‘Dat vond ik trouwens slim van jou, om op de Facebook-pagina van die vrouw te kijken,’ zegt Van Amerongen tegen Zijlstra. ‘Hoe kwam je op dat idee?’
‘Om eerlijk te zijn keek ik eerst op Facebook om te zien of haar man er misschien op stond,’ bekent Zijlstra. ‘En pas toen bedacht ik hoe belangrijk familie is, en dat familieleden soms heel veel voor elkaar doen.’
‘Opmerkelijk wijs voor zo’n jonge vent als jij,’ zegt De Jong. ‘Had ik niet achter je gezocht.’
‘Dankjewel,’ antwoordt Zijlstra quasibescheiden. ‘Altijd fijn om een compliment te krijgen. Al is het dan van jou.’
Weer wordt er gelachen.
‘Zonde voor die ouwe kerel dat hij niet een halve eeuw later geboren is,’ merkt Ringeling op. ‘Tegenwoordig komen pedo’s als hij aan hun trekken op het internet.’
‘Ik weet niet of hij daardoor van zijn zoon zou zijn afgebleven,’ zegt Graanoogst peinzend. ‘En die man vind ik persoonlijk het grootste slachtoffer in deze zaak.’
Ineens slaat de vrolijke sfeer om en staan de gezichten om de tafel ernstig.
‘Ben ik met je eens,’ stemt Van Amerongen in. ‘Van den Genugten junior heeft in zijn jeugd behoorlijk te lijden gehad, eerst door dat misbruik en daarna doordat zijn vader de foto’s ervan ook nog eens ging verkopen.’
Karadag knikt. ‘En zoiets komt dan zoveel jaar later nog eens keihard terug, terwijl hij gedacht moet hebben dat hij het verleden zo goed als achter zich had gelaten.’
‘De onbeschaamdheid om je zoon op te bellen en hem zo’n laatste foto nog te koop aan te bieden.’ De Jong schudt vol ongeloof zijn hoofd. ‘Dit zijn toch tijden, tegenwoordig, daar kan ik af en toe met m’n pet gewoon niet bij.’
‘O, maar hufterigheid en grenzeloos egoïsme zijn van alle tijden.’ Graanoogst glimlacht wrang. ‘Maar wat ik bedoelde: zijn zoon is in feite dubbel het slachtoffer. Eerst van zijn vader, en nu omdat zijn vrouw die vader vermoord heeft en daar een aantal jaren voor zal moeten boeten. Want eigenlijk boet die man daardoor gewoon mee. Straks zit hij in alle eenzaamheid thuis en probeert de spoken uit zijn verleden van zich af te slaan.’
‘Daar kunnen wij niets aan doen,’ verzucht Zijlstra. ‘Maar ik ben wel blij dat we deze zaak in ieder geval hebben opgelost. Ook al blijkt ome Kees niet zo’n fijne vent te zijn als iedereen dacht.’
‘Hebben jullie een feestje om het weekend te vieren?’ vraagt een stem bij de deur.
Alle hoofden draaien zich in de richting van de deuropening, waar Ingrid van den Bogaert met haar jas over de arm staat. Zijlstra schiet overeind en loopt snel naar haar toe. ‘O, sorry, is het al zo laat?’
‘Je was me gewoon vergeten,’ zegt ze verwijtend.
‘Ja, hoor, zo is hij!’ roept Ringeling plagerig vanaf de tafel. ‘Vrouwen zijn er om te vergeten, vindt Hendrick.’
‘Helemaal niet,’ verzekert Zijlstra. ‘Ik had alleen helemaal niet op de tijd gelet.’
‘Geeft niks,’ zegt ze en ze kijkt langs hem heen naar de tafel, waar gepraat en gelachen wordt. ‘Hadden jullie iets te vieren?’ Grinnikend antwoordt Zijlstra. ‘Ja, dat ik de held van de dag ben. Maar daar zal ik je vanavond bij het eten alles over vertellen.’
Snel voert hij haar bij haar mouw mee, bij de anderen vandaan.