Выбрать главу

‘Ik stoor jou toch ook niet als je weer eens een vrouw staat op te vrijen? Waar slaat dit nou op?’

‘Jij bent getrouwd, ja,’ reageert Zijlstra plagerig. ‘En ik niet. Bovendien vindt Latifa mij veel leuker dan jou.’

‘Ik dacht het niet.’ Graanoogst staat ook op en knoopt zijn jasje dicht. ‘Maar dat begrijp jij toch niet. Ik hou het trouwens ook gezien voor vandaag. Ik had nog naar het huis van het slachtoffer gewild. Doen we dan morgen.’

‘Oké, wel thuis.’

‘Tot morgen,’ groet Oscar vanuit de deuropening.

Zijlstra loopt naar hun recherchekamer en gaat diep onderuitgezakt aan zijn bureau zitten. Hij maakt wat aantekeningen over de zaak-Davidenko, gaapt hartgrondig en heeft net een spelletje patience opgestart op zijn computer, als zijn mobiel gaat.

Een bekend nummer staat op de display. Even aarzelt hij, dan neemt hij toch op.

‘Ha mam. Even snel, want ik zit tot m’n nek in het werk.’

En vrijwel meteen daar achteraan: ‘Nee, het lukt me echt niet om vanavond langs te komen. Het is gewoon te druk.’

Hij klikt het computerspelletje weg en schakelt zijn schermpje uit.

‘Voorlopig kan ik hier niet weg, het is veel te hectisch.’

Weer luistert hij even, om vervolgens met een geïrriteerde trek op zijn gezicht te antwoorden: ‘Nee, daar ga ik oom Jur niet mee lastigvallen. Maar nu moet ik verder. Dag mam.’

En hij verbreekt de verbinding.

15

‘Zal ik voor jou ook nog wat halen, Lucienne?’ vraagt Zijlstra. De jonge vrouw naast hem kijkt hem met haar ontwapenend grote, groene ogen aan.

‘Doe maar een tomatensapje. Met wat tabasco, graag.’

‘Tomatensap?’ vraagt hij verbaasd.

Ze gooit haar roodbruine haren naar achteren.

‘Ja, ik doe even kalm aan. De avond is nog jong.’

Zijlstra grijnst en neemt de lege glazen mee. Hij leunt tegen de bar terwijl de barkeeper zijn bestelling uitvoert. Waarderend kijkt hij naar Lucienne, aan hun tafeltje bij het raam. Wat een moordgriet is ze toch. Waarom gaat hij eigenlijk niet vaker met haar uit?

‘Hoeveel tabasco?’ vraagt de barkeeper terwijl hij zijn handen afveegt aan een handdoek en deze vervolgens zorgvuldig met het lusje aan een haakje hangt.

Zijlstra haalt zijn schouders op.

‘Doe maar een flinke scheut. Daar kan ze best tegen.’

De lijvige barman grinnikt en knikt in de richting van het raam.

‘Je hebt weer een prachtexemplaar bij je, Hendrick. Een blijvertje dit keer?’

‘Wie weet, Ernst. Wie weet.’ Zijlstra werpt een blik over zijn schouder. ‘Ik zou moeiteloos straalverliefd op haar kunnen worden.’

Dan kijkt hij de barman recht aan en leunt wat naar voren. ‘Mag ik jou wat vragen?’

‘Zolang het maar niet m’n portemonnee of m’n vrouw is, vind ik alles best.’

Zijlstra grijnst. ‘Je weet best dat je vrouw er allang met je portemonnee vandoor is.’

Ook op het gezicht van de barman verschijnt een grijns. ‘Die politiemensen van tegenwoordig zijn beter geïnformeerd dan goed voor ze is.’

Op wat zachtere toon zegt Zijlstra: ‘Jij hoort nog wel eens wat. Stel dat ik wat meer zou willen weten over de Russische maffia. Weet jij dan iemand die ik zou kunnen spreken?’

De barman gaat naar de biertap, waar Zijlstra’s biertje onder staat te wachten tot het schuim wat is gezakt. Hij houdt het glas vlak onder de pomp schuin vast en tapt het vol. Dan zet hij het weer neer.

Zonder zijn ogen van het bierglas af te houden, geeft Ernst een bijna gemompeld antwoord.

‘Dat soort vragen kun je beter niet stellen, Hendrick. Dat meen ik. Met die lui valt niet te spotten. Die schieten eerst en informeren dan wat je eigenlijk komt doen.’

Met zijn bierspatel strijkt hij het overtollige schuim van het glas. Dan zet hij de complete bestelling voor Zijlstra neer.

‘Zo, een pils en een tomatensap. Met tabasco.’ Hij spreekt weer op zijn normale toon. ‘Op de rekening, neem ik aan?’

