Ze glimlacht bij de herinnering. ‘Ik was eerst bang dat ik me hem misschien door iemand zou moeten laten aanwijzen, maar toen ik hem daar aan dat tafeltje zag zitten, herkende ik hem meteen, ook al had ik hem nooit gezien. Hij had jouw gezicht, jouw manier van kijken.’
Nu richt ze zich tot Zijlstra. ‘U moet me geloven, ik was helemaal niet van plan om hem te doden. Echt niet.’
‘Wat was u dan wel van plan?’ vraagt Zijlstra.
‘Met hem praten. Echt waar. Toen ik hem had gezien, heb ik eerst een rustig plekje gezocht in het café. Daar heb ik eerst wat gedronken terwijl ik alleen maar naar hem zat te kijken. Hij zag er niet onsympathiek uit, ik zou me kunnen voorstellen dat ik hem gewoon als mijn schoonvader kon behandelen.’
‘Wat is er dan gebeurd dat je hem hebt neergestoken?’ vraagt haar man zacht.
Ze haalt diep adem. ‘Toen de vrouw achter de bar riep dat het de laatste ronde was, wist ik: het is nu of nooit. Ik ben naar de wc gegaan en toen ik op de terugweg langs zijn tafeltje kwam, heb ik hem aangesproken.’
‘U bent niet bij hem aan tafel gaan zitten,’ zegt Graanoogst.
‘Nee. Eerst bukte ik me naar hem toe, maar toen hij alleen maar naar mijn borsten keek, ben ik naast hem neergehurkt. Hij had net een nieuw drankje gehad en bood mij ook nog iets aan, maar ik weigerde. Ik heb me voorgesteld en gevraagd hoe hij in godsnaam ooit zijn eigen zoon had kunnen misbruiken.’ Ze slikt en kijkt haar echtgenoot aan. ‘Echt, Egbert, ik heb het hem gewoon gevraagd!’
‘En wat zei hij?’ vraagt haar man schor.
‘Dat hij veel tekortkwam in zijn huwelijk. En dat hij als man nu eenmaal zijn behoeften had. En dat jij er gewoon was op het moment dat… Nou ja, dat soort gezeik,’ zegt ze ineens ruw. ‘En toen heb ik hem gevraagd waarom het ook nog eens nodig geweest was dat hij naaktfoto’s van jou verkocht, terwijl hij toch kon weten hoe hij jou daarmee…’ Ze maakt een wanhopig gebaar.
‘Gewoon voor het geld,’ vult de man het antwoord korzelig voor haar in. ‘Want zo simpel lag het met die man: hij kwam altijd geld tekort. Dat is natuurlijk ook de reden geweest dat hij mij uiteindelijk gebeld heeft om die foto te verkopen.’
Ze knikt. ‘Dat zei hij ook, ja. En toen ik hem vertelde dat hij jou daar zo ontzettend veel pijn mee gedaan had, en dat je toch al zo veel last hebt van wat hij jou in je jeugd heeft aangedaan, weet je wat hij toen zei?’
De man bevriest. ‘Nou?’
‘Toen zei hij dat erover te praten was dat hij die foto zou vernietigen,’ vertelt ze met een brok in haar keel. ‘Dat jij van niets zou hoeven te weten, maar dat hij en ik er samen wel uit zouden komen. Dat ik er alleen maar voor hoefde te zorgen dat hij aan zijn gerief kwam, zo zei hij dat.’
‘Nee…’ brengt de man moeizaam uit.
Ze knikt. Er loopt een traan over haar wang, die ze niet wegveegt. ‘Hij stelde me voor dat ik een paar keer naar Amsterdam zou komen. Met zo’n mooie meid als ik kon hij nog wel wat plezier beleven, zei hij. Drie of vijf keer, daar wilde hij nog wel over onderhandelen. En ik moest die avond al meteen voor de eerste keer met hem mee naar huis.’
De twee rechercheurs en Egbert van den Genugten zwijgen als de vrouw de hand van haar man pakt en haar handen er omheen vouwt. ‘Ik kon gewoon niet geloven dat hij zoiets van me durfde te vragen. Jij hoefde er niets van te weten, zei hij steeds maar. Het was net alsof hij me een normaal, zakelijk voorstel deed, zo praatte hij erover. Ik keek naar hem en ik bedacht wat voor ellende hij jou bezorgd heeft en wat hij nu van mij vroeg. En ineens had ik mijn mes in mijn handen.’
Ze kijkt naar Zijlstra. ‘De dolk uit mijn legertijd kan ik natuurlijk niet meer bij me dragen. Maar het voelt gewoon alsof ik te kwetsbaar ben, alsof ik iets belangrijks mis wanneer ik geen wapen bij me heb. Daarom heb ik, toen ik afzwaaide, een stiletto gekocht. Handig ding, past in m’n tasje en niemand heeft het in de gaten.’
