijgen, weet hij nu al. Hij grinnikt en bekijkt wat de anderen in de afgelopen uren hebben bijgedragen aan de internetgemeenschap. Ook Latifa Ringeling heeft vanochtend ingelogd, ziet hij, want ze heeft geschreven: ‘Het humeur van sommige van mijn collega’s is om te schieten, maar ik ben gewoon mijn vrolijke, innemende zelf!’
‘Nou ja, zeg,’ bromt hij hardop.
Even kijkt hij om zich heen, denkend aan wat Boonstra heeft gezegd en aan zijn vergeefse telefoontje met de barvrouw. Dan tikt hij ‘Anja te Gussinklo’ in op de regel ‘vrienden zoeken’. Vrijwel meteen verschijnt de Facebook-pagina van de barvrouw van café Het Pronkjuweel. Ook zij heeft foto’s van zichzelf geplaatst. Vroeger is ze een mooie vrouw geweest, ziet Zijlstra, en hij voelt zich bijna een voyeur dat hij zomaar ongemerkt in haar verleden kan kijken.
Langzaam loopt hij terug naar het politiebureau, met de kraag van zijn jack opgeslagen. Hij voelt zich zoals altijd na een bezoek aan zijn moeder: een beetje chagrijnig door een vaag schuldgevoel en het onbestemde besef dat hij in allerlei opzichten tekortschiet. Tegelijkertijd voelt hij zich betrokken bij zijn moeder en ook bij zijn zus en haar gezinnetje. Hij houdt van die mensen, daar kan hij niets aan doen. Hoe irritant en veeleisend ze vaak ook zijn.
Hoe zei oom Jur dat ook alweer? ‘Familie is belangrijk. Die mensen staan het dichtst bij je en helpen je als dat nodig is. Dat werkt overal in door.’
Maar ja, dan moet je natuurlijk niet zo’n vader hebben als ome Kees. Onwillekeurig schudt Zijlstra zijn hoofd. Die arme Egbert van den Genugten! Zo’n man is toch voor het leven getekend!
Voor de deur van het bureau blijft hij staan. Op de regel ‘vrienden zoeken’ tikt hij ditmaal de naam van Egbert van den Genugten in. De man heeft niet veel Facebook-vrienden, constateert hij. Zijn pagina’s met foto’s en persoonlijke informatie heeft hij geblokkeerd voor niet-vrienden en ook zijn vriendenlijst is niet openbaar. Zijlstra had niet anders verwacht van iemand die ongetwijfeld een enorm trauma heeft overgehouden aan zijn verleden.
Hij wil zijn mobiel alweer in zijn binnenzak steken, als hij een ingeving krijgt. Die mensen staan het dichtst bij je en helpen je als dat nodig is. Dat werkt overal in door, herhaalt hij in gedachten. Stel nou dat… Snel tikt hij de naam van Cecilia van den Genugten in.
De vrouw van Egbert heeft haar persoonlijke gegevens niet geblokkeerd voor vreemden. Zijlstra klikt meteen door naar haar foto’s. Ook hier tientallen foto’s uit de jeugd en de schooltijd van de eigenares van de pagina. Echt een mooie meid, moet hij toegeven. Vooral die ene foto waarop ze met een stralende lach in een kleine bikini op een zonnig strand staat.
Opmerkelijk gebruind voor een roodharige.
Zijn adem stokt. Op bijna alle foto’s heeft de vrouw lang haar. Lang rood haar. Behalve op een serie foto’s van een jaar of twintig geleden, waarop ze een uniform draagt en staat afgebeeld met allerlei soorten verschillend geklede soldaten. Soms zelfs met kamelen, tegen een woestijnachtige achtergrond.
Ineens gehaast klikt hij terug naar de persoonlijke gegevens van Cecilia van den Genugten-de Vries: na haar middelbare school heeft ze vier jaar als beroepsmilitair gediend bij de landmacht. Waarbij ze het gebracht heeft tot de rang van onderofficier. Ze heeft eerst gediend in ’t Harde, later bij de parate 4e divisie in Seedorf.
Zijlstra’s lippen prevelen mee met wat hij leest: ‘Aan het einde van mijn militaire carrière ben ik tijdens de Golfoorlog in 1990–1991 mee geweest met de Nederlandse Vredesmissie. Als onderdeel van de internationale troepenmacht waren we met zesduizend man in Koeweit en Irak voor interventie en het afdwingen van het door de Verenigde Naties opgelegde embargo.’
‘Het is toch niet te geloven!’ stamelt Zijlstra.
Met zijn mobiel nog in de hand gaat hij het bureau binnen en rent de trap op.
24
Graanoogst zit aan de telefoon als Zijlstra komt binnenstormen.
‘Dat zullen we nader moeten bekijken, neem ik aan,’ zegt Graanoogst in de hoorn.
Zijlstra heeft geen tijd om te wachten tot zijn partner klaar is met bellen. Hij gaat naast hem staan, houdt zijn mobiel vlak voor het gezicht van Graanoogst en wijst op het schermpje, waarop een foto is te zien van Cecilia van den Genugten in uniform.
‘Kijk!’ zegt hij ten overvloede.
Graanoogst trekt zijn hoofd een eindje terug om het beter te kunnen zien, maar Zijlstra duwt hem weer naar voren.
‘Kijk dan toch!’ snauwt hij.
Hoewel Graanoogst geen idee heeft wat er zo speciaal is aan de hem voorgehouden foto van een vrouwelijke militair, onderbreekt hij zijn gesprekspartner aan de andere kant van de lijn. ‘Het spijt me bijzonder, maar ik ben bang dat ik later zal moeten terugbellen. Er is hier ineens sprake van een spoedgeval, lijkt het. Excuus. Goedemorgen.’
Hij legt de hoorn neer en kijkt Zijlstra verstoord aan.
‘Wat is er zo dringend dat ik daar een gesprek met de afdelingsleider van de politievakbond voor moet onderbreken?’ ‘Zie je dat dan niet?’ Zijlstra wijst op zijn mobiel. ‘Kijk dan, man!’ ‘Dat is een dame die bij de landmacht zit,’ constateert Graanoogst turend naar het schermpje. ‘Een sergeant, kan dat kloppen?’
‘Ga eens weg!’
Zijlstra duwt zijn collega opzij, zakt door zijn knieën en roept op de computer van Graanoogst zijn Facebook-account op. Vervolgens surft hij naar de pagina van Cecilia van den Genugten en klikt door.
Graanoogst kijkt toe terwijl de vingers van zijn partner over het toetsenbord snellen. Dan verschijnt op zijn beeldscherm dezelfde foto die hij zojuist in sterk verkleinde vorm heeft gezien. Hij buigt wat voorover om die beter te kunnen bekijken. ‘Zie je niet wie dat is?’ vraagt Zijlstra.
Het gezicht van de vrouw op het scherm komt Graanoogst bekend voor, maar hij kan haar niet direct plaatsen.
‘Denk je eens in: twintig jaar ouder en met kort haar,’ dringt Zijlstra aan.
Ineens ziet Graanoogst het. ‘Allemachtig, dat is de vrouw van die zoon! De schoondochter van ome Kees.’
‘Precies.’ Zijlstra knikt tevreden. ‘Dat is Cecilia van Genugten-de Vries, om precies te zijn. En ze heeft vier jaar in het leger gezeten.’