‘Natuurlijk. Bedankt.’ Zijlstra kijkt de man onderzoekend aan. ‘Maar je hebt niet echt antwoord gegeven op m’n vraag.’

‘Dat ga ik ook niet doen,’ zegt Ernst opgewekt terwijl hij met beide handen op het leren voorschoot klopt dat zijn buik omspant. ‘Die tabascodame is vast al wel pittig genoeg voor je.’

Enigszins balend loopt Zijlstra met de twee glazen terug naar zijn tafeltje.

‘Dat duurde lang,’ zegt Lucienne.

‘Ja, Ernst had weer een uiterst gore bak, die hij even aan me kwijt wilde.’

‘O?’ vraagt ze geïnteresseerd. ‘Vertel eens?’

‘Nah, dat is niks voor een dame. Iets over lesbische kikkers, dat wil je niet weten.’

Ze kijkt hem geamuseerd aan.

‘Hou je het wel een beetje netjes, oom agent?’

‘Ik zou niet weten waarom. Als ik met zo’n mooie meid als jij op stap ben, pas ik er wel voor op om niet té netjes te blijven.’ Grijnzend heft hij zijn glas en tikt het tegen dat van haar aan. ‘Dat het tussen ons vooral maar niet netjes mag worden!’

‘Een beetje netjes moet wel,’ vindt ze. ‘Wat zullen onze kinderen straks anders wel niet van ons denken?’

Zijlstra verslikt zich bijna in zijn bier. Ineens weet hij weer waarom het sinds hun vorige afspraakje zo lang geduurd heeft voordat hij Lucienne nog een keer mee uit vroeg.

16

‘Goedemorgen.’

Opgewekt komt Zijlstra de volgende ochtend de koffiekamer binnen. Hij gooit zijn petje naar de kapstok, maar mist. Buiten rinkelt een tram.

Graanoogst komt achter zijn krant vandaan en kijkt over zijn halve brilletje toe hoe Zijlstra zijn petje opraapt en aan een haak van de kapstok hangt.

‘Ook goedemorgen. Wat ben jij vrolijk vandaag. Het is zeker niet zo laat geworden gisteravond?’

‘Klopt,’ antwoordt Zijlstra terwijl hij met brede gebaren bij de koffieautomaat zijn mok vult.

‘Iemand anders ook nog een lekker bakje?’ roept hij over zijn schouder.

De collega’s, die verspreid door de koffieruimte zitten te praten of te lezen, brommen vage weigeringen.

Maar Graanoogst zet zijn leesbril af en houdt zijn mok omhoog. ‘Melk en twee suiker, graag.’

Hoofdschuddend pakt Zijlstra de mok aan. ‘Dat weet ik zo langzamerhand heus wel, Oscar.’

‘Zulke belangrijke dingen laat ik liever niet aan het toeval over,’ is het snelle antwoord van Graanoogst, die vervolgens vergenoegd toekijkt hoe zijn jongere collega hem bedient.

Zijlstra zet de twee mokken op tafel en komt naast hem zitten. Vertrouwelijk buigt hij zich naar zijn partner toe. ‘Ik heb gisteravond nog wat research gedaan.’

‘O?’

‘Jazeker. Naar de Russische maffia.’

Dat levert hem een afkeurende blik van Graanoogst op. ‘In je eentje? Ben jij niet helemaal goed, of zo? Dat is bloedlink, man.’

‘Ach.’ Zijlstra kijkt naar zijn vingernagels. ‘Ik weet hoe je zo’n onderzoekje kleinschalig en veilig kunt houden.’

‘Dat zal best,’ sneert Graanoogst. ‘Maar wat ben je te weten gekomen?’

Voordat hij begint te praten, blikt Zijlstra steels om zich heen of er niemand meeluistert. ‘Ik heb eens bij een paar van mijn contacten geïnformeerd, en nu blijkt…’ Hij brengt zijn hoofd nog dichter bij dat van zijn collega. ‘…dat die lui hartstikke gevaarlijk zijn. Een en al geweld en moord. Niemand wil praten.’

Graanoogst zet zijn mok neer en gaat wat achteruit zitten, weg van het triomfantelijke hoofd naast hem. ‘En dat is wat jij in je kleinschalige en veilige onderzoekje boven water hebt gekregen? Nou, gefeliciteerd, meneer de speurder. Binnenkort heb je mijn hulp niet meer nodig en kun je het helemaal alleen af.’ Een brede grijns trekt over het gezicht van Zijlstra. ‘Ja, mooi, hè? Eerst dit bureau en dan de wereld!’ Hij lacht nu hardop. ‘Ik vind dat we met deze hoogst belangrijke informatie naar Leo moeten gaan. En misschien ook wel meteen naar Ter Schegget. En natuurlijk dient Koopmans hier meteen van op de hoogte te worden gesteld. Je weet dat hij prijs stelt op uitwisseling van informatie!’