Opnieuw keert ze zich naar haar man. ‘Het was net alsof ik een training deed. Ik hoefde er niet over na te denken. Ik schoof iets opzij, zodat niemand kon zien wat ik deed en ik heb hem twee keer gestoken. Precies zoals je een wachtpost uitschakelt: één keer recht in zijn hart en één keer in zijn nieren. Hij heeft niet eens geweten wat er gebeurde. Hij keek me alleen maar aan, kreunde en zakte in elkaar.’
‘Alle goden,’ verzucht haar man.
‘Ik heb daar nog heel even zo gezeten,’ vertelt ze verder. ‘Want eerst besefte ik nauwelijks wat ik had gedaan. Maar toen bedacht ik dat het allemaal de eigen schuld van die klootzak was en dat hij zijn verdiende loon had gekregen. Daarom ben ik gewoon weggegaan. Niemand had wat in de gaten.’
‘Hebt u het moordwapen nog?’ vraagt Graanoogst.
Ze schudt haar hoofd. ‘Dat heb ik op weg naar m’n auto, die ik een eind bij dat café uit de buurt had gezet, ergens in het water gegooid. Ik weet nog dat ik dacht: zonde van m’n mooie stiletto.’
Zijlstra staat op. ‘Ik ben bang dat we u zullen moeten arresteren vanwege de moord op Cornelis van den Genugten.’
‘Daar ben ik ook bang voor,’ zegt de vrouw toonloos en ze staat ook op.
Haar man blijft moedeloos zitten, brengt zijn hand naar zijn voorhoofd en kreunt: ‘Cecilia, wat moet ik zonder jou?’
29
‘Hoorde ik jou nou zeggen dat je twee ooggetuigen had die bereid waren om onder ede te getuigen dat ze Cecilia van den Genugten in de kroeg met het slachtoffer hadden zien praten?’ vraagt Graanoogst grijnzend.
Het hele rechercheteam zit aan de grote tafel in de koffiekamer. Ze schuiven de mokken met koffie door die De Jonge en Karadag zojuist hebben ingeschonken.
‘Ik geef toe, dat was een kleine bluf,’ antwoordt Zijlstra lachend. ‘Maar het was niet ver van de waarheid. Want die gekke Boonstra had die tatoeage echt gezien. En zijn maat ook.’
‘Dus dan ga jij er maar meteen van uit dat ze daar ook wel over willen getuigen,’ spot Ringeling, terwijl ze haar donkere krullen naar achteren schudt. ‘Typisch mannen: die praten altijd alles naar zichzelf toe.’
‘Nee, dan vrouwen!’ werpt Karadag tegen. ‘Die nemen het heft in eigen handen en steken je gewoon zelf neer, als eenpersoons rechtbank en beul.’
‘Wat zeg je dat weer mooi,’ vindt De Jong.
‘Dank je.’ Karadag gooit een driedubbele portie suiker in zijn koffie. ‘Maar wat ik vragen wou: zijn tattoos in het leger niet verboden? Daar heb ik wel eens wat over gehoord.’
Graanoogst knikt. ‘Klopt, de vrouw zei het zelf. En ik heb het ook in de krant gezien. Dat er bij sollicitaties rekruten werden afgewezen omdat ze een tatoeage hadden.’
‘Maar deze vrouw heeft haar tattoo waarschijnlijk pas laten zetten toen ze bij die vredesmissie zat,’ zegt Van Amerongen. ‘Of misschien zelfs pas daarna. Veel Amerikaanse soldaten laten ook een tattoo zetten als ze een buitenlandse missie hebben.’
‘Vandaar waarschijnlijk ook dat “Army”,’ vermoedt Zijlstra. ‘Ik moet trouwens wel zeggen dat ik ’m even kneep toen bleek dat ik die tatoeage niet goed kon onderscheiden op de Facebook-foto’s van die vrouw. Het was echt niet te zien, ook niet als ik die bikinifoto heel erg uitvergrootte.’
‘Bikinifoto?’ vraagt Ringeling, met één wenkbrauw hoog opgetrokken. ‘Daar weet ik helemaal niks van.’
‘Ik ook niet,’ sluit Karadag zich daar pesterig bij aan. ‘Worden wij daar weer buiten gehouden, Hendrick? Hou jij alle spannende foto’s weer eens voor jezelf?’
‘Kleuters zijn jullie.’ Zijlstra grijnst breed. ‘En sommigen van jullie zijn kleuters met gedachten die helemaal niet bij jullie leeftijdsgroep passen.’
Om de tafel klinkt gegrinnik en iedereen drinkt zijn koffie.